Samenvatting: Complex Systems Theorie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Complex Systems Theorie
-
1 Hoorcollege 1; Introduction
Dit is een preview. Er zijn 18 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is een complex systeem?
- Bestaat uit verschillende delen, verschillende elementen, verschillende componenten.
- Deze componenten zijn abstract: atomen, neuronen, kinderen, etc.
- Deze componenten staan met elkaar in ‘zelf-organiserende’ interactie. Emergent behaviour: gedrag van het systeem dat ontstaat door de interactie van de individuele componenten.
- Het geheel is meer dan de individuele componenten. Je kunt het niet terugbrengen naar de individuele componenten door de onderlinge interacties. -
Wat is niet het geval bij een complex systeem?
Vaak starten we met het gehele systeem en dan reduceren we dit tot de losse elementen. Wanneer we de losse elementen individueel onderzoeken, denken we te kunnen weten hoe het geheel werkt. -
Noem meer vormen van vergelijkbare verbanden als Lineair Systems en Complex Systems
- Components vs interactions.
- Linear change vs nonlinear change. In de statistiek kijken we vooral naar de assumptie van lineariteit.
- One scale (één snapshot van gedrag) vs multiple scales (dynamisch, ontwikkelt over tijd).
• Micro/macro
• Spatial/temporal - Static vs Dynamic.
- Single vs Multiple causality.
- Reductionism vs Self-organization and Emergence. -
Wat is de overeenkomst tussen Complicated systems en Complex systems?
In beide gevallen hebben we het over componenten. Het gaat bij beiden over systemen. -
Wat houdt reductionisme in (componenten)
- Reduceert gecompliceerde problemen in simpelere delen.
- System behaviour= sum of component behaviour. -
Wat houdt Self-organization/zelf-organisatie in? (componenten)
- Lokale interacties tussen componenten.
- Global emergent system behaviour.
- Reduceert het gedrag niet tot componenten. -
Waar is lineaire science vaak op gebaseerd?
Op wat de individuele componenten onafhankelijk van elkaar doen. Bij kinderen met bijvoorbeeld gedragsproblemen: vaak wordt er gedacht dat één component in het systeem niet goed werkt of afwezig is. Zo is er bij kinderen met dyslexie in de hersenen te zien dat er bepaalde hersendelen niet actief zijn. Dit wordt dan als oorzaak gezien. -
Maar ook bij individuele hersenen zie je veel verschillen.. Hoe uit zicht dat?
Het kan zijn dat iemand minder actieve hersendelen heeft, zonder dat hij/zij dyslexie heeft. Bevindingen op groepsniveau maskeren belangrijke bevindingen op individueel niveau. -
Wat hebben we geleerd van lineaire statistieken als het gaat om standpunten en groepen?
Vaak categoriseren we participanten in groepen. Dit zijn brede standpunten.
- Vrouwen zijn meer emotioneel dan mannen.
- Mensen met ADHD hebben vaak zwakke executieve functies. -
Welke standpunten zijn vaak lineair?
- Hoe ouder iemand wordt → Hoe minder impulsief het gedrag zal zijn.
- Hoe zwakker de executieve functies → Hoe meer aanwezig de ADHD.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden