De letterkunde van de Grieken en Romeinen - De Griekse en Romeinse letterkunde tijdens de keizertijd - De derde tot en met de vijfde eeuw

12 belangrijke vragen over De letterkunde van de Grieken en Romeinen - De Griekse en Romeinse letterkunde tijdens de keizertijd - De derde tot en met de vijfde eeuw

Wat gebeurde er in de Romeinse samenleving in de derde t/m de vijfde eeuw nC?

Vanaf het einde van de tweede eeuw verliest Rome geleidelijk haar centrale positie in het rijk
-De keizers zijn vanaf Marcus Aurelius (161-180) steeds vaker buiten Rome om de landsgrenzen tegen invallen te verdedigen
-Gedurende een groot deel van de 3eE was er sprake van
----militaire anarchie
----sociaaleconomische chaos
----achteruitgang van de stadscultuur
----stilstand op het gebied van de literatuur
----een verzwakte positie van Latijn en Grieks ten opzichte van regionale talen

De 4eE kende een opleving in de cultuur. Hoe kwam dat en wat gebeurde er?

Dat kwam door de bestuurlijke hervormingen van keizer Diocletianus (289-305).
Er gebeurde het volgende;
-er was een opleving van de Tweede Sofistiek (redenaars Libanius van Antiochië en Julianus de Afvallige)
-In de Griekse filosofie bloeit het neoplatonisme (filosofen Plotinus (204-270), Porphyrius (233-305), Jamblichus (250-330))
-De Latijnse literatuur heeft in de 4eE een opleving zowel in poëzie (die met name in de provincies opbloeide) als in proza.

Bestuurlijke hervormingen van keizer Diocletianus (289-305) brachten een tijdelijke opleving in de literatuur, waaruit blijkt dat bij de Grieken en de Romeinen

  • Griekse proza niet bijzonder wel in 4de eeuw opleving van 2de sofistiek en bloei neoplatonisme
  • Latijnse literatuur in 4de eeuw opleving in proza en poëzie, op gebied van historiografie het Rerum gestarum libri XXI van Ammianus Marcellinus, de geschiedenis van het rijk vanaf de troonsbestijging van Trajanus (98) tot dood van Valens (378) daarnaast een bundel met lofredes ter ere van verschillende keizers dit laat zien dat retorica nog steeds een belangrijk instrument was
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke schrijver was representatief voor de opleving in Latijns proza in de 4eEnC?

Historicus Ammianus Marcellinus (330-395)
-schreef Libri Gestarum XXI, Historia Augusta
-verzamelde keizersbiografieën van verschillende auteurs
-verzamelde lofredes van verschillende auteurs (Panegyrici Latini)

Vanaf de 3de eeuw nam aantal scholen toe, waarom hebben deze scholen zo'n belangrijke rol gespeeld in het voortbestaan van de antieke kunsten en wetenschappen

Het lesprogramma was conservatief en de opleiding was gericht op bestuur en redenaars

Vanaf 2de eeuw beheersten poetae novelli de Latijnse poëzie, wat voor soort werk schreven zijn

Epigrammen en andere korte gedichten

De relatief grote hoeveelheid overgeleverde redevoeringen uit de 4eE toont het belang ervan aan in de Romeinse politiek van die tijd. Wie was de bekendste redenaar uit die periode?

Quintus Aurelius Symmachus (345-405)
-staatsman (stadspraefect (384) en consul (391) in Rome)
-Een van de belangrijkste vertegenwoordigers (en verdedigers) van de klassieke, heidense Romeinse beschaving
-Slechts enkele redevoeringen en negen boeken met correspondentie zijn bewaard gebleven

Vanaf de 3eE nam het aantal en het belang van de scholen (waar redenaars en bestuurders opgeleid werden) overal in het rijk toe. Wat had dat voor effect?

-door het conservatieve lesprogramma werden de scholen mede de hoeders van de klassieke literatuur en van de antieke kunsten en wetenschappen
-er kwamen grammatica’s, geleerde overzichtswerken en commentaren op belangrijke schoolauteurs tot stand (Priscianus (Institutiones Grammaticae), Donatus en Macrobius (Saturnalia - commentaren op Vergilius’werk))

De laatste Romeinse dichter uit oudheid is de uit Lyon afkomstige latere bisschop van Clermont-Ferrand Sidonius Apollinaris (5de eeuw). Van hem zijn ook een aantal brieven overgebleven, wat laten deze brieven zien

Dat heidense cultuur en christendom zich in late oudheid op een soepel manier zich met elkaar konden vermengen

Vanaf de 2e tot de 6eE was het schrijven van epigrammen en korte gedichten zeer populair, meest overgeleverd in bloemlezingen. Noem er enkele (4).

-Het werk van de ‘poetae novelli’ (experimentele dichters die teruggrepen op de klassieke grammatica en metrum (wiki))
-Anthologia Latina (bloemlezing epigrammen uit het Noord Afrikaanse onderwijsmilieu)
-Anthologia Palatina en Anthologia Planudea, samengesteld door Griekse schrijvers uit de Byzantijnse tijd
-Parentalia (lofdichten op overleden familieleden en leraren uit Bordeaux) en -'Idyllen' (o.a. op de Moezel: Mosella) door Decimus Magnus Ausonius (310-395)

Wie waren de laatste dichters uit de oudheid die geheel volgens klassieke normen van inhoud en vorm schreven?

-Grieks: Claudius Claudianus (370-404), latijns schrijver van Griekse afkomst – epische lofdichten, smaadgedichten en mythologische gedichten (De Raptu Proserpinae Libri III) in hexameters
-Romeins: Sidonius Apollinaris (431-489), bisschop van Clermont Ferrand – lofdichten, gelegenheidsgedichten en brieven

De heidense cultuur en het christendom konden zich in de late oudheid op soepele wijze met elkaar vermengen. Welke dichter laat dit bij uitstek zien?

Nonnus van Panopolis uit de vroege 5eEnC schreef zowel Dionysiaca (een epos van 48 boeken over het leven van de god Dionysos) als een metrische vertaling van het evangelie van Johannes.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo