Samenvatting: Crux 3

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 53 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van CRUX 3

  • ZHB II

    Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 20/05/2017
    Laat hier meer flashcards zien

  • Leerdoel 11: belangrijkste perifere zenuwen- N. radialis: motorisch en sensorisch?- N. axillaris: motorisch en sensorisch?- N. musculocutaneus: motorisch en sensorisch?- N. medianus: motorisch en sensorisch?- N. ulnaris: motorisch en sensorisch?- N. obturatorius: motorisch en sensorisch?- N. suralis: sensorisch? welke twee zenuwen zijn hier samengekomen en van welke grotere zenuwen komen deze zenuwen?

    - N. radialis: 
    * Motorisch = extensoren arm (bij uitval: gay handje = wrist drop)
    * Sensorisch = dorsale zijde arm
     
    - N. axillaris: 
    * Motorisch = detoideus en teres minor
    * Sensorisch =schouderreggio
     
    - N. musculocutaneus:
    * Motorisch = ventrale spieren bovenarm
    * Sensorisch = Laterale voorzijde onderarm
     
    - N. medianus:
    * Motorisch = flexoren onderarm
    * Sensorisch = Dig 1 tot helft 4 (bij uitval: predikershand = die vingers uitgestoken)
     
    - N. ulnaris:
    * Motorisch = flexoren onderarm (ulnaire zijde)
    * Sensorisch = Dig 5 en helft 4 en pinkzijde hand (bij uitval: klauwhand)
     
    - N. obturatorius: 
    * Motorisch = adductoren
    * Sensorisch = binnenkant dijen
     
    - N. suralis:
    * Sensorisch = dorsale kant onderbeen

    N. cutaneus surae lateralis (van n. fibularis communis) + n. cutaneus surae medialis (van. n. tibialis) = n. suralis. 
  • Leerdoel 9: Perifeer neurologische aandoeningen - Wat test je met Lasegue?- Wat is het cauda equina syndroom? Alarmsymptomen? Behandeling?- Naast een hernia, hoe kun je nog meer radiculopathie krijgen?- Welke zenuw is verdrukt bij meralgia paraesthetica?- Welke zenuw is verdrukt bij het carpaal tunnel syndroom? Bij welke mensen komt dit vaak voor?

    - Lasegue = wortelprikkeling


    - Cauda equina syndroom:
    * Hernia waardoor de nucleus pulposis zo ver uitstulpt dat het gehele wervelkanaal verdrukt wordt. Hierdoor kunnen de onderste zenuwwortels hun functie verliezen. 
    * Pijn in de rug en/of been + MICTIESTOORNISSEN + GEVOELSVERLIES IN HET RIJBROEKGEBIED + ACHILLESPEESREFLEX AFWEZIG
    * Behandeling: OPEREREN BINNEN 24 UUR!

    - Metastasen die drukken op het wervelkanaal

    - N. cutaneus femoralis lateralis

    - Carpaal tunnel syndroom --> n. medianus. Komt vaak voor bij zwangeren, vrouwen in de overgang
  • Leerdoel 18: schouder- Noem de 4 rotator cuff spieren?- Wat is een frozen shoulder?

    - Rotator cuff:
    1. Supra spinatus
    2. Infra spinatus
    3. Subscapularis
    4. Teres minor

    - Frozen shoulder:
    zowel passief als actief bewegingsuitslag verminderd. 
  • Leerdoel 14: Kraakbeen- Beschrijf de opbouw van kraakbeen: (celtypen, water, extra-cellulaire matrix (3):- Door wat voor factoren kan kraakbeen in afbraak gaan?- Noem 3 redenen voor afbraak van kraakbeen?

    - Opbouw:
    1. Chondrocyten (kraakbeen kent maar 1 celtype)
    2. Water (70-80%)
    3. Extra-cellulaire matrix:
    * Collageen type II vezels (voor trekkracht)
    * Proteoglycanen (voor veerkracht) = trekken water aan want negatieve lading
    * Eiwitten (voor structuur)

    - Door te reageren op mechanische en biochemische prikkels uit de omgeving 

    1. Matrixstaarten van proteoglycanen worden korter --> hierdoor wordt er minder water aangetrokken 
    2. Chondrocytveroudering
    3. AGE's (eiwitten gebonden aan twee suikers met cross-links) geven problemen in kraakbeen, door de lage turnover = geen snelle verwijdering. AGE's zorgen dat het nog minder vernieuwt 
  • Leerdoel 25: Huisartsgeneeskunde rugpijn- Lumbosacraal radiculair syndroom: 3 'echte' oorzaken en 4 overige oorzaken:- Welk medicijn geeft meer kans op wervelfracturen?- Noem 7 alarmsignalen voor specifieke lage rugpijn?- Noem een alarmsymptoom voor spondylolysthesis na een spontane fractuur?- Noem 2 alarmsymptomen die je doen denken aan Bechterew?

    Lumbosacraal radiculair syndroom:
    1. HNP
    2. Kanaalstenose
    3. Cauda equina syndroom 


    1. Osteoporotische fractuur
    2. Maligniteit
    3. Ziekte van Bechterew
    4. Spondylolysthesis


    - Prednisolon door ontkalking


    1. Maligniteit in de voorgeschiedenis
    2. Onder de 20, boven de 55
    3. Corticosteroiden gebruik (ontkalking)
    4. Onverklaard afgevallen
    5. Aanhoudend progressieve rugpijn
    6. Infectie
    7. Trauma



    -Lengteverminderig

    Bechterew:
    1. Iridocyclitis (oogaandoening in de VG)
    2. Jonge man onder de 20
  • Leerdoel 22: Knieletsel- Welke kruisband vaker aangedaan?- Welke collaterale band vaker aangedaan?- Unhappy triad: waarbij? welke 3?

    De VOORSTE kruisband is vaker aangedaan dan de achterste!
    De MEDIALE collaterale band is vaker aangedaan dan de laterale !

    Unhappy triad: bij verdraaiing van je knie

    1.Mediale collaterale band
    2.Voorste kruisband

    3.Laterale meniscus
  • GZC II

    Dit is een preview. Er zijn 18 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 21/05/2017
    Laat hier meer flashcards zien

  • Leerdoel 3: nomenclatuur- 4 uitzonderingen van een 'oom' die wel maligne is:

    BENIGNE:
    - epitheel = celtype + groeiwijze + oom
    - mesenchym = celtype + oom

    MALIGNE:
    - epitheel = celtype + groeiwijze + carcinoom
    - mesenchym = celtype + sarcoom 

    1. Lymfoom
    2. Melanoom
    3. Blastoom
    4. Mesothelioom
  • Leerdoel 5:Adaptieve (gecontroleerde groei) zijn (leg uit:) - Metaplasie- Dysplasie- Anaplasie- Hypertrofie- Hyperplasie  Hoe ontstaat kanker?

    - Metaplasie: verandering van celtype ( reversibel)
    - Dysplasie: abnormale rijping (ordeloos)
    - Anaplasie:  afname van diff 
    - Hypertrofie: groei van cellen 
    - Hyperplasie:  toename van aantal cellen

    kanker ontstaat door ongeremd en  infiltratieve  groei
  • Leerdoel 4: benigne VS maligne- Noem 5 kenmerken van benigne tumoren:

    1. Scherp begrensd (met eventueel een kapsel)
    2. Groeit niet invasief
    3. Lage groeisnelheid (lage mitotische activiteit)
    4. Goede differentiatiegraad (lijkt nog veel op het weefsel waar het uit is ontstaan)
    5. Geen necrose (doordat het niet snel groeit)
  • Leerdoel 6: metastasering- Welke 4 wegen zijn er?

    - 4 wegen: 
    1.Direct via doorgroei (baarmoeder à rectum) (geen echte metastasering)
    2.Lymfogeen
    3.Hematogeen, met name veneus
    4.Direct via lichaamsholten/oppervlakten
LET OP!!! Er zijn slechts 53 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Crux 3