Filosofie in de Grieks-Romeinse wereld - Plato

55 belangrijke vragen over Filosofie in de Grieks-Romeinse wereld - Plato

Waarom presenteerde Plato Socrates’ leer in de vorm van dialogen?

-Socrates (470-399) beschouwde filosofie als een persoonlijke ontmoeting en schreef daarom niets van zijn leer op.
-Na Socrates’ terechtstelling stelde Plato (429-347) Socrates’ gedachtegoed op schrift.
-Hij koos voor de dialoogvorm tussen twee personages om zo dicht mogelijk bij de praktijk van het socratisch gesprek te blijven, .
-Meestal was Socrates een van de gesprekspartners, de anderen waren allerlei bekende figuren uit de Atheense samenleving.

Na de dood van Socrates besloot zijn leerling diens gedachtegoed op te schrijven, welke vorm koos hij hiervoor

Hij pretendeerde dialogen tussen Socrates en een reeks gesprekspartners die allerlei rollen in de Atheense samenleving speelden

In welke groepen kan men de ca. 30 dialogen die Plato schreef verdelen?


1) De ‘Socratische’ of ‘aporetische’ dialogen die Socrates laten zien zoals hij opgetreden moet hebben.

2) De ‘Klassieke’ dialogen waarin Plato zijn eigen filosofie ontvouwt maar zich wel van Socrates als spreekbuis blijft bedienen (Phaedo, Phaedrus, Symposium, Staat en waarschijnlijk ook Timaeus).

3) De ‘late’of ‘kritische’ dialogen: een begripsmatige analyse van zijn filosofische ideeën.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Binnen de 30 dialogen die Plato schreef onderscheidt men enkele groepen, welke

  1. Socratische of aporetische dialogen, centraal staat het kritisch vragen en weerleggen van de opponent op basis van diens eigen concessies. Eindresultaat is een impasse met de gedeelde erkenning dat een schijnwijsheid ontmaskerd is.
  2. Klassieke dialogen uit Plato's middenperiode, ideeën over transcendente Vormen of Ideeën en van de onsterfelijkheid van de ziel.
  3. Late of kritische dialogen, relaties tussen de voorwaarden van de zintuiglijke wereld, een begripsmatige analyse

Wat staat er centraal in de eerste groep dialogen van Plato: de ‘Socratische’ dialogen?

-Centraal staat de elenchos, het kritisch bevragen en weerleggen van de opponent op basis van diens eigen concessies.
-Het eindresultaat is een toestand van verlegenheid of impasse: aporia (in plaats van een constructief of houdbaar standpunt): men is er nog niet uit aan het eind.
-Alleen de gedeelde gedachte dat schijnwijsheid ontmaskerd is, houdt de belofte in de volgende keer wel tot wijsheid te kunnen komen.

Waar ligt in Plato’s werk de grens tussen de ‘historische Socrates’ en ‘Socrates als spreekbuis’ voor Plato’s eigen filosofieën?

-De ‘historische Socrates’ zocht naar definities van sociale en morele begrippen.
-De meeste Plato-geleerden zijn het er over eens dat Plato zelf aan het woord is wanneer hij Socrates voorstellen laat doen over de ontologische status van de sociale en morele begrippen (datgene waarmee die begrippen corresponderen in de werkelijkheid).
-Plato gebruikt Socrates hier als spreekbuis terwijl hij zelf in diens geest verder filosofeert. Dit laatste vinden we vooral in de ‘klassieke dialogen’.

Waarnaar verwijzen universele termen volgens Plato

Realiteiten die buiten en onafhankelijk van ons bestaan in een intelligibele wereld

Wat staat er centraal in Plato’s tweede groep dialogen, de ‘klassieke dialogen’?

In de klassieke dialogen (Phaedo, Phaedrus, Symposium, Staat, Timaeus) uit Plato’s middenperiode vinden we Plato’s klassieke theorieën van de transcendente Vormen of Ideeën en van de onsterfelijkheid van de ziel.

Wat staat er centraal in Plato’s derde groep dialogen, de ‘kritische dialogen’?

De nadruk ligt hier niet langer op de bepaling van de transcendente voorwaarden voor de zintuiglijke wereld, maar op de relaties tussen die voorwaarden (begripsmatige analyse).

Waarop is Plato’s ‘Vormenleer’ of ‘Ideeënleer’ gebaseerd?

-Op Socrates’ zoektocht naar een algemene definitie van morele begrippen
(wat is nu die ene kenmerkende vorm of gestalte (eidos of idea) van wezens, dingen of handelingen)?
-Definiëring van die vorm of essentie zou een richtsnoer kunnen geven voor het eigen morele handelen, en men zou het morele handelen van anderen kunnen beoordelen.

Welke twee verschillende invalshoeken behoren tot de Vormenleer en waar gaan ze van uit

  1. Ethische gaat uit van onze absolute begrippen als morele standaard
  2. Semantische die aanneemt dat onze universele begrippen moeten verwijzen naar iets reëels

Wat bedoelt Plato met ‘Transcendente Vormen’?

-Transcendente Vormen of Ideeën zijn volgens Plato realiteiten die bestaan  in een intelligibele (transcendente) wereld die alleen voor ons denken toegankelijk is, buiten en onafhankelijk van ons .
-Plato’s intuïtie zegt hem dat de Vormen werkelijk in die wereld moeten bestaan omdat zij volmaakt zijn: het is beter te bestaan dan niet te bestaan.

Waardoor is, volgens de auteurs, de ontwikkeling van Plato’s Vormenleer beïnvloed? Waarom?

De wiskunde.
Wiskundigen ondersteunen hun bewijzen weliswaar door getekende, waarneembare figuren, maar die verwijzen altijd naar de volmaakte driehoek of cirkel zelf waartoe zij door hun denken toegang hebben.

Wat is het verband tussen Plato’s filosofie en de Zijnsleer van Parmenides?

-Plato werd sterk beïnvloed door Parmenides: hij drukte de begrippen reëel’ en’ ‘werkelijk’ uit in termen van ‘het Zijnde’ onder invloed van Parmenides’ Zijnsleer
-Hij kende de eigenschappen van het parmenideïsche Zijn toe aan zijn transcendente Vormen: deze zijn absoluut, aan zichzelf gelijk, onveranderlijk en eeuwig.
-Plato’s Vormen zijn kenobjecten, de vaste basis voor morele en alle andere kennis. Hiermee accepteerde hij de strenge eisen die Parmenides aan het kenobject had gesteld.

Wat is het verband tussen Plato’s filosofie en die van Heraclitus’?

Plato’s Vormen zijn de enige denkbare kenobjecten: van de zintuiglijke wereld kan men geen kennis hebben omdat deze niet aan de eisen daarvoor kan voldoen (absoluut, onveranderlijk, eeuwig, aan zichzelf gelijk).
Dit is de door Heraclitus beschreven wereld van verandering en instabiliteit, een wereld van schijn of mening (doxa).

Welk oerprincipe stijgt boven de vormen uit

Het Goede

De auteurs noemen Plato’s De Staat de ‘kentheoretische invalshoek’ van waaruit Plato tot zijn Vormenleer gekomen is. Leg uit.

In deel 7 van De Staat geeft Plato met zijn Vergelijking van de Grot een indringend beeld van de ‘condition humaine’: wij zijn als gevangenen in een grot, die slechts de schaduwen zien van voorwerpen (Ideai) die op een hoger niveau achter onze rug belicht worden. Dit is de zintuiglijke werkelijkheid.

Volgens Parmenides was de wereld een denkfout, Plato liet de wereld afhangen van de intelligibele wereld der transcendente Vormen. De transcendente Wereld is volmaakt, de zichtbare is onvolmaakt, waarvan is de zichtbare wereld afgeleid

De goddelijke Demiurg heeft de wereld geschapen naar het beste model: de Vormen

Wat is het verschil tussen de filosofie van Parmenides en die van Plato?

-De Vormen belichamen het Zijnde in parmenidïsche zin, maar vormen een pluraliteit: zij zijn als kenobjecten de vaste basis voor alle kennis.
-Voor Parmenides was pluraliteit uitgesloten omdat deze inhoudt dat het ene niet het andere is en daarmee het Niet-Zijnde wordt toegelaten.
-Plato bracht een conceptuele verfijning aan in Parmenides’ theorie: volgens hem verwijst het anders-zijn van de dingen naar een ‘relatief Niet-Zijnde’,  terwijl Parmenides het (Niet-)Zijn alleen in absolute zin hanteert.

De Demiurg streeft het best mogelijke resultaat na, hoe verklaart Plato dat zijn schepping niet volmaakt is

De dwalende oorzaak, de uitgezette vormen vertonen irrationele bewegingen waardoor zij een tegenkracht zijn bij het scheppingsproces.

Hoewel Plato uitgaat van de pluraliteit van de Vormen, kan hij volgens de auteurs toch bestempeld worden als zoeker naar eenheid. Waarom?

-De Vormen (de essentie waaraan de individuele verschijnselen deel hebben) delen bepaalde eigenschappen: hun Zijn (realiteit), hun kenbaarheid en hun onveranderlijkheid.
-Boven het Zijnde (en de Vormen) uit stijgt Het Goede: het oerprincipe dat de grond is van de waarneembaarheid en kenbaarheid van de Vormen in de transcendente wereld (zoals de zon in de waarneembare wereld de dingen verlicht en doet kennen). (6e boek van De Staat)

Deze schepping beschrijft Plato in de Timaeus, ondanks de onvolmaaktheid van de wereld is het boek doortrokken van optimisme waardoor wordt dit optimisme over de wereld gekenmerkt

De waarneembare wereld vertoont een hoge mate van schoonheid en doelmatigheid. Een wereld waaraan wij ons kunnen spiegelen voor een rationeel en moreel verantwoord leven.

De Vormenleer heeft ook een fysische dimensie, welke

Natuurlijke orde heeft eenheid en structuur

Parmenides’ logische procedé leidde tot de conclusie dat de sensibele wereld onverklaarbaar onvolmaakt was, een fatale vermenging van Zijn en Niet-Zijn. Was Plato het daarmee eens?

Nee, volgens Plato is de sensibele wereld weliswaar onvolmaakt, maar wel een afspiegeling van het best mogelijke voorbeeld en daarom niet slecht en waardeloos.

Hoe verklaart Plato dat de schepping van de Demiurg  niet volmaakt is?

-De ‘ontvangstinstantie’ (De ‘moeder van het worden’, het ‘receptakel’) waarin de Demiurg  noodgedwongen zijn schepping moet uitzetten, vertoont irrationele bewegingen en biedt daardoor tegenkrachten in het scheppingsproces waardoor de wereld en haar schepselen niet volmaakt zijn.
-Deze tegenkrachten vertonen zowel trekken van een fysisch concept van plaats, als van een materieconcept (Aristoteles,Stoa)

Hoe verklaarde Plato de relatie tussen de sensibele en transcendente werelden

Een deelname: de verschillende individuele wezens of dingen hebben hun essentie (b.v. mens) met elkaar gemeen, doordat zij deelhebben aan één bepaalde vorm.

Plato's antimaterialisme maakt dat hij de menselijke ziel als onlichamelijke beschouwt, wat is de functie van de ziel (psyche)

Intermediair tussen de zintuiglijke, lichaam, en transcendente sfeer, oorsprong.

Hoe vertaalt dat verlangen naar onze transcendente oorsprong zich

Leven van ascetisme en toewending naar transcendente

De Timaeus maakt duidelijk dat de Vormenleer ook een fysische dimensie heeft. Waartegen zet Plato zich hiermee af?

-Plato zet zich af tegen denkers die de waarneembare wereld willen verklaren met een beroep op blinde materiële oorzaken: atomisten zoals Democritus, Anaxagoras die een materiële verklaring gaf voor de goddelijke intelligentie Nous.

Hoe kan men in contact komen met het tanscendente

Door begripsmatig filosofisch denken

Hoe dacht Plato over de ziel?

-Plato beschouwde de ziel (psychè) als onlichamelijk (antimaterealisme).
-De psychè fungeert als intermediair tussen de zintuiglijke en de transcendente wereld: bij ons leven vertoeft zij in ons lichaam, maar zij verlangt terug naar de transcendente wereld waaraan zij verwant is.

Waarom is de ziel volgens Plato onsterfelijk

De ziel is verwant aan de transcendente Vormen en daarom deelt zij in de homogeniteit en permanentie

Wat is volgens Plato het verschil tussen sophia (wijsheid) en filosophia  (wijsbegeerte)?

-alleen God bezit wijsheid, voor mensen is de wijsbegeerte het hoogst bereikbare.
-wijsbegeerte is het verlangen (eros) van de ziel naar haar transcendente oorsprong waar zij alleen door begripsmatig, logisch denken mee in contact kan komen.
-Dit verlangen begint bij de verliefdheid op een mooi lichaam, maar zal bij de filosoof een spiritueel karakter krijgen.

In welk denkbeeld is Plato schatplichtig aan Pythagoras?

Met het denkbeeld van de reïncarnatie sluit hij aan bij Pythagoras’ leer van de zielsverhuizing (metempsychosis).

Volgens Plato wordt de ziel na de dood beloond of bestraft in het hiernamaals, ook geloofde hij in incarnatie. Waarmee gaat de periode tussen twee levens gepaard

Een morele zuivering van de ziel en onbelemmerd aanschouwen van de Vormen

Wat is de dood, volgens Plato?

-De dood is volgens Plato de scheiding tussen lichaam en ziel.
-Zielen kunnen na de dood incarneren in nieuwe lichamen.
-De periode tussen twee levens gaat gepaard met morele zuivering van de ziel en het onbelemmerd aanschouwen van de Vormen.

Wat houdt Plato’s leer van de anamnese in?

-De leer van de herinnering.
-De ziel heeft, terug in een lichaam, moeite zich de Vormen te herinneren.
-Het bewustzijn van de Vormen is latent aanwezig in iedere ziel en wacht erop weer aan de oppervlakte te worden gebracht
- Iets leren kennen is in feite het zich herinneren van de Vormen

De leer van de ziel heeft een morele dimensie, welke

Via mythen over het hiernamaals doet men een appèl tot een bewust en moreel verantwoord leven.

Hoe kan men volgens Plato tot ware kennis van de transcendente Vormen komen?

Door lange filosofische studie. De zintuiglijke waarneming kan slechts een eerste prikkel zijn.

Wat is volgens Plato een moreel verantwoord leven

De ziel moet zich zoveel mogelijk van het lichaam en zijn begeerten afwenden en zich toewenden naar het transcendente

Wat verstond Plato onder ‘dialectiek’?

-Voor Plato was ‘dialectiek’ het gesprek met anderen of met zichzelf, met als doel tot ware kennis te komen: de manier om filosofie te bedrijven.
-Het woord komt van dialegomai: een gesprek voeren.

De auteurs stellen dat Plato’s leer van de transcendente vormen onlosmakelijk verbonden is met de leer van de onsterfelijke ziel. Leg uit.

Men kan alleen tot ware kennis van bijvoorbeeld de Transcendente Vorm ‘mens’ komen door lange, filosofische studie, dat wil zeggen door de ziel zich deze Vorm weer te laten herinneren.

Begeerte is ook een deel van ons bewustzijn, rede en begeerte bestrijden elkaar. Als de begeerte de overhand krijgt is er sprake van een daad van wilszwakte, welk derde element introduceert Plato om de rede in de strijd te ondersteunen

De drift of wilskracht (thymos)

Plato sluit met zijn appèl tot een bewust en moreel verantwoord leven goed aan bij Socrates’ thema van de zorg voor de ziel. Waarin wijkt Plato af van de ideeën van zijn leermeester?

Bij de beantwoording van de vraag hoe men hierbij te werk moet gaan.
-Voor Socrates was moreel  juist handelen louter een kwestie van het juiste inzicht.
-Plato zag het conflict tussen de 'rede' en de 'begeerte' (beide afzonderlijke vermogens van de ziel) als ervaringsfeit waaraan Socrates’ positie (niemand handelt tegen beter weten in) geen recht deed.

Wat zijn volgens Plato de deugden

Perfecties van elk van de zielsdelen

Hoe loste Plato het conflict tussen rede en begeerte (filosofisch) op?

-Door (naast de 'rede'en de 'begeerte') een derde vermogen (deel) van de ziel te creëren: thymos, de drift of wilskracht.
-thymos is net als de begeerte niet rationeel maar helpt de rede om de begeerte in toom te houden.
-thymos is het assertieve deel van de ziel dat woede kan veroorzaken en gericht is op eer en macht.

Plato’s visie evolueert in zijn geschriften. Hoe verandert zijn visie op de ziel tussen Phaedrus en Timaeus?

-Phaedrus: de ziel moet zich zoveel mogelijk van het lichaam afwenden, naar het transcendente toe.
-Timaeus: de ziel heeft een taak te vervullen ten opzichte van de lichamelijke en zintuiglijke wereld (vergelijkbaar met de wereldziel (Timaeus) die de kosmos bestuurt).

Dit schema past Plato ook toe op de samenleving, hij onderscheidt drie bevolkingsklasse welke

  • Bestuurders
  • Wachters
  • Producenten

Welke bevolkingsklassen onderscheidt Plato en welke deugden horen daarbij?

1) Bestuurders –   ziel: rede –        deugd: wijsheid
2) Wachters –       ziel: drift –         deugd: moed
3) Producenten – ziel: begeerte – deugd: matigheid

In ‘De Staat’ (Politeia) behandelt Plato de vraag ‘Wat is rechtvaardigheid?’ Wanneer kan een samenleving rechtvaardig worden?

-Als de leden ervan rechtvaardig zijn
-Als de huidige, onvolmaakte samenleving geleid wordt door een visionaire, filosofische heerser.
-Als het staatsbestuur in handen gegeven wordt van diegenen die filosofische kennis bezitten, zoals de kennis van het Rechtvaardige Zelf.

In Plato’s politieke filosofie ‘De Staat’ krijgt zijn Vormenleer een plaats, en daarmee ook de opleiding die toekomstige bestuurders moeten doorlopen om rechtvaardig te kunnen handelen.
Hoe ziet Plato’s onderwijssysteem eruit dat moet leiden tot hun selectie?

-In eerste instantie: karaktertraining door sport en muziek vanwege de structuur van de ziel met zijn 2 niet-rationele delen.
-In latere instantie: ontwikkeling van intellectuele vaardigheden

De samenleving in Plato's tijd was onrechtvaardig welke heerser kon de samenleving rechtvaardig maken

De heerser-filosoof

Hoe zag Plato de klasse van de bestuurders?

-De klasse van bestuurders bestond zowel uit mannen als uit vrouwen.
-De klasse van bestuurders werd gemotiveerd door plichtsbesef, niet door macht of rijkdom
-Zij leven in gemeenschap van goederen en van seksuele partners.
-intellectueel en bestuurlijk talent kan gekweekt worden door eugenetische maatregelen

In hoeverre was Plato’s filosofie praktisch toepasbaar?

-Het lijkt of Plato de praktische toepasbaarheid en politieke haalbaarheid van zijn ideeën onbelangrijk vond
-Plato lijkt filosofie en politiek in de praktijk lastig te combineren gevonden te hebben.

In hoeverre tolereerde Plato onder zijn leerlingen discussie over zijn werk?

-Plato moedigde discussie aan. Dit blijkt uit zijn latere dialogen en uit het werk van zijn beroemdste leerling Aristoteles.
-In zijn school ‘Academie’ lijkt de gang van zaken informeel te zijn geweest, zonder vast onderwijsprogramma.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo