Samenvatting: Deel Iii: Levenslooppsychologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Deel III: Levenslooppsychologie
-
1 Inleiding
-
Waarom wordt vandaag de term levenslooppsychologie gebruikt?- Hoe werd ontwikkeling vroeger gezien en wanneer stopte het?- Is daarop terug gekomen?- Welke mensen zijn gekoppeld aan welke visie over ontwikkeling?
- Vroeger werdgroei gezien als alleen het groter worden --> vooralFreud --> ontwikkeling stopt bijvolwassenheid
Daarop is terug gekomen: het proces gaat door. Er is ookaandacht voor fase navolwassenheid en hetbestuderen van de ontwikkeling hiervan.
-Erikson enPiaget geven aan het niet stopt navolwassenheid (wel meeroog voorkindertijd )
cognitieve groei en wijsheid komen erbij met de jaren, de ontwikkeling van het lichaam blijft ook zo --> je stopt niet met ontwikkelen. -
2 Klassieke ontwikkelingspsychologie
-
2.1 Erik Erikson
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Leg de tabel van Erik Erikson uit. (5)
--> Elke fase(LF) heeft een psychosociale crisis(KC)
--> De bestaande identiteit voldoet niet meer en moet geherdefinieerd worden
De crisis (=KC) geeft een dubbel gevoel = gemis in vorige fase <-> verlangen nieuwe stappen zetten
- In KC zit altijd + en - pool --> naar welke kant het evolueert hangt af van de sociale omgeving (=OA)
(Als evolutie richting positieve pool gaat = sterke identiteit) -
2.2 Jean Piaget
-
- Wat observeerde Jean Piaget?- Waar ging hij op zoek naar en waar leidt dit toe?- Wat zijn de 4 basisbegrippen van Jean Piaget?
Bioloog van opleiding --> later psychologie
- Observeert hoe kinderen problemen oplossen
- Gaat op zoek naar de verschillen tussen de cognitieve instrumenten die mensen gebruiken in verschillende levensstadia
--> Cognitieve ontwikkelingspsychologie
- Inhoud en functie van intelligentie
- Adaptie via assimilatie en accomodatie
- Equillibratie en organisatie
- Cognitieve structuren -
- Wat bedoelt Jean Piaget met de inhoud en functie van intelligentie?- Is dit universeel of persoonsgebonden? Leg uit waar nodig.- Geef voorbeelden
Inhoud = Inzichten + vaardigheden die iemand op een bepaald moment bezit (wat we weten en kunnen)(buiten winter = koud)
- Doorheen de tijd leren we meer en complexere problemen aanpakken = persoonsgebonden
Functie = Intelligentie zorgt voor aanpassing van individu aan omgeving (wat we doen met dingen die we weten en kunnen) (buiten winter = koud --> ik ga muts en sjaal dragen = functie)
= Universeel. Bv peuter leert lopen en niet aan de kachel te komen. Volwassenen leren autorijden -
- Wat bedoelt Jean Piaget met cognitieve structuren?- Waar helpen deze ons mee?- Geef een voorbeeld
= Principes achter gedragingen, die niet rechtstreeks waargenomen kunnen worden
Zorgen voor een voorraad aan mogelijkheden om met situaties om te gaan
bv. Wat maakt het dat we van de kachel afblijven? --> iets maakt dat we combineren dat vuur warm is --> warm je kan verbanden --> verbranden pijn doet --> dus afblijven = cognitieve structuren -
- Wat bedoelt Jean Piaget met adaptatie via assimilatie en accommodatie?- Geef bij elk een voorbeeld
- Een individu moet steeds reageren op situaties in bepaalde omgeving (= functie intelligentie)
Dit kan door assimilatie =
- Mogelijkheden toepassen nieuwe situaties
bv kind leer lopen op vloer --> hobbelig terrein
Dit kan door accommodatie =
- Aanpassen mogelijkheden/omgeving om met nieuwe situaties om te kunnen gaan
bv kind kan lopen maar niet op trap --> looptechniek aanpassen om wel te kunnen -
- Wat bedoelt Jean Piaget met equillibratie en organisatie? Leg beide uit.- Geef een voorbeeld
Equillibratie = assimilatie en adaptatie worden op elkaar afgestemd, waardoor een evenwicht tussen beide ontstaat.
Organisatie = door adaptatie en assimilatie aparte vaardigheden integreren in nieuwe, complexere taken
BV. Door gecombineerde processen van assimilatie en adaptatie kan je complexe taken gaan uitvoeren en nieuwe dingen leren --> autorijden
Moet in evenwicht komen --> om in organisatie te komen --> constant assimileren --> om te kunnen adapteren -
- Hoe heten de 4 indelingen in periodes volgens Jean Piaget?- Geef aan wat de periode inhoud.- Geef bij elk ook de leeftijd aan.
1.Senso-motorische periode. 0-2j
- sterke ontwikkeling van motoriek
- steedsnauwkeurigere zintuigelijke waarneming
2. Periode van hetpre-operationele denken. 2-7j
- kind heeftdenkinhouden , maar kan nog geen logischebewerkingen (operaties ) erop uitvoeren
3. Periode vanconcreet-operationeel denken 7-12j
- kind kan logisch omgaan met allerleidenkinhouden
4. Periode vanformeel-operationele denken >12j
-abstract denken, hogerdenkniveau -
3 Pyschologie van de levensloop
-
Wat zijn de 9 te onderscheiden fases van de psychologie van de levensloop?
1.Prenatale periode
2. Eerste 6 maanden
3. Zes maanden tot 2 jaar
4. Zes tot 12 jaar
5.Puberteit
6.Jongvolwassene
7.Rijpere volwassene
8.Oudere volwassene -
3.2 De eerste 6 maanden
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.2
Laat hier meer flashcards zien -
- Wat is de grootste verandering in de eerste 6 maanden? (5)- Primaire reflexen die vanaf het begin aanwezig zijn zullen verdwijnen. Hoe komt dit? Geef 6 van deze reflexen (ligt toe waar nodig)
--> Veel gedragsaanpassingen nodig: zelf ademen, slikken, temperatuur schommelingen omgaan
- snelle ontwikkeling in motoriek
- snelle toename lengte en gewicht
- leerervaringen en hechting
- Ze verdwijnen omdat ze door ontwikkeling van centraal zenuwstelsel overbodig worden
- snuffel-zoekreflex
- loopreflex
- zwemreflex
- bijtreflex
- zuigreflex
- kokhalsreflex (melk in luchtpijp)
- mororeflex (bij schrik, armen en benen openen)
- babinskyreflex (wrijf voetzool -> tenen strijden en grote teen omhoog)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden