Samenvatting: Data-Onderzoek
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Data-onderzoek
-
0 Inleiding
-
0.1 Wat is statistiek
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 0.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is een statistiek (steekproefwaarde/steekproefgrootheid)?
Een verzameling gegevens voorgesteld met behulp van een tabel of grafiek -
0.2 Waarom past men statistische methodes toe?
-
Waarom is statistiek een sleutel tot management?
Men leertzinvol en opkritische wijzeresultaten teinterpreteren uitgegevens . Dit draagt bij tot betereinzichten in dewerking van hetbedrijf en de te nemen beslissingen. -
0.3 Hoe gaat men in een statistisch onderzoek te werk?
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 0.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de 5 stappen van een statistisch onderzoek (in de correcte volgorde)?
- Gegevens observeren, verzamelen en kritiek uitoefenen op de verzameling
- Gegevens ordenen volgens bepaalde kenmerken
- Geordende gegevens voorstellen in grafieken
- Analyseren op basis van de grafieken
- Resultaten interpreteren en veralgemenen
-
1 Verzamelen van gegevens
-
1.1 Populatie en steekproef
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat wordt bedoeld met 'populatie' binnen data-onderzoek?
De populatie is degehele groep waarover jeuitspraken wenst te doen in eenonderzoek .
Om misverstanden te voorkomen moet dit duidelijk en ondubbelzinnig omschreven zijn wat tijd, plaats en inhoud betreft. -
1.2 Statistische variabelen en hun meetschaal
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen een kwalitatieve (of niet-numerieke) variabele en een kwantitatieve (of numerieke) variabele? Geef van elk een voorbeeld.
Bij een kwalitatieve variabele heeft de getalwaarde weinig betekenis. Bv. Haarkleur van een persoon.
Bij de kwantitatieve variabele heeft het getal een betekenis. Het geeft een kwantiteit of hoeveelheid van iets weer. Bv. Het aantal kinderen in een gezin. -
Kwalitatieve (of niet-numerieke) variabelen onderscheiden we nog in twee niveaus. Geef deze twee niveaus en hun betekenis.
Nominale variabele : indiende getalwaarde eerder symbolisch is.
Bv. X = 1 wanneer man, X = 2 wanneer vrouw. Kon evengoed 0 en 1 zijn of A en BOrdinale variabele :getalwaarde is nog steedssymbolisch , maar welin een natuurlijke volgorde .
Bv. Opleidingsniveau: 1 = lager secundair, 5 = universitair
-
Kwantitatieve (of numerieke) variabelen onderscheiden we ook in twee niveaus. Geef deze twee niveaus en hun betekenis.
- Variabele met intervalschaal: hebben geen vast nulpunt, verschillen hebben zin, maar verhoudingen niet.
Bv. Temperatuur: 10°C is warmer dan 20°C, maar 10°C is niet half zo warm als 20°C - Variabele met ratioschaal: hebben vast nulpunt, zowel verschillen als verhoudingen zijn zinvol.
Bv. Verschil tussen 45 kg en 50 kg is evenveel als tussen 90 kg en 95 kg. De persoon van 90 kg weegt dubbel zoveel als die van 45 kg.
- Variabele met intervalschaal: hebben geen vast nulpunt, verschillen hebben zin, maar verhoudingen niet.
-
Het onderscheid tussen interval- en ratioschaal is niet belangrijk voor de meeste statistische methodes. Geef de twee andere zaken waarmee onderscheid wordt gemaakt voor kwantitatieve variabelen:
- Discrete of discontinue variabele: wanneer de variabele het resultaat is van een telling (bv. Aantal kinderen per gezin)
- Continue variabele: wanneer de variabele het resultaat is van een meting (bv. Gewicht van een persoon)
- Discrete of discontinue variabele: wanneer de variabele het resultaat is van een telling (bv. Aantal kinderen per gezin)
-
2 Ordenen van gegevens
-
2.1.2 Schikking van tabellen
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
In een tabel vind je altijd 2 soorten variabelen. Geef de 2 soorten variabelen, leg uit wat ze zijn en waar ze in de tabel voorkomen.
- De onafhankelijke variabelen: variabelen die als basis worden genomen voor de indeling van de populatie in groepen (oorzaak). Ze hebben een bepaald effect/invloed.
De resultaten komen voor in de voorkolom of kop. - De afhankelijke variabelen: gevolg van de onafhankelijke variabelen, worden beïnvloed door onafhankelijke variabelen.
De uitkomsten staan in de velden.
- De onafhankelijke variabelen: variabelen die als basis worden genomen voor de indeling van de populatie in groepen (oorzaak). Ze hebben een bepaald effect/invloed.
-
2.2.1 Gegevens ordenen in klassen met gelijke klassenbreedte
-
Bij kwantitatieve variabelen kan het zijn dat er zoveel mogelijke antwoorden zijn dat men genoodzaakt is om een aantal verschillende antwoorden in één klasse te stoppen.Hoe gaan we te werk om gegevens te ordenen in klassen met gelijke klassenbreedte? (4 stappen)
- We maken eerst een keuze van het aantal klassen (notatie: k) (tussen 5 à 20)
- Dan berekenen we de variatiebreedte (R): het verschil tussen de grootste en de kleinste waarde
R= Xmax - Xmin - Daarna kunnen we de voorlopige klassenbreedte berekenen (interval: i) door de variatiebreedte (R) te delen door het aantal klassen (k). We ronden dit af naar veelvouden van 5 of 10.
R/k= i - We turven nu de gegevens en bepalen zo het aantal gegevens per klasse.
- We maken eerst een keuze van het aantal klassen (notatie: k) (tussen 5 à 20)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden