Ondergrond van Nederland

32 belangrijke vragen over Ondergrond van Nederland

Inleidend aan college 4.
Dit zijn de centrale vragen


Hoe is het zandlandschap in NL vanaf het Saalien ontstaan en opgebouwd?
Welke landschapsvormen zie je in het zandlandschap en hoe zijn die ontstaan?
Welke Formaties, afzettingen, grondsoorten en bodems vinden we (aan het oppervlak) in het zandlandschap?

Stuwing (glaciotektoniek) kanwordenvastgesteld door:

Stuwing (glaciotektoniek) kanwordenvastgesteld door:



Scheefgesteldeklei- of leemlagen
Zandlagen met een interne gelaagdheid van meerdan circa 32° (max hellingshoekdroogzand)
Gekanteldeblokken


Stuwing (glaciotektoniek) kanwordenvastgesteld door:
Scheefgesteldeklei- of leemlagen
Zandlagen met een interne gelaagdheid van meerdan circa 32° (max hellingshoekdroogzand)
Gekanteldeblokken
Foto: H.J.A. Berendsen
De scheefgestelde pakketten (waaronder klei- of leemlagen) hebben over het algemeen een hellingsrichting, die tegengesteld is aan de drukrichting van het ijs. Hierdoor is het mogelijk de ligging van de ijstongen nauwkeurig te reconstrueren.
Noordelijke Veluwe bij Hattem

Waar komt gestuwde materiaal vandaan?

Foto: H.J.A. Berendsen
In de Gelderse Vallei heeft een ijslob gelegen; de vallei is omgeven door destuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Aangezien de stuwwallen soms bedekt zijn met een dunne laag keileem (= grondmorene) of met noordelijke zwerfstenen, moet worden geconcludeerd dat het ijs tot op de stuwwallen heeft gelegen. Uit het hoogteverschil tussen de stuwwallen en de diepte van de glaciale bekkens volgt dan een minimale ijsdikte van circa 225 m.
Een zwerfsteen (‘noordelijke erratica’): een graniet uit de omgeving van Oslo, gevonden in de stuwwal bij Emmen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Je kijkt naar een samenstelling van de gestuwde afzettingen in Midden-Nederland (naar Marleveld 1956)

Wat kun je vertellen over de bestandsdelen van
De Utrechtse Heuvelrug,
De Veluwe,
De Noordelijke Veluwe,
De stuwwallen bij Enschede

Berendsen 2004
Figuur 7.5Samenstelling van de gestuwde afzettingen in Midden-Nederland (naar Maarleveld 1956).
De Utrechtse Heuvelrug bestaat vooral uit Rijnafzettingen, met zeer weinig Maascomponenten, de Veluwe bestaat uit veel Rijn-materiaal met weinig Maascomponenten, de noordelijke Veluwe bestaat vooral uit Rijn-materiaal met weinig ‘oostelijke toevoer’ (componenten van het Eridanos riviersysteem) en de stuwwallen bij Enschede bestaan uitsluitend uit componenten van het Eridanos riviersysteem. De samenstelling van de stuwwallen is dus een weerspiegeling van de sedimenten die aan het oppervlak aanwezig waren voordat het landijs Nederland binnendrong.

Welke natuurverschijnselen zie je hier? Waar komen deze voor?

Voorbeelden van drumlins (boven) en eskers (onder). Bron: http://sts.gsc.nrcan.gc.ca/clf/landscapes.asp
Te vinden in de Nederlandse ondergrond, bijvoorbeeld in het oosten van Nederland.

Van nature komen er veengronden voor in Drenthe op keileemplateau
(zie Atlas NL in Holoceen)
Verklaar deze uitspraak

Berendsen 2005
Verbreiding van keileem nabijhet oppervlak op het Drents plateau (naar Van Heuvelen 1965).
De keileem heeft een belangrijke invloed op de afwatering, ook op plaatsen waar zij niet aan het oppervlak ligt. De keileem belemmert het vertikaal wegzakken van het grondwater, en heeft daardoor gedurende het Holoceen op vele plaatsen aanleiding gegeven tot veenvorming.

Hoe zijn deze lage ruggen ontstaan?

Figuur 6.7Berendsen 2005
Lage ruggen in het keileemplateau van Noord-Nederland (naar V.d. Berg & Beets 1987).De ruggen zijn ontstaan als gevolg van de beweging van het landijs in het Saalien. De NO-ZW gerichte ruggen zijn ouder dan de ZO-NW georiënteerde ruggen.

Welke begrippen moeten er bij de vlekken staan?

Dit

Welke afzettingen in het Saalien?

Glaciale en fluvioglacialeafzettingen:
Formatie van Drente
Fluviatiele afzettingen: Formatie van Urk en Kreftenheye (deze laatste vanaf maximale uitbreiding landijs, aan eind Saalien)
Eolischeafzettingen: Formatie van Boxtel (dekzanden (lokaal), löss (grotere afstand), beekafzettingen)

l

Geef de voorwaarden voor een periglaciaal klimaat.

Periglaciaal klimaat

•permafrost:zomer T < 6 °C,

winter T = -25 °C


•weinig of geenvegetatie


•veelvorstverwering


•onregelmatigdebietrivieren


•hogezonnestand ten opzichte van huidigeperiglacialeklimaatgebieden

Weichselien: Noem de afzettingen en landschapsvormen in het zandlandschap

Afzettingen:
- dekzand en löss (eolisch)
(Formatie van Boxtel)

- rivierafzettingen (vlechtend en meanderend)
(Beegden Formatie (Maas), Kreftenheye Formatie (Rijn))

Landschapsvormen:
- vorstwiggen (nu nog zichtbaar, overblijfsel van ijswig)
- asymmetrische (sneeuwsmeltwater)dalen (tegenwoordig vaak droge dalen)
- dekzandruggen
- pingos (nu pingo-ruines) en dobben
- rivierterrassen

Wat kunt u  vertellen over het dekzand en löss gedurende het; laat- Glaciaal
Peri-Glaciaal en Vroeg- Glaciaal,

Foto’s rechtsboven: Katie Oost (desertpavement, IJsland; Dryas, een kensoort uit periglaciale gebieden in de huidige tijd, vernoemd naar geologische periode waarin ze ook veel voorkwam)
Foto rechts: Dekzandprofiel bij de Uithof, Utrecht. Foto: H.J.A. Berendsen.
Foto middenonder: dekzand bij Eerbeek (foto: H.J.A. Berendsen).
Dekzandprofiel, waarin van boven naar beneden te zien zijn:

•Jonger dekzand
•De Laag van Beuningen
•Involuties
•Ouder dekzand

Even weer een beetje info tussendoor

Berendsen 2005
Figuur 3.2Hoogtelijnenkaart van het zuidelijk zandgebied (naar Stiboka 1965).
Grote hoogteverschillen komen in het zuidelijk zandgebied niet voor. Het terrein helt in het algemeen af van zuidoost (35 - 40 m + NAP) naar noordwest (circa 2,5 m + NAP). De Roerdalslenk komt in het hoogtelijnenpatroon duidelijk tot uiting, evenals de Peelhorst en de rug van Alphen-Gilze.

Laatste dia van ppt.

Berendsen 2004
Naar Steur & Heijink 1991
Figuur 5.12Gegeneraliseerde bodemkaart met indeling in orden volgens De Bakker & Schelling 1966).

Daarnaast vindt ook plaats bodembewegingen, loop rivieren en dikte van holocene afzettingen.


Bodembewegingen
- Zuidenvan Limburg, Peelhorst, Achterhoek: 20 mm omhoog gekomen
- IJsselmeergebieden Noord-Holland: enkele tientallen mm per eeuw omlaag
- Bodemdaling als gevolg van menselijke activiteiten: veenontwatering (2m / 1000 jaar!), gaswinning (45 cm / 100 jaar)
Loop rivieren
Beïnvloed o.a. door tektoniek (Peelrandbreuk)

Dikte van de Holoceneafzettingen
- enkele meters in binnenland
- ca. 20 meter aan kust
- ca. 40 meter in zeegaten

Op welke basis is dit ingedeeld.

De tijdsindeling van het Holoceen in Nederland op grond van pollenanalytische kenmerken (naar Zagwijn 1986, en Berendsen & Stouthamer 2001).Ook de archeologische tijdsindeling is aangegeven.

Wat is absolute zeespiegelstijging?

Absolute zeespiegelbeweging: door wisselende hoeveelheid water in oceanen en zeeën (bijv. ijskap versus geen ijskap)

Hoe komt zo’n zeespiegelbeweging tot stand?

Berendsen 2004
Curve van de relatieve zeespiegelstijging in Nederland, naar Jelgersma 1979. Uit de curve blijkt, dat de zeespiegel tot circa 5000 BP snel steeg; daarna nam de snelheid van de stijging af. Het landijs van Scandinavië en Noord-Amerika was omstreeks 5000 BP geheel afgesmolten. De relatieve zeespiegelstijging die daarna nog is opgetreden is dus praktisch geheel toe te schrijven aan bodemdaling.
Bodembeweging in een gebied kan door: platentektoniek, glacio-isostasie, inklinking.
Afbeelding: Atlas van NL in het Holoceen, 2011,Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, p. 17.

Hoe is deze figuur te verklaren?
' Relatieve zeespiegelcurven voor Holoceen in het Verenigd Koninkrijk'.

Lowe & Walker 1997
De figuur geeft een overzicht van relatieve zeespiegelcurven voor het Holoceen in Groot-Brittannië. In Schotland is de zeespiegelrelatiefgedaald. Dit is eengevolg van de opheffing van de bodem, die samenhangt met het wegvallen van de druk van het landijs op Schotland. In Morecombe Bay is de zeespiegel ten opzichte van het land circa 20 m gestegen in de laatste 10.000 jaar; in het Theemsestuariumbedraagt de stijging over dezelfdeperiode circa 40 m. De curve van het Theemsestuariumlijktsterk op die van Nederland.

Stijgde of daalde Nederland aan het begin van het holoceen

Nederland net in het gebied van de forebulge, dus daalde aan begin Holoceen onder invloed van afsmelten ijskap; nu vooral bodemdaling door inklinking en tectoniek. In VK deels in gebied forebulge, maar ook deels in gebied dat nu omhoog veert.

Lithostratigrafie (Formaties) Holoceen
Wat zien we op deze afbeelding?

Berendsen 2004
Lithostratigrafische indeling
Figuur 9.12 Lithostratigrafische indeling van de Holocene sedimenten in formaties, laagpakketten en lagen (naar De Mulder et al. 2003).De indeling is veel meer dan voorheen gebaseerd op lithologische kenmerken, en in principe niet meer op ouderdom en genese (merk op, dat voor de afzettingen en lagen slechts globale ouderdomsindicaties en geen precieze grenzen worden gegeven). Er worden nu ook eenheden onderscheiden die alleen regionaal voorkomen, en eenheden die in meer dan één formatie voorkomen, zoals de Wijchen Laag.

Waar liggen welke Formaties aan het oppervlak?
Waarom liggen die formaties daar?

Berendsen 2004, naar Weerts et al. 2000
Figuur 9.20Verbreiding van de Holocene formaties in Nederland (naar Weerts et al. 2000).In verband met de schaal van de kaart is sterk gegeneraliseerd. Dunne lagen dekzand (< 1,5 m) zijn weggelaten. Ook de differentiatie binnen de Naaldwijk, Echteld en Nieuwkoop Formaties is grotendeels weggelaten.
De Holocene afzettingen in de kustvlakte worden hoofdzakelijk gerekend tot de Naaldwijk Formatie. Binnen het gebied waar afzettingen van de Naaldwijk Formatie voorkomen, kunnen drie afzettingsmilieus worden onderscheiden:
1.Langs de kust ligt de kustbarrière, het gebied van de strand- en duinafzettingen, die hoofdzakelijk bestaan uit fijn zand. In dit gebied wordt onderscheid gemaakt in het Zandvoort Laagpakket (strandzand en zeebodemafzettingen) en het Schoorl Laagpakket (duinzand). Een genetisch onderscheid in ‘Oude Duinen’ en ‘Jonge Duinen’ wordt in lithostratigrafische zin niet meer gemaakt.
2.Langs de kust en achter de strand- en duinafzettingen ligt de kustvlakte, het gebied van lagunaire afzettingen en wadafzettingen. In dit gebied is in een zout en brak milieu hoofdzakelijk fijn zand en klei afgezet. Er zijn twee klastische componenten te onderscheiden. De onderste component wordt aangeduid als het Wormer Laagpakket; de bovenste component is het Walcheren Laagpakket. Tussen de klastische sedimenten komen soms ingeschakelde veenlagen voor, die ontstaan zijn in een zoet of iets brak milieu. Deze worden gerekend tot het Hollandveen Laagpakket, een onderdeel van de Nieuwkoop Formatie. Aan de basis van het Holocene pakket ligt de Basisveen Laag, die eveneens onderdeel vormt van de Nieuwkoop Formatie.
3.De Almere lagune, die ter plaatse van het IJsselmeergebied lag. Binnen de Naaldwijk Formatie (Wormer Laagpakket) wordt in dit gebied de Velsen Laag onderscheiden (een humeuze kleilaag, afgezet in een steeds zouter wordend milieu). Binnen het Walcheren Laagpakket onderscheidt men: Almere Laag (gelaagde siltige tot zandige klei, gevormd in een brak lagunair milieu); Zuiderzee Laag (siltige tot zandige klei en zand, vaak met mariene schelpen, afgezet in de Zuiderzee); IJsselmeer Laag ( siltige klei, een meerbodemafzetting van na de afsluiting van de Zuiderzee); en IJe Laag (siltige, humeuze, groenig tot bruingrijze stugge klei, afgezet bij overstromingen vanuit de Zuiderzee). De Basisveen Laag en ingeschakelde veenlagen worden tot de Nieuwkoop Formatie gerekend.

Wat vind je veel in de Echteld Formatie?
Welke drie rivieren zijn er?

Voor antwoord zie dia?

Welke riviersoort hoort bij welke afbeelding?

Bovenst vlechtend- Middelste Anastomerend- Onderste Meanderend
(eigen invulling)

Hoe gedragen rivieren zich ten tijde van glacialen en interglacialen?

Afhankelijk van hoeveelheid sediment en waterafvoer en variatie daarin, dat is weer afhankelijk van het klimaat.
Vlechtend (veel sediment, grote afvoervariatie), in glacialen
Meanderend (weinig sediment, kleine afvoervariatie), in interglacialen
Piekafvoer Rijn in glacialen: 22000 m3/s
Gemiddelde afvoer Rijn nu: 2200 kubieke m3/s
Delta van rivieren in glacialen veel verder ten noord- of zuidwesten van de huidige rivierdelta, door lagere zeespiegel.

Wat is het effect van zeespiegelstijging in Holoceen op rivieren en grondwater


• Zeespiegelstijging in Holoceen (eerst snel, daarna langzamer) betekent een verhoging van de erosiebasis

•Rivieren komen eerder de zee tegen, en laten dus ook meer landinwaarts t.o.v. eerdere situatie hun sediment vallen

• later in het Holoceen > delta vormt zich, rivieren houden met hun afzetting van sediment de zeespiegelstijging bij

• grondwater stijgt ook > vernatting > veenvorming
• > onstaananastomoserende rivieren in west Nederland

Wat is terrassenkruising?
Wat bepaalt de ligging?

Terrassenkruising
Het punt in de rivier waar netto insnijding (plek waar terrassen zich kunnen vormen) overgaat in netto accumulatie = TERRASSENKRUISING
Ligging terrassenkruising wordt beïnvloed door verhoging of verlaging van erosiebasis:
- op lange tijdschaal: tektonische bewegingen
- op kortere tijdschaal:
1. klimaat > debiet en sedimentlast rivier
2. zeespiegelstijging of –daling
Terrassenkruising verplaatst zich dus in de tijd!

Verschuiving terrassenkruising in Holoceen door zeespiegelstijging. Waar verschuift de terrassenkruising heen?

Berendsen 2004
Naar Pons 1957
Figuur 8.14Schematische weergave van de ligging en de verplaatsing van de terrassenkruising tussen het Fluviatiel Laagterras (Kreftenheye-5 afzettingen), terras X (Kreftenheye-6 afzettingen), en jong-holocene afzettingen (naar Pons 1957).
Als gevolg van de zeespiegelstijging schuift de accumulatiezone en daarmee de terrassenkruising landinwaarts.

Wat is de opeenvolging van rivieren?

Törnqvistunpublished
Verticale opeenvolging van rivierpatronen in de westelijke Rijn-Maas delta. Onderin: Laat-Glaciaal vlechtend riviersysteem (Kreftenheye-Formatie); breed, vlak zandlichaam. Daarboven een niveau met smalle, dikke zandlichamen, gevormd door een recht anastomoserend systeem. Bovenin: relatief brede, ondiepe zandlichamen, behorend bij een meanderend riviersysteem.
Het meanderende riviersysteem bovenin heeft zich naar het westen uitgebreid over het rechte, anastomoserende systeem heen. Dit was een gevolg van een toename van het debiet (Berendsen & Stouthamer 2001, Cohen 2003).

Welke verschillende wijzen van rivierverlegging ken je?

Berendsen 2004
Figuur 8.31Verschillende wijzen van rivierverlegging (naar Berendsen 1986).
Meanderende rivieren kunnen hun bedding op verschillende manieren verleggen:
1.door verplaatsing en uitbuiging van de bochten (verplaatsing van meanders),
2.door meanderhalsafsnijding (Engels: neckcut-off),
3.door kronkelwaardgeul-afsnijding ( Engels: chutecut-off),
4.door stroomgordelverlegging ( Engels: avulsion).
Naar Berendsen 1986.

Wat is moet er in de gele blokjes staan?
(ik heb een klein foutje gemaakt, de drie blokjes aan het 'einde' van de rivier is 1 term)

Dit was vorig jaar een toetsvraag

Geological/geomorphological map of the Holocene Rhine-Meuse delta


Let op de schaal van de stroomgordels en daarbinnen dus de oeverwallen, en daartussen de kommen

Berendsen & Stouthamer (2001).
Berendsen & Stouthamer 2001, modifiedby Cohen 2003
Geologisch-geomorfologische kaart van Berendsen & Stouthamer (2001). Op de kaart staat de ouderdom van de stroomgordels aangegeven in tijdstappen van 500 jaar (rood=jong, groen=oud). De vorm van de ‘delta’ is sterk beïnvloed door de ligging van de stuwwallen en de Peel Horst. Ook de ligging van de rivieren is door de Peel Horst beïnvloed.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo