Psychologie van arbeid en gezondheid - verkenning en kaders

29 belangrijke vragen over Psychologie van arbeid en gezondheid - verkenning en kaders

Tavistock Institute of Human Relations

Londen. Stond vanaf jaren 50 vorige eeuw aan de wieg van de organisatiegerichte
aanpak om welbevinden en gezondheid op het werk te bevorderen.
Deed oa onderzoek in de britse kolenmijnen.

Wat doet de regulatie cyclus?

Bij de regulatie cyclus wordt een probleem geformuleerd, een interventie ontworpen,
uitgevoerd en geëvalueerd.

Verdere ontwikkeling van vh gebruik van technologie in he arbeidsproces laat
zich globaal in drie fasen indelen

1 Mechanisering tot jaren zestig Substitutie van spierkracht bij simpele en

repeterende operaties
2 Automatisering 70 en 80er jaren Onderlinge afstemming van simpele
operaties timing door machines over genomen De computer werd
geintroduceerd
3 Informatiesering jaren 90 in opkomst Toepassen van algoritmen als x dan
y in vastomlijnde en eenduidige situaties om eenvoudige beslissingen te laten
nemen door machines
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Electronic Performance Monitoring EPM

Het registeren wanneer iemand met de computer werkt, wat er met de computer gedaan is etc. Stelt de manager in staat om te beoordelen hoe goed de medewerker heeft gepresteerd. Met name data verwerking en call-centers.
Medewerkers hebben het gevoel op de vingers gekeken te worden en dat veroorzaakt spanningsklachten. Privacywetgeving bestrijd het gebruik van EPM.

Wanneer ontstond er interesse voor het fenomeen 'baanonzekerheid'?

Ongeveer dertig jaar geleden , dus zo ergens rond 1985.

Wat is in-rol gedrag?

Gedrag dat aansluit bij de functieomschrijving van werknemers

Wat is extra- rol gedrag?

gedrag dat strikt genomen niet van de werknemer verwacht wordt (organisational
citizenship behaviours)

Wat is contraproductief gedrag?

absenteïsme en verloop

Is er een associatie tussen baanonzekerheid en pesten op het werk?

het wordt ook geassocieerd met pesten op het werk, onzekere werknemers worden
de pestkop of worden juist gepest.

Wat weegt meestal het zwaarst, kwantitatieve baanonzekerheid, of kwalitatieve?
en waarom?

Kwantitatieve baanonzekerheid: problematischer, want er staat meer op het spel, de volledige baan, en geen deelaspecten.
Maar groot onderzoek suggereert dat beide vormen van baanonzekerheid ongeveer
als even problematisch worden ervaren.

Welke effecten van baanonzekerheid komen in longitudinale onderzoeken naar
voor?

Effecten op (aspecten) van het psychisch welbevinden en lichamelijke gezondheid op
een later tijdstip ( causale relatie)
Verlaagt de zelfwaarde op termijn, lager gevoel van zelfwaarde = verhoging van
baanonzekerheid

Hoe kunnen de negatieve gevolgen van baanonzekerheid op basis van elkaar
aanvullende theoretische perspectieven worden verklaard?

Kwantitatieve baanonzekerheid verwijst naar het verlies van de huidige baan.
Door arbeid kunnen diverse behoeften worden bevredigd.
Jahoda: het latente deprivatiemodel.
De negatieve gevolgen van baanonzekerheid kunnen ook verklaard worden door het
ervaren van een breuk van het (relationeel) psychisch contract.

Waar liggen volgens de Zelf-determinatietheorie (Ryan en Deci) de problemen
bij baanonzekerheid?

Drie psychologische basisbehoeften van werknemers worden ondermijnd:

1 Autonomie (keuzevrijheid van eigen gedrag komt in het gedrang)
2 Relationele verbondenheid (betekenisvolle sociale relaties worden onzeker)
3 Competentie ( moeilijkheid om actie te ondernemen ivm baanonzekerheid)

Wat zijn de gevolgen van baanonzekerheid in verband met het psychologisch
contract?

Impliciete verwachtingen over de uitwisselingsrelatie tss wg en wn. Baanonzekerheid
zorgt voor onevenwichtigheid. Men tracht het evenwicht te herstellen door verlaging
van de organisatiebetrokkenheid, minder of slechter presteren, absenteïsme en
verloop.

Wat is de invloed van persoonlijke hulpbronnen ( persoonlijkheidstrekken) op
baanonzekerheid?

negatieve affectiviteit en externe beheersingsoriëntatie kunnen een modererende rol
spelen. (niet in elke studie vastgesteld)
Geen effect voor interne beheersingsoriëntatie.
Ook copingstijlen kunnen relevant zijn
Vermijdingsgedrag geeft meer psychische klachten bij baanonzekerheid.

Hoe kunnen attitudes van invloed zijn op baanonzekerheid?

Sterke identificatie met de baan: baanonzekerheid gaat samen met minder
arbeidstevredenheid..
Sterk ontwikkeld arbeidsethos: (morele plicht tot werken): negatieve samenhang
baanonzekerheid. en arbeidstevredenheid is hier sterker.
Causale attributies: oorzaak baanonzekerheid toegeschreven aan interne
onbeheersbare factoren (bv leeftijd): versterking samenhang baanonzekerheid en
depressieve gevoelens

Wat kan de werkgever doen om het gevoel van baanonzekerheid te reduceren?

Controle over de situatie mogelijk maken.(ingrijpen op controle als antecedent van
baanonzekerheid)
Open en eerlijke én voortijdige communicatie vergroot de voorspelbaarheid en de
beheersbaarheid van wat gaan komen.
Inspraak in de beslissingen over de toekomst van de organisatie., aldus vergroten de
wn hun controle.
Inzetbaarheid vergroten.
Vergroten van relevante vaardigheden, zodoende minder problemen bij zoektocht
naar nieuw werk.
Let wel: baanonzekerheid reduceren is niet steeds mogelijk. Baanonzekerheid is een waarneming van de persoon zelf! Geen daadwerkelijk uitkomst dat hij zijn baan zal verliezen.

Wat zijn de functies binnen het werkveld van de psychologie van arbeid en gezondheid en licht deze toe.

Professor Keijsers spreekt vooral over klinisch psychologen en gezondheidszorgpsychologen die zich richten op de behandeling van werknemers met psychische problemen.
Volgens professor Van Vuuren heeft het gros van de A&G-psychologen een functie in de individuele begeleiding van werknemers (bijvoorbeeld in behandeling van burn-out, loopbaanadvisering of op het gebied van arbeidsreïntegratie). Een klein deel heeft een beleidsfunctie. Zij adviseren bedrijven en organisaties op het gebied van arbeidsomstandigheden en personeelsbeleid.

Hebt u enig inzicht in de praktijk en de zienswijzen van enkele professionals op onder andere de aanpak van ziekteverzuim,  en wat nodig is om een werknemer optimaal te laten functioneren in het werk.

Zij vinden het allebei belangrijk dat de werknemer zo veel mogelijk in eigen functie blijft werken of terugkeert. Het gaat erom wat de werknemer nog kan en daar worden mogelijkheden bij gezocht. De werknemer staat centraal. Dit komt overeen met wat de hoogleraren hierover zeiden. Peter van den Berge vertelt verder dat bedrijven variëren in verzuimbeleid maar dat het wel valt binnen de kaders van de Wet verbetering poortwachter. Dat is verplicht.

Interventiemodel: stappen per fase

1. Diagnosefase; stappen: a. probleemanalyse, b. gedragsanalyse, c. determinantenanalyse.

2. Voorbereidingsfase; stappen: a. keuze van interventie, b. ontwikkeling van interventie.

3. Implementatiefase; stappen: a. implementatie van interventie, b. continuering van interventie.

4. Evaluatiefase; stappen: a. effectevaluatie, b. procesevaluatie

Primaire doel evaluatieonderzoek?

Resultaten van het onderzoek te benutten voor de praktijk van het opzetten en
uitvoeren van interventies.

Drie vormen van verandering door interventie:

- Alfaverandering: waargenomen, gemeten verandering in objectieve omstandigheden. (bijv. het standaardprestatieniveau is 10% gestegen).
- Betaverandering: lijkt op alfa, maar de normen voor individuele interpretatie
veranderen (bijv. de norm voor wat een grote verbetering is verschuift).
- Gammaverandering: een radicale verschuiving in de basisassumpties over causale
relaties, de waarden die aan diverse dimensies van de werkelijkheid worden
toegekend en de gehanteerde referentiekaders. De gangbare mening veranderd dus
drastisch (bijv een organisatie vervangt een 'productgestuurd' paradigma door een
'klantgerichte' benadering).

Ex post facto-quasi- experiment

Als men achteraf besluit om een interventie te evalueren en je iets verder wil gaan
dan een gebrekkige reconstructie van de vroegere situatie, door een
achterafvergelijking te maken met een overeenkomstige organisatie te maken waar
de interventie NIET heeft plaatsgevonden.

Verbeterde nominale groepstechniek

Kaartjes methode: de aanwezige groepsleden moeten individueel en anoniem
ideenen, suggesties en observaties op kaartjes schrijven. De consultant verzameld de
kaartjes en vat alle ideeen op flip over-vellen samen, waarna gezamenlijk met de
groep nadere clustering en analyse plaatsvindt.

Appreciative inquiry (AI)

Positieve psychologie. Vorm van actie onderzoek waarbij vooral / uitsluitend wordt uitgegaan van de sterke
kanten van een organisatie, je wil de organisatie verbeteren via het verder uitwerken
van dingen die al heel goed lopen.
Er wordt meestal uitgegaan van het 4-D model met vier fasen: discovery (de
gewaardeerde aspecten van een organisatie worden in kaart gebracht), dreams (hoe
ziet het ideale toekomstplaatje er uit?), design (planning en prioritering van
activiteiten), destiny )start implementatie van wat er in de design fase is afgesproken).

Naast allerlei standaard technieken gebruiken interventieonderzoekers in organisaties soms ook heel speciale technieken van gegevensverzameling:

VB:
- Surveyfeedback
- Logboeken
- Verbeterde nominale groepstechniek
- Benchmarking

Ontwerp- en interventiewetenschap wil twee soorten problemen oplossen:

- constructieproblemen: nog niet bestaande artefacten worden ontworpen en gerealiseerd (vaak door ingenieurs).
- verbeterproblemen: hebben betrekking op het verbeteren van de prestatie en kwaliteit van bestaande entiteiten en bestaande processen (zoals vaak gebeurt in de geneeskunde en de organisatieveranderkunde).

Voor het opbouwen van ontwerpkennis moet de interventieonderzoeker zowel kennis hebben van de klassieke onderzoeksmethoden als van speciale methoden die niet of nauwelijks in de empirisch-theoretische wetenschap worden toegepast:

De belangrijkste van die specifieke - voor de regulatieve cyclus gebruikte - onderzoeksvormen zijn:
- casestudies
- actieonderzoek
- evaluatieonderzoek

Er moeten steeds naar ten minste twee aspecten worden gekeken bij elke techniek van gegevensverwerving in interventieonderzoek:

- de informatiewaarde van de techniek (dwz de klassieke criteria van betrouwbaarheid, validiteit, accuratesse en uitvoerbaarheid van metingen).
- de veranderkundige effecten van de techniek
Het empatisch vermogen van de interventieonderzoeker speelt een grote rol bij het inschatten van de omvang en impact van deze effecten. De afweging van beide aspecten is lastig en er bestaan geen standaardvoorschriften voor.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo