CRUX1 (ZHB1)

94 belangrijke vragen over CRUX1 (ZHB1)

Wat zijn onderdelen van de liquor circulatie?

  • laterale ventrikel
  • derde ventrikel: in diencephalon
  • aquaductus cerebri: aquaduct van Sylvius
  • vierde ventrikel: vanaf hier kan het via een foramen in de subarachnoidale ruimte stromen

Wat is de functie van de primaire somatosensibele cortex/

de cortex die pijn, tast, temperatuur, enz. verwerkt. het ligt net achter de sulcus centralis.

Wat is de functie van de olfactoire cortex?

midsagittaal beetje voor onder. hier komt de reukinformatie binnen
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het gebied van Broca en van Wernicke?

  • Broca: onder frontaal, voor taal: vinden van woorden
  • Wernicke: beetje temporaal onder de sulcus lateralis en achter de sulcus centralis. dit is taalbegrip

Denk na over de verschillende laesies die kunnen plaatsvinden van de visuele cortex en bekijk dan de afbeelding

bekijk afbeelding

Hoe is de grijze stof van het ruggenmerg opgebouwd?

grijze stof ligt centraal:
  • dorsale hoorn: sensibele info komt binnen vanaf de radix dorsalis. in de radix dorsalis zit een spinale ganglion. dit is een groepje cellichamen van neuronen.
  • ventrale hoorn: hierin zitten motorneuronen. deze gaan het ruggenmerg uit via de radix ventralis. de hoorn is verder onder te verdelen: ventromediale hoorn (innerveren axiale spieren) en dorsolaterale hoorn (innerveren spieren van de ledematen)

Welke 2 soorten van somatosensibiliteit (sensibiliteit in somieten) zijn er?

  1. gnostische sensibiliteit: tast-, vibratiezin en propriocepsis.
  2. vitale sensibiliteit: pijn-, temperatuur en aanrakingszin.

Hoe verlopen de impulsen van de gnostische sensibiliteit?

via het FDLM-systeem:
  • funiculus dorsalis (achterstrengen): ze gaan ongekruist naar boven en kruizen dan bij de medulla

deze gaat bij de medulla over in de:
  • lemniscus medialis: via deze baan gaan de impulsen na het kruizen verder naar de thalamus.

impulsen schakelen niet over, maar gaan via de achterstrengen ipsilateraal verder en kruizen net iets onder de medulla en gaan dan verder naar de thalamus via de lemniscus medialis.

In welke onderdelen kan het ruggenmerg worden onderverdeeld?

  • dorsale hoorn: ontvangt somatosensibele afferente impulsen en viscerosensibele afferente impulsen
  • ventrale hoorn: hier liggen de somatomotorische neuronen die skeletspieren innerveren
  • laterale hoorn: hier liggen de visceromotorische neuronen welke, na overschakeling in een autonoom ganglion, de viscera innerveren

Welke baansystemen heb je allemaal in het ruggenmerg?

  • achterstrengbanen (fasciculus gracialis) -> gnostische sensibiliteit
  • laterale corticospinale baan: beweging ledematen
  • tractus spinothalamicus: vitale sensibiliteit
  • ventrale corticospinale banen: beweging axiale spieren
  • cerebellaire baan

Myostatische reflexen kunnen je iets vertellen van de hoogte van ruggenmergzenuwuitval. welke reflexen wijzen op welke dermatomen?

  • biceps : C5-C6
  • triceps: vooral C7, beetje C8
  • kniepees: L2-L4, vooral L4
  • Achilles: S1

Wat gebeurt er met de verschillende banen wanneer er een laterale laesie op thoracaal niveau plaatsvindt?

  • laterale corticospinale baan: ipsilateraal is er op/onder de laesie spierzwakte
  • fasciculus gracialis; gnostische sensibiliteit is op/onder de laesie ipsilateraal uitgevallen
  • tractus spinothalamicus: op niveau van de laesie is er ipsilaterale uitval van vitale sensibiliteit. onder het niveau van de laesie is er contralaterale uitval van de vitale sensibiliteit.

Wat is de functie van de vagus?

gevoel pharynx, spieren stembanden en slikken, autonome innervatie GI-tract

Hoe vindt de doorbloeding van de hersenstam plaats/

  • a. basilaris; vertakkingen van deze arterien (aa. pontis) doen de mediale kant van de hersenstam
  • PICA, AICA en a. cerebri superior: vertakkingen hiervan doorbloeden de laterale kant van de hersenstam

Welke baansystemen bevinden zich in de hersenstam?

mediaal:
  • lemniscus medialis: gnostisch
  • tractus corticospinalis: motoriek

lateraal:
  • tractus spinothalamicus: vitaal
  • cerebellaire banen

Wat gebeurt er bij een mediaal hersenstaminfarct?

  • contralaterale motoriek uitval (tractus corticospinalis valt uit)
  • gnostische sensibiliteit contralateraal weg (lemniscus medialis val uit)
  • spreken en hoofdbwegingen ipsilateraal weg (motirische zenuwen vallen uit)
  • motorische kernen vallen ipsilateraal uit. dit kan voor bilaterale motorische en PS uitval in het gezicht zorgen

Wat gebeurt er bij een lateraal hersenstaminfarct?

  • contralaterale uitval van vitale sensibiliteit (de tractus spinothalamicus valt uit)
  • ataxie (uitval coordinatie) ipsilateraal (cerebellaire banen zijn aangedaan)
  • ipsilaterale uitval van sensorische en gemengde hersenzenuwen. dingen zoals de 5 en 7. gevoel en motoriek in gezicht is dus aangedaan
  • uitvan van sensorische hersenzenuwkernen

Welke onderdelen behoren tot het extrapiramidale systeem?

  • corpus striatum: halve cirkel die een beetje om de 3e en laterale ventrikels lopen. hiertoe behoren nucleus caudatus, putamen en globus pallidus
  • nucleus subthalamicus: functie onbekend
  • substantia nigra (mesencephalon). een deel geeft signalen door van de basale ganglia naar andere hersenstructuren en een ander deel bevoorraadt het striatum met dopamine
  • nucleus ruber (mesencephalon): maakt bewegingen vloeiend en helpt bij de aansturing van automatische bewegingen

Het corpus striatum bestaat dus uit 3 onderdelen. welke, waar liggen ze en wat doen ze?

  1. nucleus caudatus: in de wand van het laterale ventrikel. het meest rostrale, ventrale en superireure onderdeel hiervan heeft de nucleus accumbens. speelt een rol bij beweging en executieve functies
  2. putamen: het meest lateraal gelegen deel van de basale ganglia. het reguleert beweging
  3. globus pallidus: ook wel paleostriatum of pallidum. het reguleert vrijwillige bewegingen. het ligt mediaal van het putamen en wordt hiervan gescheiden door de lamina medullaris lateralis. het bestaat uit twee delen die dus worden gescheiden: interne deel (ligt mediaal) en extern deel (ligt lateraal

Welke onderdelen behoren, naast eerder genoemde onderdelen, nog meer tot het extrapiramidale systeem?

  • nucleus interpositus communicerende kern van de intermediaire hemisfeer
  • nucleus fastigii communicerende kern van de vermis
  • nucleus dentatus communicerende kern van de laterale hemisfeer
  • formatio reticulare het omhoog houden van het lichaam tegen de zwaartekracht. vestibulaire kern zorgt voor het in evenwicht houden van het lichaam.
  • striatum is de input kern van het direct en het indirect bewegingssysteem
  • pars reticulata van de substantia nigra wordt o.a. gebruikt voor oogbewegingen
  • nucleus coeruleus de kern vanaf waar het noradrenerge systeem de cortex stimuleert.

Het cerebellum is opgedeeld in drie delen. welke drie en wat is hun functie?

  • cerebrocerebellum: coordinatie van spieren (bewegingen)
  • spinocerebellum: spiertonus en houding
  • vestibulocerebellum: bewaren van evenwicht

Wat is de input en output van cerebrocerebellum?

input: vanuit nuclei pontus
output: naar nucleus ruber en ventrolaterale thalamus

Wat is de input en output van spinocerebellum?

input: vanuit tractus spinocerebri dorsaal en ventraal
output: naar nucleus ruber

Wat is de input en output van vestibulocerebellum?

input: vanuit nucleus vestibularis
output: naar nucleus vestibularis en formatio reticularis

Is er sprake van acuut, progressief, koorts en bewustzijnsverlies bij een degeneratieve oorzaak van ziekte?

  • acuut: nee
  • progressief: ja
  • koorts: nee
  • bewustzijnsverlies: nee

Je hebt een centrale of perifere verlamming. wat is er aan de hand bij ee ncentrale verlamming?

de cortex of baansysteem naar de motorneuronen is stuk. hierbij horen een paar kenmerken:
  • bovenste ledematen zijn in flexie
  • onderste ledematen zijn in extensie
  • dingen oppakken wordt bemoeilijkt, aangezien aansturen moeizaam gaat
  • Babinski reflex: tenen spreiden ipv krommen
  • versterkte reflexen, want er zit geen rem meer op

Wat is er aan de hand bij een perifere verlamming?

de motorneuronen of de axon richting de spier is kapot. de reflexboog is hierbij verbroken, omdat de neuron en/of axon kapot is. hierdoor is er geen reflex meer.

Wat zijn de dingen die je kan vinden bij LO bij een centrale vs. een perifere verlamming?

centraal:
  • atrofie pas laat
  • afwezige fasciculaties
  • te hoge tonus (er is minder remming vanuit centrale systeem)
  • levendige/clonus peesrekkingsreflexen
  • pathologische huidreflex (Babinski)
  • hemiparese mogelijk

perifeer:
  • atrofie kan vroeg
  • fasciculaties kunnen aanwezig zijn
  • tonus laag
  • peesrekkingsreflex zwak (want de reflexboog is onderbroken)
  • huidreflex normaal

Wat zijn stereotype reflexen? welke soorten zijn er?

reflexen die over het ruggenmerg lopen, er zijn verschillende soorten:
  • (myostatische) spierrekkingsreflex: je slaat op een pees, waardoor de spier oprekt. sensoren n de spier geven info aan ruggenmerg. in ruggenmerg krijg je een impuls om de spier weer samen te trekken. dit is monosynaptisch
  • terugtrekreflex (polysynaptisch): een reflex die je ledemaat wegtrekt van een prikkel. hiervoor zijn meerdere neuronen (dus interneuronen) nodig.

Wat voor kenmerken heb je als er een laesie is op de motorische voorhoorn cel (bijv. ALS)?

dan heb je atrofie, fasciculaties en areflexie

Wat voor kenmerken heb je als er een laesie is op de plek van een zenuw?

soms pijn, soms atrofie, sensibele stoornis, soms areflexie. de verdeling van de zwakte: distaal symmetrisch of uitval van 1 zenuw

Wat voor kenmerken heb je als er een laesie is op de plek van de neuromusculaire overgang?

oculair of bulbair (oogspieren of spreekspieren).

Wat is het Brown-Sequard syndroom?

halfzijdig verlies van het ruggenmerg. hierdoor ontstaat:
  • ipsilateraal motoriek uitval: corticospinale baan valt namelijk uit
  • ipsilateraal tast-, vibratiezin en proprioceptie uitval; want de gnostische sensibiliteit (funiculus dorsalis) valt uit.
  • contralateraal pijn- en temperatuurzin uitval: vitale sensibiliteit (spinothalamicus). op het niveau van de laesie is de vitale sensibiliteit helemaal uitgevallen. 

Wat is een central cord lesion?

vanuit het midden krijg je verdrukking. het is mogelijk dat je hierdoor op het niveau van de laesie uitval van de pijn- en temperatuurzin krijgt (vitale sensibiliteit). kan mogelijk ontstaan door syringomyelie

Wat heb je voor symptomen bij een n. oculomotorius uitval?

bij totale laesie aan 1 kant ontstaan er een aantal dingen:
  • totale ptosis: hangend bovenste ooglid
  • als je het oog open doet: mydriasis (pupilverwijding) en het oog staat lichtelijk naar buiten (n.4 doet het nog wel nl). hierdoor ziet de pt dubbel als je het ooglid oplicht

Wat voor ziektebeeld heb je bij uitval van de n. trigeminus?

neuralgie: aanvalsgewijze ernstige pijn in het gelaat, meestal aan 1 kant. dit ontstaat door een drukkende arterie op de uitreedplaats van de nervus uit de pons.

Wat voor ziektebeeld heb je bij uitval van de n.facialis?

twee opties:
  • centraal: het aansturingsgebied is aangedaan. alleen de mondhoek hangt af door de bilaterale aansturing
  • perifeerr: de n. facialis zelf is aangedaan. hierdoor kan het oog niet worden gesloten, 1 mondhoek hangt af. wenkbrauw kan niet worden opgetild. 1 kant van het gezicht is helemaal uitgevallen. ee vorm hiervan is idiopathische perifere facialis parese (Bell's palsy)

Wat voor ziektebeeld heb je bij uitval van de n. accessorius?

je krijgt atrofie in de m. trapezius helft van de laesie

Wat voor ziektebeeld heb je bij uitval van de n. hypoglossus?

je hebt atrofie aan de kant van de laesie en de tong steekt ook uit naar die kant

Wat zie je bij neurologisch onderzoek bij cerebellumuitval?

ataxie: ontbreken van geordende bewegingen. presenteert zich in:
  • hypermetrie: doorschieten van beweging. zowel open als gesloten ogen
  • intentietremor
  • dysdiadochokinese
  • romp ataxie: mensen kunnen niet goed stilzitten. treedt vooral op bij vermid laesies.
  • gang ataxie: het lopen niet meer kunnen coordineren, er ontstaat dan een dronkemansgang. treedt vooral op bij vermis laesies

dysarthrie
nystagmus: bewegen van ogen in rust
hypotonie

Het cerebellum wordt bevoorraad door 3 vaten. welke?

ze takken allemaal van de a. basilaris af:
  • SCA: superior cerebelli anterior. de bovenkant van cerebellum
  • AICA: anterior inferior cerebelli arteria: de voorkant van de onderkant
  • PICA: posterior inferior cerebelli arteria: takt af van de a. vertebralis.

laterale laesie in de pons zijn door de AICA
laterale laesie in de medulla zijn door de PICA.

Wat is er aan de hand bij hypokinetische (rigide) syndromen?

heeft te maken met letsel in extrapiramidale laesies. een paar voorbeelden:
  • ziekte van Parkinson
  • medicamenteuze parkinson
  • vasculaire parkinson
  • multisysteem atrofie (MSA)
  • progressieve supranucleair paralyse (PSP)
  • ziekte van Wilson: veroorzaakt door koperstapeling

Wat is er aan de hand bij hyperkinetische syndromen

heeft ook te maken met letsel in extrapiramidale laesies. je maakt dan juist onwillekeurige bewegingen. dit kan zich in de volgende vormen uiten:
  • chorea van Huntington
  • dystonie
  • tics
  • essentiele tremor
  • myoclonus

Wat is het essentiele verschil tussen de ziekte van Parkinson en de ziekte van Huntington?

bij de ziekte van Parkinson wordt de substantia nigra aangetast -> de activerende weg van de motorprogramma's is aangedaan.
bij huntington is de overgang van de globus pallidus naar het striatum aangedaan. de remmende weg van het bewegingspatroon is dus aangedaan.

Welke drie dingen zijn er nodig voor bewustzijn?

  • ARAS: ascenderend reticulair activerend systeem. van pons tot hypothalamus. dit activeert de cortex
  • cerebrale cortex: hiermee kan je dan denken en heb je wezenlijk bewustzijn
  • vezelverbindingen tussen ARAS en cortex: ze lopen via de thalamus

Wat zijn oorzaken van bewustzijnsdaling?

  • infratentorieel: door een bloeding, infarct, tumor, infectie/abces, ontsteking, krijg je oedeem, verplaatsing/inklemming
  • supratentorieel: door een bloeding, infarct, tumor, infectie/abces, ontsteking. krijg je oedeem, verplaatsing/inklemming
  • diffuus: dit kan of door een metabole stoornis van het lichaam als geheel komen, of door ischemie, dan wel intoxicatie. hierbij is er vaak ook oedeemvorming

Wat zijn de epilepsie classificaties?

idiopathisch vs. symptomatisch:
  • idiopathisch: de epilepsie is wat er mis is met mensen
  • symptomatisch: mensen hebben iets (zoals een CVA) en krijgen insulten

focaal vs gegeneraliseerd:
  • focaal ontstaat op 1 plek
  • gegeneraliseerd ontstaat overal

Welke verschillende soorten epilepsie heb je dus allemaal?

  • symptomatische gegeneraliseerde: epilepsien zijn vaak ernstige onbehandelbare epilepsien. kunnen komen door stofwisselingsziekten
  • idiopathische focale: komen weinig voor, zijn over het algemeen erfelijk
  • symptomatische focale: epilepsie worden vaak veroorzaakt door hersenaandoeningen
  • idiopathische gegeneraliseerde:epilepsien zijn primaire gegeneraliseerd en geven een typisch beeld zoals tonisch-klonische spasmen

Wat is het verschil in de symptomen van een gegeneraliseerde vs. een focale epilepsie?

hiervoor is alleen de anamnese nodig.
gegeneraliseerd:
  • acuut bewustzijnsverlies, mensen zijn niet responsief meer, er zijn geen focale kenmerken en er is amnesie achteraf. ofwel:
  • tonisch-clonisch: verstijven en schokken
  • absence: afwezig zijn

focaal/partieel:
  • bewustzijn is behouden. 2 klassen:
  • elementair; simpele aanvallen. mensen zijn responsief
  • complex partieel: mensen zijn verminderd responsief, gedragen zich vreemd en met amnesie achteraf

Wat zijn dingen die op epilepsie lijken, maar het niet zijn?

  • syncope: tekort aan doorbloeding van de hersenen bijv door vaatverwijding in het onderlichaam
  • hartritmestoornis
  • hypoglycaemie
  • psychogene aanvallen: hierbij is er geen verandering van bloeddruk/hartactie, pupillen veranderen niet ,geen incontinentie voor urine.

deze aandoeningen ontstaan allemaal niet vanuit de hersenen zelf.

Waarom kunnen Na kanalen snel sluiten en K kanalen niet?

omdat ze een inactivatiepoortje hebben. K kanalen hebben hebben dit niet, en kunnen dus niet snel dicht.

Hoe kan de voortgeleidingssnelheid van een actiepotentiaal versneld worden?

  • axonen breder maken: hierdoor minder weerstand
  • isolatiemateriaal aanbrengen: in mensen zijn de myeline scheden van de gliacellen. alleen bij de knopen van Ranvier is er dan een actiepotentiaal nodig. het teweeg brengen van actiepotentiaal kost veel tijd

Welke twee neurotransmitterreceptoren zijn er voor glutamine?

  • ionotrope receptoren: Nicotine AChR. deze receptoren zijn tegelijk ion-kanaal en ze gaan open wanneer er transmitter aan bindt. dit brengt korte raecties teweeg
  • metabotrope receptoren: muscarine AChR. dit zijn G-eiwit gekoppelde receptoren. ze activeren binnen de cel processen. het resultaat hiervan heeft langer effect. dit gaat dus via 2nd messengers.

metabotrope hebben dus een langzamer, maar langer effect

Wat zijn postsynaptische potentialen?

veranderingen in de membraanpotentiaal door een ladingsstroom. ook wel PSP. deze kunnen excitoir (EPSP) zijn (wanneer ze zorgen voor depolarisatie), of inhibitoir (IPSP) zijn, wanneer ze zorgen voor hyperpolarisatie.


de voortgeleidingssnelheid van actiepotentialen wordt niet beinvloed door EPSPs of IPSPs, maar ze bepalen wel of er een actiepotentiaal kan ontstaan

Wat zijn temporele en spatiele summaties?

EPSP's kunnen een actiepotentiaal veroorzaken doordat meerdere EPSPs achter elkaar plaatsvinden (= temporele summatie), of omdat ze op meerdere, dicht bij elkaar gelegen, plekken plaatsvinden (= spatiele summatie)

de voortgeleidingssnelheid van actiepotentialen wordt niet beinvloed door EPSPs of IPSPs, maar ze bepalen wel of er een actiepotentiaal kan ontstaan

Op welke plekken kunnen neurofarmaca in de neurotransmissie inhakken?

  • receptoren: eiwitten die aan neurotransmitters binden
  • transporters: de eiwitten die neurotransmitter weer opnemen nadat ze zijn losgelaten van de receptoren
  • enzymen: zowel de enzymen die de neurotransmitters afbreken als synthetiseren kunnen worden beinvloed
  • ionkanalen: dat wat de impuls voor of na de synaps tot stand doet komen

Wat zijn de verschillende orgaanstelsels waar je met neurofarmaca op in kan grijpen?

  • spierstelsel: musculaire nicotinereceptoren. contractie ontstaat omdat door binding van acetylcholine Na-kanalen open gaan staan en de cel daardoor depolariseert.
  • ademhalingsstelsel: M3 of beta2 receptoren
  • cardiovasculair stelsel: M2 of beta1 receptoren
  • bloedvaten: alfa1 of beta2 receptoren

Wat zijn dingen waarvoor je neurofarmaca gebruikt in het spierstelsel?

  • spierzwakte: dit kan worden tegengegaan. bijv. bij myasthenia gravis
  • spierspasme/dystonie: dit kan worden tegengegaan
  • spierverslapping: dit kan worden opgewekt (operaties)

Wat doen de M3 en beta2 receptoren in het ademhalingsstelsel en hoe kan dit worden beinvloed door neurofarmaca?

  • M3 receptoren: PS. ze zorgen voor contractie van gladde spiercellen (bronchoconstrictie) en afgifte van slijm. activatie van M3 receptoren zorgt voor bronchoconstrictie via IP, wat zorgt voor afgifte van Ca uit SR
  • beta2 receptoren: OS. zorgen voor relaxatie van gladde spiercellen (bronchodilatatie) zodat mensen kunnen ademen. activatie van de beta2 receptoren zorgt voor productie van cAMP

neurofarmaca kunnen worden gebruik als luchtwegverwijderaar.

Wat doen de M2 en beta1 receptoren in het cardiovasculair stelsel en hoe kan dit worden beinvloed door neurofarmaca?

  • M2 receptoren: PS. deze zorgt voor een vertraagde pacemakeractiviteit en impulsgeleiding waardoor de HF omlaag gaat
  • beta1 receptoren: OS. deze zorgt voor en verhoogt HV via: verhoogde pacemakeractiviteit en impulsgeleiding; hierdoor gaat de SF omhoog. maar ook door versterkte contractie: hierdoor gaat de output omhoog

je kan neurofarmaca gebruiken tegen hypertensie en aritmieen

Wat doen alfa1 en beta2 receptoren in het bloedvaten stelsel en hoe kan dit worden beinvloed door neurofarmaca?

of een bloedvat wordt verwijd of verkleint bij OS activiteit hangt af van de verhoudingen tussen alfa1 en beta2 receptoren op dat specifieke vat.
  • alfa1 receptoren: deze zorgen voor vasoconstrictie door contractie van de gladde spiercellen van de bloedvaten
  • beta2 receptoren: deze zorgen voor vasodilatatie door relaxatie van de gladde spiercellen van de bloedvaten.

neurofarmaca kunnen gebruikt worden tegen angina pectoris (HF verlagende middelen toedienen)

Wat hebben neurofarmaca die het autonome zenuwstelsel beinvloeden vaak als probleem?

dat het niet erg receptorspecifiek is en daarom ook andere delen van het autonome zenuwstelsel inhibeert of stimuleert. een voorbeeld zijn de beta-blokkers voor het hart die astma versterken.

Wat hebben neurofarmaca die het somatische zenuwstelsel beinvloeden vaak als probleem?

dat ze overlap hebben met de communicatie tussen neuronen, aangezien ze allebei via acetylcholine nicotine receptoren werkne. hierdoor kunnen re-uptake inhibitors die worden gebruikt bij myasthenia gravis ook een effect hebben op het centrale zenuwstelsel

Welke klachten heb je in het begin bij parkinson?

  • tremor in rust (unilateraal)
  • stijfheid aan 1 arm of been
  • onhandigheid in 1 hand
  • pijn in 1 arm of been

Symptomen van Parkinson kunnen worden opgedeeld in 3 klassen. welke en waar heb je last van?

motorische symptomen:
  • rust-tremor
  • rigiditeit: verhoogde spierspanning
  • bradykinesie: vertraagde bewegingen
  • houdings- en balansstoornissen

autonome symptomen
psychische symptomen

Welke dingen presenteren zich bij het neurologisch onderzoek van een Parkinson patient?

  • bradykinesie/hypokinesie: te weinig beweging. dit is het meest duidelijk in het gezicht (masker, weinig oogbewegingen), zachtere spraak, korte/schuivelende pasjes
  • regelmatige rusttremor
  • bij passief bewegingsonderzoek: rigiditeit (loden pijn) of tandradfenomeen
  • asymmetrische verschijning
  • evenwicht is aangedaan

Wat is de pathogenese van Parkinson?

  • verlies van dopamine-producerende neurnen in de substantia nigra: dit kan je zien doordat het minder donker wordt. er is hierdoor verminderde projectie op het striatum
  • algeheel dopaminetekort in de hersenen
  • parkinson wordt mogelijk genetisch veroorzaakt

Wat zijn de functies van noradrenaline?

energie, concentratie en waakzaamheid. is een catecholamine

Wat zijn de functies van dopamine?

salience (het kunnen richten op 1 stimuli in een zee van andere stimuli), plezier, motor, motivatie. is een catecholamine

Voor welke aandoeningen kunnen antidepressiva gebruikt worden?

depressies
paniekstoornissen
agorafobie
OCD
boulimia
neuropathieen (zenuwpijn)

Welke soorten antidepressiva heb je?

alle klassen werken op zowel serotonine als noradrenalin. het therapeutisch effect wordt altijd door langdurig pillen voorschrijven bereikt.
  • MAOa-I: monoamine-oxidase remmers. ze remmen de afbraak van o.a. serotonine en noradrenaline. hierdoor is er meer aanwezig voor signaaltransductie
  • TCA: tricyclische antidepressiva. deze waren er het eerste. het zijn non-selectieve heropname remmers. ze geven veel bijwerkingen omdat ze op veel neurotransmittersystemen werken
  • SSRI: selectieve serotonine heropname remmers. paroxetine is het bekendst. kan wel zorgen voor MDK klachten en suicidale gedachten bij tieners
  • SNRI: serotonine-noradrenaline heropname remmers. verschillende verhoudingen aan 5-HT, dan wel NA, heropname eiwitten

TCA's geven veel bijwerkingen, omdat ze op veel neurotransmittersystemen werken. wat gebeurt er therapeutisch en niet-therapeutisch?

therapeutisch: hierbij is het een reuptake inhibitor:
  • noradrenaline: bij te hoge dosissen zorgt het voor tachycardie
  • serotonine (5-HT): bij te hoge dosissen zorgt het voor GI-stoornissen en angst

niet-therapeutisch: hierbij is het een receptor antagonist. het geen bij therapeutische dosissen al bijwerkingen
  • muscarine: rems PS
  • H1 (histamine); dit zorgt voor sedatie en gewichtstoename
  • alfa1: hypotensie, duizeligheid, zorgt voor valincidenten


de voornaamste bijwerkingen van TCA's zijn parasympathicolytische effecten en extrapiramidale bijwerkingen

Wat zijn de voornaamste bijwerkingen van SSRI's?

maag/darmklachten
hormonale stoornis: hierdoor seksuele stoornis en gewichtsfluctueringen

Wat zijn de dopaminewegen in de hersenen?

  1. nigro-striatale systeem: van de substantia nigra naar de basale ganglia. bewuste bewegingen
  2. mesolimbisch systeem: vanaf het ventrale tegmentale systeem naar het limbische systeem. hangt samen met beloning en salience.
  3. mesocorticaal systeem: vanaf het tegmentum naar de cortex. hangt samen met emoties en cognities
  4. tubero-infundibulair systeem: betrokken bij afgifte van prolactine.


bij schizofrenie is het mesocorticale systeem hypoactief. mede hierdoor is het mesolimbische systeem hyperactief (het wordt namelijk geinhibeerd door het mesocorticale systeem)

Wat krijg je als je een hyperactief mesolimbisch systeem hebt?

schizofrenie. psychotische symptomen (hallucinaties, wanen, denksymptomen).

Hoe worden psychoses tegengegaan?

met dopamine (D2) receptor antagonisten. deze zorgen ervoor dat het mesolimbisch systeem minder actief wordt. het maakt het hypoactieve mesocorticale systeem eechter nog hypoactiever, waardoor er dus meer negatieve symptomen zijn. ook remt het het nigrostriatale en tuberinfundibulaire systeem, wat extrapiramidale bijwerkingen geeft en hormonale disfunctie veroorzaakt.

Waarom zijn typische en niet-typische antipsychotica verschillend?

  • atypisch heeft hoge affiniteit voor 5-HT receptoren. het werkt dus ook op het serotonine systeem. dit zorgt voor meer dopamine afgifte in het mesocorticale systeem
  • atypisch heeft snellere dissociatie van D2 receptoren: er is sneller weer ruimte voor dopamine om te binden in het mesocorticale systeem
  • atypisch zijn deel agonisten: er zijn dus minder vervelende bijwerkingen

Wat zijn de lange termijn bijwerkingen van antipsychotica?

bij typische meer aanwezig dan bij atypische:
  • extrapiramidale symptomen: parkinsonisme, acathisie (drang tot bewegen), dystonie, dyskinesie, tardieve dyskinesie valt hieronder (krijg je smak en zuigbewegingen).
  • hormonale bijwerkingen: erectieproblemen, onregelmatige menstruatie
  • leverbeschadiging
  • metabool syndroom: mensen komen veel aan

Welke verschillende soorten antagonisme heb je?

  • partieel: een antagonist die de werking van een receptor niet helemaal stopt, maar de werking van de receptor verminderd. er komt dus mindr effect. de Emax daalt dus.
  • functioneel: het bewerkstelligen van een tegengesteld effect via een andere receptor. een voorbeeld hiervan zijn de sympathicus en de PS in het lichaam
  • competitief: antagonist die kan ontbinden van de receptor en hierdoor met een agonist competitie aangaat om de binding
  • niet-competitief: een antagonist die niet kan ontbinden van een receptor en dus geen competitie aangaat met een agonist om binding nadat hij er eenmaal aan zit

Welke 4 belangrijke soorten depressie zijn er en wat is de behandeling?

  • depressieve klachten: mensen zijn licht depressief. er wordt eerst geprobeerd dagstructurering aan te brengen als dit niet werkt kan psychotherapie worden gestart
  • depressie: mensen zijn erg depressief. ook hier wordt begonnen met dagstructurering, maar er wordt sneller overgestapt op antidepressivum
  • dysthymie: een langdurige (>2 jaar) lichte depressie. behandeling is hetzelfde als bij depressie
  • depressie met ernstig sociaal disfunctioneren: therapie of antidepressivum. als het individueel niet werkt beide.

Welke 3 belangrijke fases zijn te onderscheiden bij een bipolaire stoornis?

  1. (hypo)manie
  2. stabiel
  3. (hypo)depressie

hierbij is het doel van de behandelaar om de pt zo stabiel mogelijk te houden, daarom moet er bij het behandelen tegen (hypo)depressie of (hypo)manie ook altijd worden opgepast dat de pt niet doorschiet in zijn stemming. er wordt daarom het liefst gestart met een stemmingsstabilisator.

Welk medicijn wordt het liefst gegeven bij depressies?

SSRI's -> lagere kans op het veroorzaken van een manie dan TCA's

Welk medicijn wordt het liefst gegeven bij een manie?

een stemmingsstabilisator, maar als het echt niet anders kan worden ook wel antipsychotica toegediend. als de pt daarnaast ook last heeft van slaapstoornissen kan hiervoor initieel ook benzodiazepine worden gegeven. de stabiele periode wil men behouden, iets wat men probeert te doen met een onderhoudsdosering van een stemmingsstabilisator.

vaak wordt hierbij voor lithium gekozen als de behandeling in rust is gestart. als de pt tijdens een manie of depressie met een behandeling is gestart wordt hieraan vastgehouden in lagere dosissen, omdat het effect van de behandeling dan al bewezen is

Wat zijn de criteria voor een acute stresstoornis?

  • zeer traumatische ervaring
  • minstens 3 van de volgende dingen direct erna: verdoving, onthechting of afwezigheid van emoties / vermindering van het zich bewust zijn van eigen omgeving / derealisatie (gevoel van onwerkelijkheid) / depersonalisatie (gevoel los van jezels te staan) / dissociatieve amnesie
  • traumatische gebeurtenis voortdurend herbeleegd
  • duidelijke angstsymptomen of verhoogde prikkelbaarheid en vermijding van prikkels die herinnering aan psychotrauma oproepen
  • symptomen duren min 2 dagen en max 4 weken en treden binnen 4 weken op na de traumatische gebeurtenis

meestal trekt een acute stresstoornis vanzelf weg en is er dus geen behandeling nodig

Wat zijn de criteria van een obsessieve-compulsieve stoornis?

  • dwanggedachten of dwanghandelingen
  • deze gedachten of handelingen kosten veel tijd (>1 uur/dag), veroorzaken klinisch belangrijk lijden, of verstoren de dagelijkse routine en het beroepsmatige of sociale functioneren van de betrokkene

Wat zijn criteria voor dwanggedachten?

  • terugkerende en hardnekkige gedachten, impulsen of voorstellingen die worden beleefd als opgedrongen of zinloos en die angst of spanning veroorzaken
  • de gedachten, impulsen of voorstellingen zijn meer dan een overdreven bezorgdheid over problemen in het dagelijks leven
  • de persoon probeert de gedachten, impulsen of voorstellingen te negeren of te onderdrukken of te neutraliseren met andere gedachten
  • de persoon is zich ervan bewust dat de obsessieve gedachten, impulsen of voorstellingen een product van zijn eigen geest zijn

Wat zijn de criteria voor dwanghandelingen?

  • herhaald gedrag of geestelijke handelingen die de persoon uitvoert als reactie op een obsessie of die worden uitgevoerd volgens strikte regels
  • het gedrag of de geestelijke handelingen zijn gericht op het voorkomen of verminderen van de spanning of voorkomen van een gevreesde situatie

Welke 4 behandelingen worden gebruikt tegen OCS?

  • cognitieve gedragstherapie: mensen helpne tonen dat hun compulsies niet nodig zijn en zo langzamerhand van hun dwanghandelingen en gedachten afbreken
  • deep-brain stimulation: elektroden op de hersenen die de impulsen van een van de kernen verstoren, waardoor de gedachten worden tegengegaan
  • TMS (transcranial magnetic stimulation): het magnetisch stimuleren van delen van de hersenen zodat de elektronische activiteit daar veranderd
  • medicijnen: vooral SRRI's, maar ook benzodiazepine

Wat zijn de criteria voor een angststoornis?

  • buitensporige angst en bezorgdheid, 6 maanden vaker wel dan niet, over een aantal gebeurtenissen of activiteiten
  • betrokkene vindt het moeilijk de bezorgdheid in de hand te houden
  • samen met 3 van de volgende symptomen: rusteloosheid / snel vermoeid zijn / moeilijke concentratie / prikkelbaarheid / spierspanning / slaapstoornis
  • het onderwerp van de angst is niet beperkt tot de kenmerken van een AS I stoornis (paniekstoornis, sociale fobie, enz).
  • de angst veroorzaakt lijden
  • de stoornis is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel of somatische aandoening en komt niet uitsluitend voro tijdens een stemmingsstoornis, psychotische stoornis of een pervasieve ontwikkelingsstoornis

Uit welke dingen bestaat de psychologische behandeling van een angsstoornis?

  • gedragstherapie: het gedrag van de patient in kader brengen en proberen confrontatie aan te gaan
  • cognitieve therapie: proberen de denkpatronen van de pt in kaart te brengen en proberen de angsten van de pt opnieuw te bekijken zodat het minder eng gaat lijken

Wat is de farmacologische behandeling van een angsstoornis?

  • SSRI's, als dit niet werkt
  • TCA's, de dosis hiervan is lager dan bij depressieve mensen
  • benzodiazepine; dit is het laatste redmiddel

Welke symptomen heb je bij schizofrenie?

  • psychoses
  • cognitief en sociaal disfunctioneren: hangt samen met serotonine disfunctie. werkgeheugen is aangedaan
  • actieve symptomen: zoals drugsgebruik
  • negatieve symptomen: gebrek aan motivatie, apathie, drive, zelfverzorging
  • hallucinaties: vaak in de vorm van stemmen horen

Welke psychosociale- en omgevingsfactoren hebben invloed op het ontstaan van psychoses?

  • drugsgebruik
  • emotioneel heftige periode in jeugd
  • periode van grote stress

Welke medicatie wordt er gebruikt bij mensen met schizofrenie?

antipsychotica, welke in aard allemaal dopamine D2 receptor blokkers zijn. wel verschillen:
  • klassieke/typisch: 1e generatie. alleen D2 antagonisten
  • atypisch: 2e generatie. heeft minder bijwerkingen op de extrapiramidale bijwerkingen. heeft een positieve werking op de negatieve symptomen en cognitief functioneren en hebben effect op therapieresistente patienten

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo