Samenvatting: De Organisatie Als Hulpmiddel
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van De organisatie als hulpmiddel
-
1 Organisatiekunde
Dit is een preview. Er zijn 24 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Profitorganisaties --> Winst als doel
Ondernemingen die goederen of diensten verkopen aan klanten met het doel er winst aan over te houden.
- Particuliere ondernemingen
- Commerciële organisaties
- Het bedrijfsleven. -
Welke verschillende rechtsvormen voor ondernemingen zijn er?
- Eenmanszaak (ZZP-er): zelfstandig zonder personeel. Hier is de ondernemer zelf aansprakelijk.
- De vennootschap onder firma (vof): Waarin een aantal ondernemers samen een onderneming bezitten en runnen, en persoonlijk aansprakelijk blijven voor de financiële verplichtingen van de vof.
- De besloten vennootschap (bv): Waarin deelnemers een aandeel hebben in de onderneming en niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de financiële verplichtingen van de bv als rechtspersoon.
- De naamloze vennootschap (nv): Waarbij beleggers – via de aandelenmarkt – een aandeel kunnen nemen in de onderneming. -
Wat houdt een kaal model in?
Bij een kaal model zijn er geen inspraak mogelijkheden. -
Wat houdt een aangekleed model in?
Bij een aangekleed model hebben de betrokkenen inspraak. Ze hebben een adviesfunctie (cliëntenraad). (veel stichtingen werken volgens het aangeklede model) -
2 Systeem
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat houdt externe democratisering in?
De invloed van de politiek op de welzijnsorganisaties die de afgelopen decennia sterk is toegenomen.
langs deze weg van de politiek de bevolking (indirect) invloed heeft op de vraag welke maatschappelijke doelstellingen met het belastinggeld worden nagestreefd.
- Richtlijnen en informatie nodig om te weten hoe zij moeten werken. -
3 Doelen
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Externe doelen van een organisatie:
Doelen die buiten de eigen organisatie zijn gelegen.
-De doelen van een organisatie zijn bijna altijd naar buiten gericht, op andere mensen. Een organisatie is er dus in de eerste plaats om anderen te dienen en is er niet in het belang van jou als stagiair of werknemer. -
Wat houden statuten in?
De officiële doelen van de organisatie staan beschreven in de Statuten.
Statuten: Is een door een notaris opgestelde akte, nodig bij de oprichting van een vereniging, vennootschap of stichting. In die statuten staat wat het doel is van de organisatie en hoe die doelen worden nagestreefd.
- De officiële doelen worden bepaald door het bestuur, meestal in samenspraak met de dagelijkse leiding van de organisatie, de directie. -
Wat wordt er omschreven in de missie?
Een korte formulering van de bestaansredenen van een organisatie.
- Om aan de buitenwereld kort en krachtig duidelijk te maken waar de organisatie voor staat. -
De feitelijke doelen van een organisatie:
De doelen die blijken uit wat de organisatie feitelijk doet, welke doelgroepen zij bereikt, welke werkwijzen zij gebruikt en welke resultaten zij boekt.
- Doelgroepen: welke doelgroep de instelling feitelijk bereikt.
- Werkwijzen: je zal je moeten beperken tot de feitelijke doelen van de organisatie.
- Resultaten: aan de bereikte resultaten kun je afmeten wat de werkelijke doelen zijn. -
4 Structuur
Dit is een preview. Er zijn 30 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat houdt een verticale of lijnorganisatie in?
Een organisatievorm waarin boven elke functionaris, team en afdeling
een leidinggevende staat.
- Gezagsverhouding.
- Informatie wordt in de vorm van opdrachten of bevelen van boven naar beneden doorgegeven.
- Differentiatie in het leidinggeven; het ontstaan van ‘lagen’ in de organisatie. Qua functienaam gelijk zijn, maar zowel formeel als feitelijk een ongelijke machtspositie hebben.
- Alle communicatie loopt van boven naar beneden en van beneden naar boven.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden