Samenvatting: E-Learning Anasthesia Module 1 Introduction To Clinical Anesthesia

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van E-learning Anasthesia Module 1 Introduction to Clinical Anesthesia

• 2 Basic Science for Novice Trainees

• 2.3.3 Inhalation Anaesthetic agents

  Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is de Minimum Alveolar Concentration of MAC?

  Een maat van potentie van dampvormpende anesthetica (vloeibaar bij kamertemperatuur); lagere MAC is meer potent middel.
  
  De concentratie nodig om bij 50% van de patiënten beweging te voorkomen bij een standaard midline incisie.
  
  
  Isofluraan: MAC 1.2%
  Sevoluraan: MAC 2.0%
  NO: 103% 

• Welke factoren verhogen de MAC?

  In situaties met verhoogd metabolisme:
  - Stimulantia
  - Chronische alcohol afhankelijkheid
  - Exogeen catecholamine gebruik
  - Hyperthyreoïdie
  - Hyperthermie
  - Jonge leeftijd
  - Angst en stress

• Welke factoren verlagen de MAC?

  In geval van additieve sederende middelen en vertraagd metabolisme:
  - NO toediening
  - Alpha 2 adrenerge middelene
  - Benzodiazepines
  - IV anesthetica
  - Opioid analgesie
  - Acute alcohol intoxicatie
  - Verminderde GCS
  - Hypothermie
  - Hypothyreoidie
  - Hogere leeftijd

• Waarom is de oil : gas partitie coëfficiënt van belang voor de oplosbaarheid van dampvormende anesthetica?

  Deze coëfficiënt wordt bepaald door de vetoplosbaarheid van het middel. Hoe hoger de coëfficiënt hoe beter de vetoplosbaarheid. En een hoge vetoplosbaarheid zorgt weer voor een betere passage over de bloed-hersenbarrière. Dus een hogere O:G coëfficiënt betekent meestal een hogere potenciteit en dus een lagere MAC waarde.

• Waarvan is de snelheid van onset of anesthesie ('inwassen') met een dampvormend anestheticum van afhankelijk?

  Hoe snel de alveolaire concentratie de geinspireerde concentratie van het middel benaderd, (FA/FI). De snelheid waarmee de FA/FI ratio 1 wordt is per middel verschillend en afhankelijk van de bloed:gas oplosbaarheid coëfficiënt (lagere coëfficiënt geeft een snellere onset). Deze is voor NO > Sevo > Iso.

• Waarom wordt ook bij het gebruik van dampvormende anesthetica vaak een intraveneus inductie middel gegeven bij volwassenen? Wat is in dit geval belangrijk om op te letten?

  Omdat je op die manier snelle inductie bereid en patiënten hoeven het ongemak van de damp inademen niet te doorstaan. Het is wel belangrijk om de dampvormende anesthetica snel te starten na inductie, omdat anders het risico bestaat dat het iv inductie middel uitgewerkt is voordat de damp adequaat is ingewassen.

• Waarom wordt bij kapinductie bij kinderen meestal gekozen voor sevofluraan boven isofluraan?

  Omdat de alveolaire concentratie sneller de geinspireerde concentratie bereikt dan bij isofluraan.

• Hoe kan de tijd van inductie verkort worden bij het gebruik van dampvormende anesthetica?

  Door het gebruik van overdruk; een concentratie hoger dan 1 MAC voor een aantal minuten en daarna terugschakelen naar 1 MAC voor onderhoud. Dit is makkelijker met sevofluraan dan met isofluraan omdat isofluraan een luchtweg irritantia is en hoesten kan induceren.

• Als een patient sneller gaat ademen en daarmee zijn adem minute volume verhoogd, hoe beinvloed dit het inwassen van de dampvormende anesthetica?

  Deze gaat sneller omdat meer damp de alveoli bereikt.

• Bij een verhoogde cardiac output is de snelheid van onset van anesthesie bij het gebruik van dampvormende anesthesie...?

  Langzamer, omdat het bloed sneller passeert en er minder tijd is voor het anestheticum om het bloed te bereiken. Bij een lagere cardiac output is de onset dus sneller.