De oudheid - Platonisme en neopatonisme
16 belangrijke vragen over De oudheid - Platonisme en neopatonisme
Het accent op de Academie lag op de voorafgaande fase van het filosoferen. Die wordt geproblematiseerd, hetgeen tot een radicalisering van de problematiek kan leiden. De nadruk ligt dus meer op de problematiek dan op de werkelijkheid waarop dat denken betrekking heeft. Welke andere filosofen of stromingen deden dat ook?
- Socrates: het problematiseren van het natuurfilosofisch denken
- Sceptici: het problematiseren van alle vormen van dogmatisch denken en van pretenties ten opzichte van de praktijk
Wat is het kenmerk van het platonisme en het neoplatonisme, vanaf de 1e eeuw na Chr)?
De systematisering van het platonisme en neoplatonisme heeft 2 belangrijke aspecten, welke?
2) De pretentie dat wat samenhangend wordt gedacht ook in de werkelijkheid samenhang heeft. Het gaat hier om een eenheid van denken en zijn, zoals vooral de Stao die voorgaf te hebben gerealiseerd.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
In het neoplatonisme wordt de gelijkstelling tussen zijn en denken of denkbaarheid tot een systeem uitgewerkt. (een van de aspecten van de systematisering) Wat houdt dit in?
Het neoplatonisme wordt gerechtvaardigd doordat het begrip Platonisme twee betekenissen heeft. Welke twee betekenissen?
2. (meer algemeen) Elke filosofie of filosofische gedachte waarin realiteit wordt toegekend aan dat wat gedacht wordt, en tegelijk universaliteit aan het concrete of hoogheid aan het lagere.
Het lagere, concreet waarneembare is de weerspiegeling van wat hoger, universeler en denkbaar is en waaraan een grotere geldigheid en een groter werkelijkheidsgehalte wordt toegekend.
Bij Plato is de idee of de vorm reeler dan het concrete, dat evenwel naar het model van het eerste ontstaat.
Volgens Porphyrius (232-304) is alles filosofie en is elk medium tot filosofie te herleiden. Hoe doet hij dat
Door de allegorese als methode te gebruiken stelt Porphyrius dat een schrijver zijn verhaal heeft bedoeld als een raadsel, dat hij iets anders heeft gezegd. De methode heeft dan tot doel dat raadsel op te lossen en het om te zetten in heldere wijsgerige taal.
Wat kun je zeggen over de traditie van de Allegorese (allegorische verklaring)
Deze allegoria (het raadsel) kan met de methode van allegorese worden opgelost en omgezet in heldere wijsgerige taal
Wat kun je zeggen over de essay van Porphyrus, de grot der Nimfen, waarin allegorese wordt toegepast op een passage uit de Odyssee van Homerus?
Allegorese is te vergelijken met de psychoanalyse, waarom?
Wat wordt gezien als het nadeel van de allegorie?
Allegorie is typerend voor de systematiek van het neoplatonisme. Hoe kijkt Plotinus (204-270) hiernaar?
In het neoplatonisme worden de niveaus van kennis tot hypostasen in het zijnde. De ladder waarlangs naar boven geklommen, blijft niet alleen staan om de gelegenheid te scheppen er weer langs af te dalen, maar wordt tot een massieve trap,
Plotinus (204-270) is de eerste grote systematicus van het neoplatonismen. Wat is de inhoud bij zijn hypostasen?
Hypostasen zijn hierarchisch geordend
- de laagste is in de geringste mate werkelijkheid, zij is de materie die is gekenmerkt door een tekort aan zijn en daarin slecht in die zin dat zij verbrokkeld is over veelheid.
- de hoogste hypostasen is het Ene, onuitsprekelijk zoals heet Goede bij Plato, daarna komen de nous en de psuche (ziel)
De lagere hypostasten komen voort uit de hoger (emanatie (uitvloeien) of aporria
Wat is het verschil tussen evolutie en emanatie?
- emanatie: een voortkomen van het lagere uit het hogere
De gedachte van evolutie is over het algemeen vanzelfsprekend, de gedachte van emanatie is een exotische diepzinnigheid
Spreekt Plotinus van evolutie of emanatie?
Plotinus spreekt ook van een terugkeer, een toewending, epistrofe, naar het Ene als de bron van alles
Een beweging op en neer, zoals als bij Anaximander, Heraclitus en Plato.
Wat zou je als constante in de hele antieke filosofie kunnen benoemen?
Deze gedachte komt sterk naar voren bij Plotinus.
Stellingen:
1. Elke veelheid heeft op een of andere manier deel aan het Ene
2 Alles wat deel heeft aan het Ene, is tegelijk een en niet één.
3 Alles wat één wordt, wordt een door deel te hebben aan het Ene
4 Alles wat een geworden is, is iets anders dan wat op zichzelf een is
Van wie zijn deze 4 stellingen?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden