Vierde stap: probleemverklaring tijdens de onderzoeksfase - Wat klachten in stand houdt

58 belangrijke vragen over Vierde stap: probleemverklaring tijdens de onderzoeksfase - Wat klachten in stand houdt

En fundamentele vraag is, als gedrag van een client haar of hem last op levert, waarom stopt zij of hij niet eenvoudigweg met dat gedrag? Als je piekert, verstoord dat je slaap, of het geeft jezelf een slecht gevoel. Gewoon niet meer doen, zou je zeggen, toch? In de regel zorgen in stand houdende factoren ervoor dat klachten niet alleen blijven maar ook verergeren. Door welke 3 factoren zou dat kunnen komen?

  1. niet over alternatieven beschikken: "Gewoon" niet meer doen lukt natuurlijk niet als je niet weet hoe en geen alternatief weet
  2. Het gedrag een een voordeel oplevert: Als iets geen voordeel oplevert dan zal in de regel dat gedrag langzaam uitdoven. Piekeren levert dus kennelijk toch een voordeel op, je bekrachtigd jezelf, je houdt het daarmee in stand en het kan zelfs erger worden.
  3. Vicieuze cirkel: Het gaat om bepaald gedrag en gevolg: Als bepaald gedrag positieve consequentie oplevert dan zijn mensen geneigd om dit gedrag vaker uit te voeren.

En fundamentele vraag is, als gedrag van een client haar of hem last op levert, waarom stopt zij of hij niet eenvoudigweg met dat gedrag? Als je piekert, verstoord dat je slaap, of het geeft jezelf een slecht gevoel. Gewoon niet meer doen, zou je zeggen, toch? In de regel zorgen in stand houdende factoren ervoor dat klachten niet alleen blijven maar ook verergeren. Door welke 3 factoren zou dat kunnen komen?

  1. niet over alternatieven beschikken: "Gewoon" niet meer doen lukt natuurlijk niet als je niet weet hoe en geen alternatief weet
  2. Het gedrag een een voordeel oplevert: Als iets geen voordeel oplevert dan zal in de regel dat gedrag langzaam uitdoven. Piekeren levert dus kennelijk toch een voordeel op, je bekrachtigd jezelf, je houdt het daarmee in stand en het kan zelfs erger worden.
  3. Vicieuze cirkel: Het gaat om bepaald gedrag en gevolg: Als bepaald gedrag positieve consequentie oplevert dan zijn mensen geneigd om dit gedrag vaker uit te voeren.

Om welk gedrag gaat het bij een Vicieuze cirkel?
Geef de vakterm

Gedragsleren, (operante) conditionering.

Gedrag dat zich herhaald vanwege het gevolg van dat gedrag:
Gedrag dat een positieve consequentie oplevert (vaak vanuit de omgeving) zal zich herhalen.
Of juist omgekeerd, bij een negatieve consequentie (als bij bepaald gedrag de omgeving negatief reageert) zal dat gedrag afnemen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

"Het is de consequentie die bekrachtigd", leg uit. Geef daarbij een voorbeeld van gedragsleren bij een kind dat jengelt

Een kind dat jengelt geef je vaak zijn zin om van het gejengel af te zijn. Het kind gaat daardoor nog harder zeuren en zelfs krijsen. ("Als ik maar hard genoeg krijs, dan krijg ik vanzelf mijn zin")
De consequentie van het gejengel is de paai van zijn moeder die het als iets positiefs ervaart omdat het kind stopt met jengelen.
Uiteraard werkt het alleen als de consequentie vlak na het gedrag aan het gedag wordt gekoppeld.
Het is dus de consequentie die bekrachtigt

Gedrag beïnvloeden via gedragsleren kan op vier manieren.

  1. Positieve bekrachtiging (belonen en iets toevoegen)
  2. Negatieve bekrachtiging (belonen en iets wegnemen)
  3. Straf geven (straffen en iets toevoegen)
  4. Beloning onthouden (straffen en iets wegnemen)

Functieanalyse (in 1 zin) incl. de 4 pijlers

De functie van gedrag, een methode om er achter te komen (probleemverklaring) wat de reden is van
  1. het zichtbare gedrag,
  2. welke rol die speelt,
  3. welke oorzaak-gevolgrelatie die heeft en
  4. wat het in stand houdt.

Wat zijn de eigenschappen van gedrag (in 1 zin) volgens de functieanalyse? Waardoor wordt gedrag veroorzaakt? Noem 3 losse kenmerken

Gedrag wordt veroorzaakt door oorzaak-gevolg, en kan door positieve of negatieve consequenties gedrag laten verdwijnen, verschijnen, of uit laten blijven

  1. oorzaak-gevolg
  2. pos- of negatieve consequentie
  3. verschijnen, verdwijnen of uitblijven

Wat zijn de eigenschappen van gedrag (in 1 zin) volgens de functieanalyse? Waardoor wordt gedrag veroorzaakt? Noem 3 losse kenmerken

Gedrag wordt veroorzaakt door oorzaak-gevolg, en kan door positieve of negatieve consequenties gedrag laten verdwijnen, verschijnen, of uit laten blijven

  1. oorzaak-gevolg
  2. pos- of negatieve consequentie
  3. verschijnen, verdwijnen of uitblijven

Wat zijn de eigenschappen van gedrag (in 1 zin) volgens de functieanalyse? Waardoor wordt gedrag veroorzaakt? Noem 3 losse kenmerken

Gedrag wordt veroorzaakt door oorzaak-gevolg, en kan door positieve of negatieve consequenties gedrag laten verdwijnen, verschijnen, of uit laten blijven

  1. oorzaak-gevolg
  2. pos- of negatieve consequentie
  3. verschijnen, verdwijnen of uitblijven

Waarmee begin je, en wat komt erna, als je begint met een functieanalyse?
Kun je dat uitleggen met als voorbeeld dat iemand claustrofobie heeft of bang voor liften is

Je begint bij de consequentie daarna kijk je naar wat deze consequentie voor gedrag veroorzaakt, en de functie ervan is.

Voorbeeld: Je bent bang in kleine ruimtes dus durf je de lift niet in.
  1. Consequentie is: nooit meer een lift in gaan.
  2. De functie van dit gedrag: nooit meer een lift in te hoeven
  3. Gedrag is: met de trap gaan, lift mijden, passieve vermijding.

Waarmee begin je, en wat komt erna, als je begint met een functieanalyse?
Kun je dat uitleggen met als voorbeeld dat iemand claustrofobie heeft of bang voor liften is

Je begint bij de consequentie daarna kijk je naar wat deze consequentie voor gedrag veroorzaakt, en de functie ervan is.

Voorbeeld: Je bent bang in kleine ruimtes dus durf je de lift niet in.
  1. Consequentie is: nooit meer een lift in gaan.
  2. De functie van dit gedrag: nooit meer een lift in te hoeven
  3. Gedrag is: met de trap gaan, lift mijden, passieve vermijding.

Wat verschijnt er voor gedrag als er een positieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld,
van gedrag met een positieve consequentie dat verschijnt

Toenaderingsgedrag:
Je doet iets omdat je iets leuks verwacht

Voorbeeld:
Je kleed je leuk aan omdat je verwacht dat je date je leuk zal vinden
Je gaat die klant helpen omdat die klant dan vast iets gaat kopen

Wat verschijnt er voor gedrag als er een positieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld,
van gedrag met een positieve consequentie dat verschijnt

Toenaderingsgedrag:
Je doet iets omdat je iets leuks verwacht

Voorbeeld:
Je kleed je leuk aan omdat je verwacht dat je date je leuk zal vinden
Je gaat die klant helpen omdat die klant dan vast iets gaat kopen

Wat verschijnt er voor gedrag als er een negatieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld,
van gedrag met een negatieve consequentie dat verschijnt

Passieve vermijding:
Je doet iets niet, want als je het wel doet, verwacht je, dat er iets vervelends gebeurt.

Voorbeeld:
Je zoekt geen toenadering omdat je weet dat ze je toch afwijzen.
Ik drink 's avonds geen koffie omdat ik weet dat ik dan niet kan slapen
Ik ga die klant niet helpen omdat ik bang ben dat hij opmerkingen gaat maken

Wat verschijnt er voor gedrag als er een negatieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld,
van gedrag met een negatieve consequentie dat verschijnt

Passieve vermijding:
Je doet iets niet, want als je het wel doet, verwacht je, dat er iets vervelends gebeurt.

Voorbeeld:
Je zoekt geen toenadering omdat je weet dat ze je toch afwijzen.
Ik drink 's avonds geen koffie omdat ik weet dat ik dan niet kan slapen
Ik ga die klant niet helpen omdat ik bang ben dat hij opmerkingen gaat maken

Wat verdwijnt er voor gedrag als er een positieve consequentie aan de orde is?
Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld, van gedrag met een positieve consequentie dat verdwijnt

Onderdrukt gedrag:
Je doet iets niet, omdat je bang bent dat als je het wel doet, iets leuks zal verdwijnen.

Voorbeeld:
Je drinkt niet te veel omdat je bang bent dat je date dat stom vindt en dus naar huis gaat.
Ik drink 's avonds geen koffie omdat ik bang ben dat ik dan vannacht niet lekker door kan slapen.
Je maakt geen grappen omdat als ik het wel doe dan zal die klant weggaan.

Wat verdwijnt er voor gedrag als er een negatieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld, van gedrag met een negatieve consequentie dat verdwijnt

Ontsnappingsgedrag:
Je doet iets, om iets vervelends te verlichten of te laten verdwijnen.

Voorbeeld:
Je verzint een smoesje om van die vervelende date af te komen.
Je zegt dat de telefoon gaat om die klant niet te hoeven helpen.

Wat verdwijnt er voor gedrag als er een positieve consequentie aan de orde is?
Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld, van gedrag met een positieve consequentie dat verdwijnt

Onderdrukt gedrag:
Je doet iets niet, omdat je bang bent dat als je het wel doet, iets leuks zal verdwijnen.

Voorbeeld:
Je drinkt niet te veel omdat je bang bent dat je date dat stom vindt en dus naar huis gaat.
Ik drink 's avonds geen koffie omdat ik bang ben dat ik dan vannacht niet lekker door kan slapen.
Je maakt geen grappen omdat als ik het wel doe dan zal die klant weggaan.

Wat verdwijnt er voor gedrag als er een negatieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld, van gedrag met een negatieve consequentie dat verdwijnt

Ontsnappingsgedrag:
Je doet iets, om iets vervelends te verlichten of te laten verdwijnen.

Voorbeeld:
Je verzint een smoesje om van die vervelende date af te komen.
Je zegt dat de telefoon gaat om die klant niet te hoeven helpen.

Wat blijft er voor gedrag uit als er een positieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld, van gedrag met een positieve consequentie dat uit blijft

Onderdrukt gedrag:
Je doet iets niet, omdat als je het wel doet, het leuke zal uitblijven.

Voorbeeld:
Je zet geen nare berichten op FB omdat je date dan waarschijnlijk niet zal opdagen.
Je maakt geen grappen in de winkel omdat als ik dat wel doe de klanten weg zullen blijven

Wat blijft er voor gedrag uit als er een positieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld, van gedrag met een positieve consequentie dat uit blijft

Onderdrukt gedrag:
Je doet iets niet, omdat als je het wel doet, het leuke zal uitblijven.

Voorbeeld:
Je zet geen nare berichten op FB omdat je date dan waarschijnlijk niet zal opdagen.
Je maakt geen grappen in de winkel omdat als ik dat wel doe de klanten weg zullen blijven

Wat blijft er voor gedrag uit, als er een negatieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld,
van gedrag met een negatieve consequentie dat uit blijft

Actieve vermijding
Je doet iets (niet), om iets vervelends uit de weg te gaan.

Voorbeeld:
Je gaat niet naar dat feestje omdat je weet dat die ex daar dan is.
Je gaat klanten niet helpen omdat je weet dat je toch niet kunt verkopen

Wat blijft er voor gedrag uit, als er een negatieve consequentie aan de orde is? Geef de vakterm.
Geef een voorbeeld,
van gedrag met een negatieve consequentie dat uit blijft

Actieve vermijding
Je doet iets (niet), om iets vervelends uit de weg te gaan.

Voorbeeld:
Je gaat niet naar dat feestje omdat je weet dat die ex daar dan is.
Je gaat klanten niet helpen omdat je weet dat je toch niet kunt verkopen

De functieanalyse gaat verder dan alleen maar de 6 oorzaakgevolg-relaties.
Vertel iets over oorzaak-gevolg.
Noem de twee vaktermen en ligt toe.

Een gevolg kan meerdere oorzaken hebben.
Bovendien kan een oorzaak meerdere gevolgen hebben.
De 2 vaktermen zijn Equifinaliteit en multifinaliteit

In de functieanalyse wordt erkend dat een gevolg vaak door meerdere oorzaken kan worden veroorzaakt, wat bekend staat als equifinaliteit. Evenzo kan een enkele oorzaak leiden tot verschillende gevolgen, wat multifinaliteit wordt genoemd. Dit betekent dat er niet altijd een eenduidige oorzaak-gevolgrelatie is, maar dat er meerdere mogelijkheden en resultaten kunnen zijn in een situatie.

De functieanalyse gaat verder dan alleen maar de 6 oorzaakgevolg-relaties.
Vertel iets over oorzaak-gevolg.
Noem de twee vaktermen en ligt toe.

Een gevolg kan meerdere oorzaken hebben.
Bovendien kan een oorzaak meerdere gevolgen hebben.
De 2 vaktermen zijn Equifinaliteit en multifinaliteit

In de functieanalyse wordt erkend dat een gevolg vaak door meerdere oorzaken kan worden veroorzaakt, wat bekend staat als equifinaliteit. Evenzo kan een enkele oorzaak leiden tot verschillende gevolgen, wat multifinaliteit wordt genoemd. Dit betekent dat er niet altijd een eenduidige oorzaak-gevolgrelatie is, maar dat er meerdere mogelijkheden en resultaten kunnen zijn in een situatie.

De functieanalyse gaat verder dan alleen maar de 6 oorzaakgevolg-relaties.
Vertel iets over de gedragsketen.

Probleemgedrag is meestal de laatste van een aaneengesloten aantal gedragingen omdat die zichtbaar is. Maar het is dus ook van belang om samen met de client te kijken naar voorgaand gedrag en helemaal te beginnen bij het begin van de keten.

De functieanalyse gaat verder dan alleen maar de 6 oorzaakgevolg-relaties.
Vertel iets over de gevolgen.

Gevolgen worden op hun beurt weer oorzaken, waardoor vicieuze cirkels ontstaan.

Betekenisanalyse, licht toe en waar kijk je samen met de client naar?

Het is een onderdeel van de functieanalyse die zich richt op de situaties:
Omdat situaties zich herinneren aan andere situaties of gebeurtenissen die als problematisch werden ervaren.

Samen met client zoek je naar verbanden tussen essentiële prikkels en occasionsetters die aanleiding geven tot een problematische situatie.

Wat is het verband tussen de probleemanalyse en de betekenisanalyse?

Het gaat om prikkels die het gedrag activeren. Het is dus de bedoeling dat je de zogenaamde essentiële prikkels in kaart brengt, en naar verbanden zoekt tussen essentiële prikkels en occasionsetters.
Gedrag is ooit ontstaan als een manier om met een bepaalde situatie om te gaan. 
Een sequentieel verband tussen twee stimuli kan ook een referentieel aspect hebben, maar een referentieel verband kan zonder sequentiële eigenschap o Door .

Welke twee soorten prikkels (vaktermen) zijn er die gedrag activeren volgens de betekenisanalyse?

Prikkels om met een bepaalde situatie om te gaan, heten:
  • essentiële prikkels (hardlopen is de prikkel, bonzend hart de consequentie)
  • secondaire prikkels oftewel occasion setters (pleinen, supermarkt is de prikkel en hard bonzen de consequentie)

Wat is het verschil tussen sequentieel en referentieel verband bij de betekenisanalyse?

Sequentieel: een voorspelling in een oorzaak-gevolgrelatie (de supermarkt is de voorspeller) vaak in volgorde.
Referentieel verband: een associatie hebben met dingen of een situatie (het vermijden van bepaalde plekken omdat het associaties oproep van een traumatische gebeurtenis)

Een voorspelling in een oorzaak-gevolgrelatie (de supermarkt is de voorspeller) noemen we in vaktaal...

Sequentieel verband (bij de betekenisanalyse)

Een associatie met een soortgelijke situatie (het vermijden van bepaalde plekken omdat het associaties oproep van een traumatische gebeurtenis) noemen we in vaktaal...

Referentieel verband (bij de betekenisanalyse)

Je doet iets niet, omdat als je het wel doet, het leuke zal uitblijven.

Onderdrukt gedrag: Een positieve consequentie zal uitblijven

Welke twee vormen van onderdrukt gedrag heb je bij de functieanalyse?

  1. Iets niet doen omdat je bang bent dat iets leuks (iets positiefs) zal verdwijnen
  2. Iets niet doen omdat je bang bent dat iets leuks (iets positiefs) uitblijft, niet gaat gebeuren

Wat is duurzame gedragsverandering?

Het komt er kort op neer:
Dat je dingen, vaardigheden blijvend  of wilt doen of blijvend anders wilt doen.
Dat kan nodig zijn omdat je bijvoorbeeld merkt dat je nieuwe vaardigheden wilt (of moet) aanleren. Of omdat je last hebt van oude gewoontes of omdat je wilt doorgroeien.

Het eerste element dat leidt tot succesvolle, stabiele gedragsverandering die een persoon moet bezitten, is... Ligt toe.

Motivatie. Als er geen motivatie is om te veranderen, waarom zal je er dan aan beginnen? Meestal is de motivatie er wel omdat client bij de probleemonderkenning al doelen gestel heeft die voortkomen uit klachten waar hij/zij vanaf wil.

Het tweede element dat leidt tot succesvolle, stabiele gedragsverandering die een persoon moet bezitten, is... Ligt toe.

Interne locus of control. Zeer belangrijk want als de client de oorzaak van het probleem/ gedrag wil toeschrijven aan de omgeving (externe locus of control, bijv. roken vanwege een stressvolle baan) wil hij/zij zelf dus kennelijk niet veranderen.

Het derde element dat leidt tot succesvolle, stabiele gedragsverandering die een persoon moet bezitten, is... Ligt toe.

Self-efficacy. Nieuw gedrag moet ook haalbaar zijn en de client moet in zichzelf geloven dat hij/zij het aan kan. Het gaat er niet om of nieuw gedrag objectief haalbaar is maar of de client gelooft dat het haalbaar is.
Als de client zelf niet gelooft dat het haalbaar is om bijv. te stoppen met roken, zelfs als het hij/zij er last van heeft, dan gaat het ook niet gebeuren.

Het laatste element dat leidt tot succesvolle, stabiele gedragsverandering die een persoon moet bezitten, is... Ligt toe.

Doorzettingsvermogen.
Je kunt motivatie hebben, je kunt een interne locus of control hebben en self efficacy, maar dan nog heb je discipline nodig om niet in oud gedrag te vervallen en tot een stabiele, blijvende gedragsverandering te komen.

Wanner gebruik je de duurzaamheidsanalyse, wanneer bekijk je of de client de 4 factoren tot blijvende gedragsverandering bezit?

Dat doe je als je de client vraagt wat hij/ zij al geprobeerd heeft om zijn/ haar problemen aan te pakken.

Hoe luidt de formule voor stabiele, blijvende gedragsverandering?

DV = M x ILoc x SE x Dzv
Duurzame Verandering =
Motivatie + Interne Locus of control +  Self-efficacy + Doorzettingsvermogen

Verschil tussen ontsnappingsgedrag en actieve vermijdingsgedrag

Ontsnapping: gedrag (verdwijnt) ontsnappen aan een aversieve stimulus door bijv. een smoes te verzinnen
Actieve vermijding: vluchtgedrag (Blijft uit) om niet de confrontatie te hoeven aangaan met een aversieve stimulus

Een methode om er achter te komen (probleemverklaring) wat de reden is van het zichtbare gedrag, welke rol die speelt, welke oorzaak-gevolgrelatie die heeft en wat het in stand houdt.

Functie-analyse

Noem 5 soorten van gedrag met oorzaak-gevolg-relaties in de functieanalyse

  1. Actieve vermijding,
  2. Passieve vermijding
  3. Ontsnappingsgedrag
  4. onderdrukt gedrag
  5. Toenaderingsgedrag

Betekenis van
  1. Actieve vermijding,
  2. Passieve vermijding
  3. Ontsnappingsgedrag
  4. onderdrukt gedrag
  5. Toenaderingsgedrag

Actieve vermijding betekent bewust situaties of personen vermijden.
Passieve vermijding betekent situaties of personen vermijden zonder bewuste intentie.
Ontsnappingsgedrag is gedrag dat iemand gebruikt om te ontsnappen aan een situatie.
Onderdrukt gedrag is gedrag dat onderdrukt wordt en niet tot uiting komt. Toenaderingsgedrag is gedrag dat gericht is op toenadering tot anderen of een bepaalde situatie.

Wat is de betekenis van de functieanalyse in vaktermen.
En nog even kort het verschil tussen functieanalyse en betekenisanalyse.

  • Een verklarende hypothese die een verondersteld verband aangeeft tussen disfunctioneel gedrag en consequenties van gedrag;

Functieanalyse richt zich op de persoon en zijn problematisch gedrag
Betekenisanalyse richt zich op problematische situatie

Welk schema pas je toe bij de functieanalyse? Waarom?

Het schema van oorzaak-gevolg, waarin 6 situaties voorkomen met positieve en negatieve consequenties die verschijnen, verdwijnen of uitblijven.

Het is dus gericht op problematisch gedrag (ipv de situatie bij de betekenisanalyse) en je gebruikt dit schema om in kaart te brengen welk gedrag de client vertoont bij een probleem en wat de functie is van dat gedrag is.

Welk schema pas je toe bij de duurzaamheidsanalyse en waarom?

De formule van gedragsverandering die luidt:
Duurzame verandering  =  Motivatie  +  Interne locus of control  +  Self efficacy +  doorzettingsvermogen

Deze bekijk je bijv. als de client al van alles heeft geprobeerd en omdat de kans van blijvende gedragsverandering het grootst is als alle vier de factoren aanwezig zijn. Het is daarom belangrijk om hieraan te werken tijdens de behandeling zodat hij niet weer naar een volgende therapeut hoeft maar met deze aanwezige factoren, zelf zijn problematische gedrag in de tang weet te houden.

Welk schema pas je toe bij de duurzaamheidsanalyse en waarom?

De formule van gedragsverandering die luidt:
Duurzame verandering  =  Motivatie  +  Interne locus of control  +  Self efficacy +  doorzettingsvermogen

Deze bekijk je bijv. als de client al van alles heeft geprobeerd en omdat de kans van blijvende gedragsverandering het grootst is als alle vier de factoren aanwezig zijn. Het is daarom belangrijk om hieraan te werken tijdens de behandeling zodat hij niet weer naar een volgende therapeut hoeft maar met deze aanwezige factoren, zelf zijn problematische gedrag in de tang weet te houden.

Voorbeeld: Je bent claustrofobisch, bang in kleine ruimtes dus durf je de lift niet in.
Je bekijkt in volgorde de consequentie, het gedrag en de functie van dit gedrag.
Wat is in dit voorbeeld bij functieanalyse,
de consequentie, de functie en het soort gedrag?
Is dit een vorm van passieve of actieve vermijding?



  1. Consequentie is: nooit meer een lift in gaan.
  2. Gedrag is: met de trap gaan, lift mijden, actieve vermijding.
  3. De functie van dit gedrag: nooit meer een lift in te hoeven vanwege de angst voor kleine ruimtes


Dit gedrag kan worden gezien als een vorm van actieve vermijding, omdat de persoon actief vermijdt om de lift in te gaan.
 

Wanneer komt iemand terecht in een vicieuze cirkel van valse hoop?

Als iemand pogingen onderneemt om zijn/haar gedrag te veranderen maar door een instabiele gedragsverandering het steeds niet lukt. Waar het mis gaat is de discipline tijdens cognitieve dissonantie en tijdens de gewenning. Hierbij zijn acceptatie en verwachting bijtstellen van belang maar ook het te weeg brengen van een blijvende verandering.


Hoe noem je in functieanalyse het kenmerk:


"Je doet iets omdat je iets leuks verwacht"

Toenaderingsgedrag


Hoe noem je in de functieanalyse het kenmerk:
"Je doet iets niet, want als je het wel doet verwacht je dat er iets vervelends gebeurt".

Dit kenmerk in de functieanalyse wordt passieve vermijding


Hoe noem je in de functieanalyse het kenmerk:
"Je doet iets niet omdat je bang bent dat als je het wel doet iets leuks zal verdwijnen"

onderdrukt gedag


Hoe noem je in de functieanalyse het kenmerk:
"Je doet iets om iets vervelends te verlichten of te laten verdwijnen"

ontsnappingsgedrag (ontwijkend gedrag)


Hoe noem je in de functieanalyse het kenmerk:

'Je doet iets niet omdat als je het wel doet het leuke zal uitblijven'

onderdrukt gedrag


Hoe noem je in de functieanalyse het kenmerk:
'Je doet iets om iets vervelends uit de weg te gaan'

Actieve vermijding

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo