De letterkunde van de Grieken en Romeinen - De vroegchristelijke letterkunde

14 belangrijke vragen over De letterkunde van de Grieken en Romeinen - De vroegchristelijke letterkunde

Van de vroegchristelijke Griekse en Romeinse letterkunde uit de eerste eeuwen is weinig overgeleverd. Welke tendensen kan men desondanks aanwijzen?

-Enerzijds bleven veel christelijke schrijvers dicht bij de volkstaal
-Anderzijds werd soms een meer literaire taal gebruikt die aansloot bij
----de ontwikkelingen in de Grieks-Romeinse literatuur
----de joodse traditie om proza te gebruiken voor religieuze teksten

Welke invloed hadden de joodse tradities op de antieke literatuur vanaf de 3eEnC?

-De joden van Alexandrië begonnen in de 3eE hun religieuze teksten in het Grieks (de nieuwe lingua franca van het oostelijk deel van de Middellandse Zee) te vertalen
-De eerste Christenen, die Griekstalig waren, volgden met biografieën van hun heiland: de evangeliën van Marcus, Mattheus, Lucas en Johannes

Wat was het begin van de christelijke literatuur?

Het Nieuwe Testament (koinê diathêkê, novum testamentum) dat behalve de evangeliën ook brieven bevat, geschreven door de apostelen aan de christelijke gemeenschappen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Uit 2de en 3de eeuw stammen de geschriften van de Apologeten die aan de wieg staan van de theologische literatuur, waaruit bestaat deze literatuur

Hierin leggen christelijke schrijvers hun geloofsleer met behulp van de Griekse filosofie en verdedigen deze tegenover andersdenkenden

Wie waren de apostelen, de apostolische vaders en de apologeten?

-Apostelen: de schrijvers van de evangeliën Mattheus, Marcus, Lucas, Johannes
-Apostolische vaders: een groep schrijvers uit de periode 90-160 die op de evangelieschrijvers volgden. Hun verhandelingen apologieën en brieven bieden inzicht in de ontvangst van de bijbelse boodschap en de opbouw van de vroegste christengemeenten (de ‘Clemensbrief’ door Clemens (bisschop van Rome), en poimen (pastor, herder) door Hermas, (behorend tot de 'Oxyrhynchus papyri'(wiki)).
-Apologeten: stonden aan de wieg van de theologische literatuur, waarin christelijke schrijvers hun geloofsleer uitlegden en, met behulp van de Griekse filosofie, verdedigden tegen andersdenkenden

Vanaf midden 2de eeuw ontwikkelde zich de christelijke literatuur in het latijn, deze heeft bijzondere taalkundige kenmerken, welke

Sterke invloed van het Grieks, Hebreeuws en gesproken Latijn

Wat was de grote verdienste van de kerkvaders na het Edict van Milaan (313)?

Na het Edict van Milaan (313) (vrijheid van godsdienst voor alle Romeinse burgers) kon de organisatie van de christelijke kerk sterk worden verbeterd en uitgebouwd. Kerkvaders Eusebius van Ceasarea (263-339, Ekklesiatikê Historia) en Basilius van Ceasarea (330-379, ‘kloosterregel van Basilius’) leverden daar met hun geschriften een belangrijke bijdrage aan.

Vanaf wanneer ontwikkelde de christelijke literatuur in het Latijn zich?

Vanaf de 2eE, hoewel aanvankelijk op bescheiden schaal.

Ondanks de sterke invloed van het Grieks, het Hebreeuws en het gesproken Latijn was de vroege christelijke literatuur nog diep geworteld in de traditie van de heidense literatuur. Hoe kwam dat (2)?

-De grote christelijke auteurs hadden hun opleiding op heidense scholen ontvangen
-De meesten onder hen wezen de heidense geleerdheid ook na hun bekering niet af.

In het westen verdrong het Latijn vanaf ongeveer het midden van de tweede eeuw het Grieks als voertaal van de christelijke gemeenschappen. Welke werken zijn daarvoor volgens de auteurs het bewijs (3)?

-Veta Latina, brokstukken Bijbelvertaling in diverse versies
-Passio Sanctorum Scillitanorum, twee martelaarsakten uit de provincie Africa uit 180
-Passio Perpetua et Felicitas, beschrijving van visioenen tijdens een gevangenschap uit 202

Invloedrijk was Hiërontmus' herziening en vertaling van de Bijbel (Vulgata), wat was de bedoeling van dit werk

Tegengaan van verwarring die werd veroorzaakt doordat allerlei gebrekkige vertalingen in omloop waren

Hoe ontwikkelde de christelijke literatuur zich in de 4e, 5e en 6e eeuw (3)?

-Een aantal dichters schreef lyrische en epische poëzie volgens klassieke normen, maar met christelijke inhoud (Prudentius: Catherinon – 12 lyrische gedichten over religieuze gevoelens)
-Prozaschrijvers als Arnobius en Lactantius schreven invloedrijke werken (Lactantius: Divinae Institutiones – overzicht van het christelijk geloof in ciceroniaanse stijl)
-Vier van de talrijke kerkelijke leraren en schrijvers werden later als grote kerkvaders beschouwd (en vanwege hun aantal) als tegenhangers van de evangelisten.

Wie waren de kerkelijke leraren die in de middeleeuwse en latere traditie beschouwd werden als kerkvaders, en wat schreven zij?

-Ambrosius (Ambrosius van Milaan 337-397)
-Hiëronymus (Hiëronymus van Stridon 347-420)
-Augustinus (Augustinus van Hippo 354-430)
-Gregorius de Grote (540-604)
Zij schreven geleerde werken over Bijbelexegese en dogmatiek, alsmede retorische werken zoals preken en brieven.

Wat was kerkvader Hiëronymus’ meest bekende werk?

-De Vulgata, een belangrijke bijbelvertaling in het Latijn (rond 400nC).
-De eerste Latijnse vertaling uit het Hebreeuws in plaats van uit de Griekse 'Septuagint'
-Bedoeld om de verwarring, veroorzaakt door een wildgroei aan bijbelvertalingen, tegen te gaan
-Geschreven in eenvoudig, alledaags (‘volks’) Latijn
-Vanaf de 8eE de meest gangbare Bijbelvertaling
-Na het Concilie van Trente (1565) de officiële Bijbelvertaling van de rooms-katholieke kerk

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo