Derde stap: probleemonderkenning tijdens de onderzoeksfase

38 belangrijke vragen over Derde stap: probleemonderkenning tijdens de onderzoeksfase

In de eerste twee tappen van het diagnostisch proces was van belang....
en nu in de derde stap, de probleemonderkenning is het van belang...

De 1e twee stappen (klachteninventarisatie en hulpvragen opstellen) is van belang om helder te krijgen, waar de client last van heeft en wat hij/zij van jou verwacht + de doelen die daaruit voortkomen. Met de bijbehorende hulpvragen.
De 3e stap in het diagnostisch onderzoek is het onderzoek zelf, de probleemonderkenning, wat is er aan de hand?

Wat is een groot verschil tussen de klachteninventarisatie + hulpvragen en de probleemonderkenning? 2st

  1. De taal die je spreekt in de 1e en 2e stap van het diagnostisch proces aansluit bij de client, die vervang je bij de probleemonderkenning in vaktaal,
  2. Je gebruikt bij de probleemonderkenning kennis over mens en gedrag, theorieën en classificatiesystemen.

Wat is een groot verschil tussen de klachteninventarisatie + hulpvragen en de probleemonderkenning? 2st

  1. De taal die je spreekt in de 1e en 2e stap van het diagnostisch proces aansluit bij de client, die vervang je bij de probleemonderkenning in vaktaal,
  2. Je gebruikt bij de probleemonderkenning kennis over mens en gedrag, theorieën en classificatiesystemen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Noem een aantal vaktermen (6st) die belangrijk zijn om te onderkennen en waarmee je een koppeling kunt maken tussen gedrag en emotie en gedachten beter kunt plaatsen.

  1. Is het een dilemma, een probleem of een stoornis
  2. Locus of control
  3. Self-efficacy
  4. Mindset
  5. Attributie
  6. Presteren/handelen volgens een bepaald model van gedrag, emotie en gedachten (biopsychosociaal)

Noem een aantal vaktermen (6st) die belangrijk zijn om te onderkennen en waarmee je een koppeling kunt maken tussen gedrag en emotie en gedachten beter kunt plaatsen.

  1. Is het een dilemma, een probleem of een stoornis
  2. Locus of control
  3. Self-efficacy
  4. Mindset
  5. Attributie
  6. Presteren/handelen volgens een bepaald model van gedrag, emotie en gedachten (biopsychosociaal)

Noem een aantal vaktermen (6st) die belangrijk zijn om te onderkennen en waarmee je een koppeling kunt maken tussen gedrag en emotie en gedachten beter kunt plaatsen.

  1. Is het een dilemma, een probleem of een stoornis
  2. Locus of control
  3. Self-efficacy
  4. Mindset
  5. Attributie
  6. Presteren/handelen volgens een bepaald model van gedrag, emotie en gedachten (biopsychosociaal)

Wanneer schort het aan self-efficacy bij een client?

Als de client zegt: "ik kan het toch niet, "dat is niks voor mij"
Als client niet geloofd in zijn eigen kunnen.

Je geloofd dat je je eigen vermogens met inspanning kan vergroten

Growth mindset

Als je kijkt bij de probleemonderkenning naar waarom een client iets wil bereiken via het hulpverleningstraject of in het algemeen dan kijk je naar...
(2 vaktermen/doelen). Licht toe

Naderings- en vermijdingsdoelen.
Mensen stellen zich impliciet of expliciet steeds doelen.
Een naderingsdoel omdat je gemotiveerd bent om positieve resultaten te behalen of een vermijdingsdoel omdat je erop gericht bent om bepaalde negatieve consequenties niet te willen laten optreden

Wat levert een succesvolle poging om je competentie te vergroten, op?

Intrinsieke beloningen die je ondersteunen in je zelfvertrouwen en eigenwaarde

Wat doe je om de waardering van een ander te bemachtigen?

Beter presteren met prestatiedoelen om extrinsieke beloningen te krijgen ipv naderingsdoelen die intrinsiek en langer houdbaar zijn.

Welke vier doelen zet je tegenover elkaar om verschillende type doelen te krijgen?

Vermijdingdoel en naderingsdoel zet je uit tegen competentiedoel en prestatiedoel

Wat krijg je als uitkomst als je een naderingsdoel uitzet tegen een prestatiedoel?

Het doel, beter te willen zijn dan anderen

Welke uitkomst krijg je als je vermijdingsdoel uit zet tegen competentiedoel?

Het doel dat je niet voor jezelf wilt afgaan, wilt falen en wilt behouden wat je hebt

Welke van de vier doelen die je tegen elkaar af kunt zetten is het minst motiverend? Licht toe

Een competentievermijdingsdoel waarbij je je eigen intrinsieke motivatie naar beneden haalt omdat je bang bent voor jezelf om af te gaan of gewoon wilt behouden wat je hebt en je daardoor minder competent voelt

Met welke doelen hangt een growth mindset samen?

Het hangt vooral samen met competentie-naderingsdoelen, dat iemand zich graag wil ontwikkelen door intrinsieke motivatie, en het stellen en behalen van doelen.

Wie is Dweck (2017)

Zij stelt dat je iemand een growth mindset kan aanleren.
Iemand te laten geloven dat door eigen inspanning de ontwikkeling van zijn/haar vermogens mogelijk is. Daarmee kun je hem/haar stimuleren te geloven in eigen kunnen, het stellen van daadwerkelijk behalen van competentie-naderingsdoelen, intrinsiek motivatie en welbevinden.

Dweck stelt dat je iemand een growth mindset kan aanleren.
Licht toe dmv 3 doelen die je kunt aanleren.

  1. Je laat iemand geloven in eigen kunnen,
  2. Je laat iemand geloven dat hij/zij daadwerkelijk competentie-naderingsdoelen kan stellen en behalen,
  3. Je kan iemand laten geloven in intrinsiek motivatie en welbevinden. 

Zij is een psychologe en bekend van haar werk over de groei-mindset versus de fixed-mindset.

Dweck (2017)

Wat is het verschil tussen een growth mindset en een fixed mindset?


Iemand met een fixed mindset gelooft dat de eigen vermogens onveranderbaar zijn, dat zij of hij het moet doen met de vermogens waarmee zij of hij is geboren. Iemand met een growth mindset gelooft dat zij of hij door eigen inspanning de eigen vermogens in positieve zin kan beïnvloeden.


Sleep naar de juiste volgorde:

  1. Elk vermoeden leidt tot het stellen van een onderkennende hypothese
  2. Bedenk bij elke klacht waar deze allemaal een symptoom van zou kunnen zijn
  3. Overlappende hypothesen worden samengevoegd
  4. Symptomen geven aanleiding tot vermoedens
  5. Een lijst van vermoedens met bijbehorende klachten wordt samengesteld

juist Antwoord:
2 4 5 1 3


Waarop moet je als psychosociale hulpverlener allemaal controleren voordat jij je onderkennende hypothesen daadwerkelijk kan toetsen?


  1. Situatie of persoonlijkheid
  2. Oorzaken
  3. Relevantie
  4. Ontwikkelingsdimensie
  5. Causale verbanden
  6. Volledigheid
  7. Waar klachten een symptoom van zijn

Als psychosociale hulpverlener moet je controleren op de situatie, oorzaken, relevantie, ontwikkelingsdimensie, causale verbanden, volledigheid en waar de klachten een symptoom van zijn.


Welke acties horen alle bij het operationaliseren van een onderkennende hypothese


  1. Bepalen welke begrippen er in de hypothese staan
  2. Bepalen hoe een begrip meetbaar te maken
  3. Vragenlijst afnemen
  4. Hypothese aanhouden of verwerpen
  5. Criteria bedenken voor aanhouding of verwerping
  6. Bepalen hoe de ernst van de klachten in beeld te brengen
  7. Literatuurstudie doen om in stand houdende factoren te ontdekken

Operationaliseren is begrippen vaststellen, meetbaar maken, criteria vaststellen en de ernst. Dus 1 2 5 6

Stel: na toetsing heb je meerdere hypothesen aangehouden. Hoe weet je welke hypothesen aan te nemen?


Dan pas je differentieel onderzoek toe. Het kan zijn dat twee klachtenbeelden naast elkaar kunnen bestaan bijvoorbeeld depressie en verslaving. Dan is er sprake van comorbiditeit. Als er meerdere hypothesen overblijven die overlappen dan kijk je naar de kenmerken van een klachtenbeeld en houdt je de hypothese aan met die het meest waarschijnlijk is en die het meest verklaarbaar is.

Wat wordt bedoeld met de term 'subklinisch' bij diagnostische vaardigheden? Geef een voorbeeld

De term 'subklinisch' bij diagnostische vaardigheden verwijst naar het gebied tussen het normale functioneren en het klinische niveau waarop een diagnose gesteld kan worden. Het verwijst naar symptomen die niet duidelijk genoeg zijn om als klinisch te worden beschouwd, maar die wel aandacht vereisen. Een voorbeeld hiervan is subklinische depressie, waarbij iemand symptomen van depressie ervaart, maar niet voldoet aan alle criteria voor een klinische diagnose.

In het kort:
Probleemgedrag die niet voldoet aan de criteria van een stoornis.

Hoe toets je hypothesen

Door alle informatie daadwerkelijk in te zamelen, tests en vragenlijsten af te nemen die je bedacht hebt bij de operationalisering en die vervolgens te vergelijken met de criteria door ruwe score om te zetten in normscores. Voldoet de hypothese niet aan alle criteria dan verwerp je  hem, anders houd je m aan.

Nagaan of de klachten ernstig genoeg zijn. Het vergelijken van jou criteria met de ernst van de klachten van de client noemen we....

Steun zoeken (voor je hypothese)

Vertel iets over de probleemonderkenning tijdens de onderzoeksfase, waar hou je je mee bezig, 7 dingen

  • De probleemonderkenning is het analyseren van problemen.
  • Kijk eerst naar wat voor soort probleem het is; dilemma, probleem of stoornis.
  • Je kijkt naar vaardigheden die een client bezit m.b.t. het biopsychosociaal model.
  • Kijk dan naar verschillende factoren die een rol kunnen spelen in de situatie van de client; locus of control, self-efficacy, mindset en attributie.
  • Vermoedens van symptomen en syndromen vertaal je in hypothesen
  • Je operationaliseert en toetst de hypothesen
  • Tenslotte doe je differentieel onderzoek. (als twee of meerdere ziekten het ziektebeeld kunnen verklaren en het nog niet mogelijk is tot een definitieve diagnose te komen.)

In welk deel van het verrichten van diagnostiek komt het differentieel onderzoek aan bod?

Probleemonderkenning.
(als twee of meerdere ziekten het ziektebeeld kunnen verklaren en het nog niet mogelijk is tot een definitieve diagnose te komen).

In welk deel van het verrichten van diagnostiek komt operationaliseren en toetsen onderzoek aan bod?

Tijdens de probleem onderkenning

In welk deel van het verrichten van diagnostiek komt het biopsychosociaal model aan bod?

Tijdens de probleemonderkenning waarbij je kunt zien dat gedrag de binnen en buitenwereld van de client beïnvloed

In welk deel van het verrichten van diagnostiek komen het bekijken van de factoren self efficacy, locus of control, attributie en mindset aan bod?

Bij de probleemonderkenning.

Vertel iets over de locus of control, mindset, self-efficacy en attributie. 4st

Tijdens de probleemonderkenning en het analyseren van de problemen, bekijk je of en hoe de client deze factoren bezit.

  • Bij een interne locus of control zal een client zelf de verantwoordelijkheid nemen om te willen veranderen.
  • Self-efficacy: Wanneer hij/zij gelooft in eigen kunnen, zal dat helpen bij het succes van het veranderingsproces.
  • Help de client bij het ontwikkelen van een growth mindset, laat hem/haar geloven dat hij/zij zelf vermogens en intrinsieke drang kan ontwikkelen om te veranderen. Dat zal dat de competentie vergroten.  
  • Let op hoe de client het probleem zelf ziet, situationeel of persoonlijk

Vertel iets over het biopsychosociaal model van gedrag.

Dit model gebruik je tijdens de probleemonderkenning, waarbij je kijkt naar hoe en wanneer, gedrag en vaardigheden, tot stand komen. Het is een wisselwerking tussen binnenwereld en buitenwereld door emoties die je voelt die via de zintuigen van buiten naar binnen gaan. Deze emoties beïnvloeden je denken en hoe je vaardigheden uitvoert of juist niet. Omdat je daarmee gedrag te laten zien of juist niet, reageert de buitenwereld daar weer op en daarmee zal dat weer een reactie opleveren bij client.
Het gedrag van een mens komt dus voort uit biologische factoren, psychische factoren en sociale factoren.

Vertel iets over dilemma's, problemen en stoornissen

Als een client naar jou toe komt met het geen waar hij/zij last heeft, bekijk je wat voor soort probleem het is.
  • Een dilemma gaat over twee keuze die allebei een negatieve consequentie heeft,
  • Een probleem vraagt om een oplossing en een
  • Een stoornis is een afwijkend gedragspatroon en vraagt om een behandeling.  

Vertel iets over Symptomen, syndromen, vermoedens en hypothesen

Tijdens de probleemonderkenning ben je bezig met het generen van vermoedens. Vergeet bij het analyseren niet om te kijken of het probleem, persoonlijk is of situationeel.
Ieder klacht en symptomen kunnen klachtenbeeld vormen, een syndroom.
Daarom zet je al je kennis en kunde in om hieruit vermoedens te genereren en te vertalen hypothesen.

Vertel iets over het toetsen van hypothesen in 4 stappen

  1. Je verzamelt allemaal informatie.
  2. Je neemt daar waar nodig testen en vragenlijsten af.
  3. Je vergelijkt de resultaten met de criteria die je genoemd hebt (klopt de cluster van klachten en de ernst ervan?) en met resultaten van de normgroep.
  4. Klopt je hypothese dan houdt je hem aan, anders verwerp je hem.

Vertel iets over hoe je de probleemonderkenning rapporteert

In deze fase doe je verslag van je hypothesen, operationalisering + criteria en toetsing en noteer je de hypothesen die je aanhoudt.
De uitkomst is de onderkennende diagnose met een antwoord op de vraag: wat is er aan de hand.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo