Spier 2e zit

22 belangrijke vragen over Spier 2e zit

Welke dieren hebben over de gehele slokdarm dwarsgestreept spierweefsel? En welke nog een deel glad?

Herk en hond: volledig DW
Kat en paard: 2/3 DW, maar caudale deel is glad.

Waarom kan een paard niet braken?

Door de aanwezigheid van een upper en lower oesophageale sfincter (om voedsel binnen te houden tijdens het rennen/vluchten).

Welke bewering is waar?

Hartspierweefsel stamt van hetzelfde weefsel af als langzaam dwarsgestreept spierweefsel (slow-twitch = type 1)

Gladspierweefsel stamt af van hetzelfde weefsel als snel skeletspierweefsel (fast-twitch = type 2)

Beide zijn waar.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waar is er allemaal ATP nodig in de spier?

1) Na/K-pomp, Na/K ATP-ase activiteit tijdens de depolarisatie om Na+ in de cel te krijgen en K+ eruit.
2) Thv de myosinehoofdjes
3) Sarcoplasmatisch reticulum: na contractie moet overschot aan Ca2+ terug naar het SR gepompt worden, dmv Ca-ATP ase.

Hoeveel mol ATP leveren de volgende stoffen op?

A. 1 mol glycogeen (aeroob)
B. 1 mol glycogeen (anaroob)

A. 38 mol ATP
B. 2 mol ATP + afval product: lactaat.

Wat zijn de verschillende ATP-bronnen en geef aan of ze aeroob of anaeroob zijn:

1) Glucose/glycogeen -> beide
2) Triglyceriden -> alleen aeroob
3) Creatinefosfaat -> anaeroob
4) Eiwitten -> aeroob
5) Ketonen -> aeroob
6) Myokinese reactie = nood (2 ADP -> 1 ATP)

ATP is een grote molecule, hoe komt deze molecule toch in de cel/mitochondria terecht?

1) ADP/ATP-shuttle: zorgt voor ADP transport uit het cytpsol naar mitochondriale matrix zodat het daar oiv ATP-synthase omgezet kan worden in ATP en daarna via hetzelfde systeem (anti-porter) naar het cytosol wordt getransporteerd

2) Creatine-fosfaat shuttle: creatine is dol op fosfaat en bindt dit dus en diffundeert door de mitochondriale membraan naar de matrix. Hier neemt ADP dan een P op van ATP dmv creatinekinase/creatine-ATP-synthetase.

Wat zijn de effecten van creatine (fosfaat) voor atleten als ze dit oraal innemen?

1) Creatine-fosfaat zorgt ervoor dat er meer ATP gevormd wordt, dus meer energie en sneller energie
2) Het is een lactaat-buffer, dus minder verzuuring van de spieren
3) Glycogeen sparend effect door een voorraad aan creatine fosfaat.

Wat zijn naast creatine nog andere supplementen voor atleten?

1) Beta-alanine = niet essentieel VZ dat de carnosine levels laat stijgen -> meer Ca2+ release, dus meer contracties en is ook een buffer, dus minder verzuuring
2) Melk-eiwit = post-workout -> betere spier recovery, bevat vaak veel leucine, eiwit dat beter wordt opgenomen dan andere.
3) Branched chain amino-acids = valine, leucine en iso-leucine zijn proteinesynthese stimulerend.

Verklaar waarom een paard geen gebruik kan maken van extra creatine als supplement, terwijl honden dit wel kunnen:

Eq: herbivoren, bevatten dus minder creatine receptoren, omdat ze geen vlees eten.
Creatine komt voor in skeletspieren, dus vlees...

Welke weefsels maken vnl gebruik van ketonen als energiebron? En hoeveel mol ATP leveren ze op? En waar worden ze geproduceerd?

Spieren, hart, nier en hersenen. In principe alle weefsels behalve lever en RBC's

Acetoacetaat: 23 mol, geprod in de lever
Beta-hydroxybutyraat: 26 mol, lever?
Aceton: 0 mol

Welke cellen kunnen geen ketolyse doen? En waarom niet?

RBC's -> omdat zij geen mitochondria hebben, zijn nodig voor de oxidatieve verbanding

Ketonen zijn zuren, een langdurige ketonemie kan dus aanleiding geven tot een metabole acidose, wat zijn hier de gevolgen van?

1) aceton-adem
2) Osmotische diurese (door glusurie) -> dehydratie
3) Na+ verlies (ketonen worden uitgescheiden onder de vorm van Natriumzout -> ionaire dysbalans
4) Na verlies -> dehydratie
5) Hypokalemie -> dehydratie en acidose kunnen aanleiding geven tot coma en sterfte

Welke hormonen stimuleren de ketogenese?

Hormonen die insuline antagoniseren, dus tegengestlede werking hebben.
1) Glucagon
2) STH/GH
3) Catecholamines
4) Oestrogenen
5) Cortisol

Hormoonspiegels stijgen niet bij het toedienen van exogene ketonen? Waar/Niet waar.

Waar.

Verschillende type spiervezels/cellen:
Posture en locomotion... Type 1 en type 2... Wat houdt het in?

Posture spieren: type 1 -> slow twitch -> stikt aeroob => rode vezels. Zijn dus traag, maar houdt het langer vol.
Bevatten dehydropiridine receptoren en ryanodine-receptoren.
1 alfa-motor unit controleert 10-180 vezels, dat is weinig.

Locomotion spieren: type 2 -> fast twitch -> kan zowel aeroob als anaeroob zijn.
Type 2A -> fast twitch, maar aeroob, is een fysiologisch raadsel
Type 2B -> fast twitch vezel, strict anaeroob, dus witte vezel.
Type 2X -> soort tussenvorm van 2A en B -> vnl anaeroob, maar kan wel getraind worden in de richting van A of B.

Je neemt een spier biopt van de bilspieren bij een paard en bekomt het volgende beeld. Welke foto is van de diepe laag en welke van de oppervlakkigere laag?

Goedzo!

Ex: Kunnen redeneren -> Heeft een snelle vezel veel of weinig vet voorraad?
En what about de glycogeen voorraad?

Snelle vezels -> gaan vnl glycogeen verbruiken, dus dit is hoog en vet laag... Terwijl bij trage vezels het andersom is.

Wat zijn typische kenmerken van upper en lower motorneuronen problemen?

Upper:
1) hyperflexie, hypertonisch, spasticiteit (hebben een inhinberende werking, dus als ze wegvallen -> alfa-motoneuronen hyperactief)
2) zorgen voor spier atrofie indien niet gebruikt
3) Geen fasciculaties (onderhuidse spiertrillingen)

Lower:
1) Hypoflexie, hypotonisch, paralyse (indien niet werkend)
2) Zorgen voor spier atrofie, indien niet meer geinnerveerd
3) Wel fasciculaties (heb je fasciculaties, dan heb je een lower motoneuron disease).

Welke hormonen worden geproduceerd door spierweefsel?

1) Myostatine (Growth Differentiation Factor-8): functie afremmen van de spiergroei, wordt dit gen uitgeschakeld dan krijg je hypertrofie).
2) ANP (atrial natriuretic peptide: geprod door atria hart -> laat nieren meer Na naar de urine te sturen en er dus meer geplast zal worden -> verlaagt de bloeddruk)

Spiergroei kan op 2 manieren: hy[ertrofie en hyperplasie.
Hyperplasie kan ook op 2 manieren. Welke zijn dat en leg hun mechanisme uit.

1) Via satellietcellen -> liggen onder het sarcolemma (aantal is species afh) -> worden gestimuleerd door training en dus door spierschade -> satcellen fuseren -> nieuwe myotube of satcel fuseert met een myocyt tot een grotere myocyt.

2) Via fiber splitting -> ook door training/spierschade, maar vooraf gegaan door hypertorfie. -> uiteindelijk is cel te groot en splitst in 2 cellen... (muis en varken kunnen dit niet)

Factoren die de maximale spiervezel diameter bepalen zijn:

1) leeftijd en sekse
2) species
3) ras
4) voeding: vnl aantal eiwitten
5) activiteit: training

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo