Zekerheidsrechten - Algemene bepalingen pand en Hypotheek - Pitlo Verhaal en voorrang nrs 745-758

12 belangrijke vragen over Zekerheidsrechten - Algemene bepalingen pand en Hypotheek - Pitlo Verhaal en voorrang nrs 745-758

Wat hebben pand en hypotheek gemeen en waarin verschillen ze?

Gemeen
Uit de omschrijving van 3:337 lid 1 blijkt dat zij inhoudelijk hetzelfde recht omvatten: Het recht van pand en het recht van hypotheek zijn beperkte rechten, strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven ander schuldeisers te verhalen. Het zijn bijzondere verhaalsrechten gegoten in de vorm van een beperkt recht.
Verschil
Het verschil zit in het object en dat brengt verschillende regels met zich mee.
Is het recht gevestigd op registergoed= recht van hypotheek
Is het recht gevestigd op een goed= recht van pand.

De rechten van pand en hypotheek zijn verhaalsrechten. De gewone schuldeiser moet een langere weg bewandelen voor verhaal. Welke bevoegdheid geeft pand en hypotheek?

De bevoegdheid bij verzuim van de schuldenaar het recht van parate executie uit te voeren. Dit houdt in tot executoriale verkoop over te gaan om zich op de opbrengst te kunnen verhalen, zonder dat er een executoriale titel/beslag nodig is.

De rechten pand en hypotheek zijn beperkte rechten in de zin van 3:8. Ze hebben absolute werking. Wanneer komt dit tot uiting?

  • Bij vervreemding en bezwaring van het verbonden goed
  • Separatistpositie in faillissement.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Art. 3:227 lid 1 jo 3:278 verbindt aan het verhaalsrecht van pand en hypotheek voorrang. Wanneer doet dit voorrangsrecht zich gelden?

Dit voorrangsrecht doet zich gelden wanneer behalve de pand en hypotheekhouder ook anderen zich op de executie opbrengst willen verhalen en deze onvoldoende is is om allen te voldoen. De pand en hypotheekhouder heeft in die gevallen recht op voldoening uit de opbrengst voor de concurrente en andere lagere gerangschikte schuldeiser.

De rechten pand en hypotheek zijn als verhaalsrechten onlosmakelijk verbonden aan de vordering ter voldoening waarvan zij tot zekerheid dienen. Dit zijn afhankelijke rechten in de zin van 3:7 jo 3:82.  Wat impliceert het feit dit afhankelijke rechten zijn?

Dit impliceert dat de algehele voldoening van de gezekerde vordering van rechtswege het tenietgaan van het zekerheidsrecht tot gevolg heeft. Daarnaast brengt het afhankelijk karakter mee dat bij overgang van de gezekerde vordering op een derde het zekerheidsrecht van rechtswege mee overgaat op die derde.
Net als een afhankelijk recht is een pand of hypotheek recht niet zelfstandig overdraagbaar. Het kan alleen met de vordering waarvan het afhankelijk is mee overgaan op de derde.

Het recht van pand of hypotheek is ondeelbaar. Waar komt dit in de kern op neer?

Dit komt in de kern op neer dat voor de gehele vordering verhaal kan worden genomen op het gehele goed. De ondeelbaarheid ziet op uit het pand- of hypotheek voortvloeiende verhaalsrecht. En niet of er meerdere gerechtigden kunnen zijn tot een pand of hypotheekrecht, ook niet op deelbaarheid van de vordering waaraan het accessoir is. De regel is als het in het voordeel van de zekerheidsgerechtigde werkt van regelend recht.

Welk uitgangspunt neemt 3:227 als het gaat om de mogelijkheid tot zekerheid van een vordering bij de vestiging van pand- of hypotheek?

Vestiging van pand- hypotheek is alleen mogelijk tot zekerheid van een vordering tot voldoening van een geldsom. Dit rust op het beginsel dat alleen geldvorderingen verhaalbaar zijn. Alleen dan werkt het systeem van de paritas creditorum.

Is vereist voor pand en hypotheekrecht dat de te zekeren vordering al bestaat? Wel tijdstip is voor de rang bepalend?

Nee op grond van 3:231 is niet vereist dat de te zekeren vordering al bestaat. Pand en hypotheek voor een toekomstige vordering ontstaan al op het tijdstip waarop de vestigingshandeling wordt voltooid en niet op het tijdstip waarop de vordering ontstaat.
Daarom neemt pand- of hypotheek dat is gevestigd tot zekerheid van betaling van een toekomstige vordering rang naar het tijdstip van vestiging.

Op welke goederen kunnen een recht van pand of hypotheek worden gevestigd?

In 3:228 is bepaalt dat dit mogelijk is op alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn.  Er zijn wettelijke uitzonderingsgevallen (meststoffenwet,  verpanding loon werknemer alleen geldig als een beslag op het loon geldig is).

In 3:229 lid 1 ligt de regel van zaakvervanging (of als het een ander goed betreft substitutie) besloten. Wat houdt dit in?

Het recht van pand of hypotheek brengt van rechtswege mee een recht van pand op alle vordering tot vergoeding die in de plaats van het verbonden goed treden waaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van dat goed (assurantievordering, vorderingen tot schadevergoeding wegen onrechtmatige zaakbeschadiging, vergoeding wegen onteigening van het verhypothekeerde goed.

Art 3:229 lid 2 bepaalt dat het door zaakvervanging ontstane pandrecht boven ieder ander op de vergoedingsvordering gevestigd pandrecht gaat. Gaat het ook boven een bij voorbaat op deze vordering gevestigd pandrecht?

Ja, ongeacht of de vestiging daarvan eerder is geschied dan die van het pand of hypotheekrecht waarvoor de vordering in de plaats is getreden. Lid 2 ziet alleen op de verhouding met op de vordering gevestigde pandrechten. In het geval dat er meer pand- of hypotheekhouders zijn die krachtens lid 1 van rechtswege een pandrecht hebben gekregen op de vergoedingsvordering wordt de onderlinge volgorde van hun pandrechten bepaald door de rangorde van pand of hypotheekrechten op het oorspronkelijke goed.

Is het vereist dat de schuldenaar en de zekerheidsgever dezelfde persoon zijn?

Art. 3:231 lid 1 derde zin bepaalt dat men een goed voor de schuld van een ander kan verpanden of verhypothekeren.  De derde wordt hierdoor geen schuldenaar maar iemand die in zijn vermogen een goed heeft waarvan hij indien de schuldenaar niet betaalt uitwinning door diens schuldeiser (pand en hypotheekhouder) moet gedogen. Zijn overige vermogen is niet vatbaar voor uitwinning door pand of hypotheekhouder. Het kan ook ontstaan doordat iemand een met pand of hypotheek belast goed krijgt overgedragen. Als beperkt recht volgen zij het verbonden goed.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo