Vierde stap: probleemverklaring tijdens de onderzoeksfase - Verklarende hypothesen stellen en toetsen
17 belangrijke vragen over Vierde stap: probleemverklaring tijdens de onderzoeksfase - Verklarende hypothesen stellen en toetsen
Hoe stel je verklarende hypothesen op (4 stappen) en
Hoe toets je die? (noem 3 dingen waarop je moet letten)
→Je noteert vermoedens die bij je opkomen over het ontstaan en het in standhouden van het probleem waar de client mee worstelt
→Deze vermoedens zet je om in duidelijke toetsbare, verklarende hypothesen
→Deze operationaliseer je en toets ze.
- Controleer hierbij of factoren samenhangen met het klachtenbeeld
- Controleer het tijdsverloop (factor moet eerst aanwezig zijn dan het klachtenbeeld)
- Controleer of het aannemelijk is dat de factor het klachtenbeeld beïnvloedt zoals verwacht.
Waar moet je op letten en goed controleren als je de verklarende hypothesen toetst? 3st
- Controleer of factoren samenhangen met het klachtenbeeld
- Controleer het tijdsverloop (factor moet eerst aanwezig zijn dan het klachtenbeeld)
- Controleer of het aannemelijk is dat de factor het klachtenbeeld beïnvloedt zoals verwacht.
Hoe begint de zin van een vermoeden van een verklarende hypothese in je verslag voordat deze formeel wordt, relevant is om te toetsen?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat "verwoordt" de verklarende hypothese?
Kun je een verklarende hypothese, operationaliseren?
Leg uit aan de hand van het gepieker van Anja en een kenmerk van het verband.
Een kenmerk van het verband in een verklarende hypothese is de factor die het klachtenbeeld uitlokt. De factor kun je wel meetbaar maken. Bijv. bij Anja die piekert vanwege een laag zelfbeeld.
De factor is het lage zelfbeeld, deze kun je operationaliseren en daarna toetsen.
Een kenmerk van een causaal verband in een verklarende hypothese is "de factor". Wat betekent dat?
Waar moet je bij deze factor op letten als je het voorbeeld neemt van Anja die piekert van wege het lage zelfbeeld? 3st
De factor kun je wel meetbaar maken. Bijv. Anja piekert vanwege een laag zelfbeeld. De factor is het lage zelfbeeld.
- Is deze is aannemelijk voor het klachtenbeeld (draagt een laag zelfbeeld bij aan piekeren?) Hier kom je achter door literatuuronderzoek.
- klopt het tijdsverloop, komt de factor (laag zelfbeeld) eerder voor dan het klachtenbeeld (overmatig piekeren)
- klopt het dat de factor samen hangt met het klachtenbeeld (piekeren en een laagzelfbeeld hebben?)
Hoe toets je aannemelijkheid? (Bij de verklarende hypothese)
Hoe toets je samenhang? (Bij de verklarende hypothese)
Wat doe je als het tijdsverloop niet duidelijk is uit het verhaal wat verteld wordt, bijv. bij relatieproblemen en depressie? Welke vraag moet je stellen?
"wat was er eerder, de depressie of de relatieproblemen?"
Wat doe je als het tijdsverloop niet duidelijk is uit het verhaal wat verteld wordt, bijv. bij relatieproblemen en depressie? Welke vraag moet je stellen?
"wat was er eerder, de depressie of de relatieproblemen?"
Hoe toets je de verklarende hypothese: client is depressief doordat er relatieproblemen zijn, als er al twee onderkennende hypotheses zijn getoetst: Client is depressief en client heeft relatieproblemen.
samenhang, tijdsverloop en aannemelijkheid.
- De samenhang achterhaal je uit het verhaal.
- De tijdsverloop moet je toetsen door de vraag te stellen: "Wat was er eerder, de relatieproblemen of de depressie?"
- De aannemelijkheid tussen depressie en relatieproblemen toets je door literatuuronderzoek.
Wanneer houdt je de verklarende hypothese aan?
Wat als je meerdere verklarende hypothesen hebt?
Kijk of ze naast elkaar kunnen bestaan of overlappen zodat je degene met de meest verklarende waarde aanhoudt.
Waarom maakt het boek onderscheidt tussen de probleemonderkenning en de verklarende onderkenning? In praktijk neem je ze toch gelijk af?
Noem hierbij overeenkomsten en het verschil.
>
- Overeenkomsten zijn dat je vermoedens moet genereren, hypothesen moet opstellen, moet operationaliseren en moet toetsen.
- Het verschil zit 'm in, waaruit vermoedens voortkomen (bij verklarende hypothese let je op tijd, aannemelijkheid en samenhang), en hoe je ze toetst.
Wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen hoe de onderkennende en de verklarende hypothesen tot stand komen.
Het verschil zit 'm in, waaruit vermoedens voortkomen en hoe je ze toetst (bij verklarende hyp let je op tijd, aannemelijkheid (literatuur) en samenhang (verhaal)).
In het boek worden de probleemonderkenning en de probleemverklaring tijdens de onderzoeksfase aan elkaar gekoppelt. Ligt toe. 4st
- In praktijk voer je de twee stappen gelijktijdig uit. Samen noem je dit de onderzoeksfase.
- Je genereert dus gelijk vermoedens voor zowel de probleemonderkenning als de probleemverklaring.
- Soms zijn verklaringen aannemelijker dan andere en dan vervalt automatisch sommige van je onderkennende hypothesen.
- Met vragenlijsten kun je in één klap sommige onderkennende hypothesen en sommige verklarende hypothesen toetsen.
Welke drie elementen operationaliseer je bij een verklarende hypothese?
- Het verband/samenhang tussen oorzaak en gevolg
- Tijdsverloop tussen oorzaak en gevolg
- Aannemelijkheid dat oorzaak het gevolg uitlokt
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden