Samenvatting: Economics | 9781408093795
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Economics | 9781408093795
-
1 Introduction to Economics
Dit is een preview. Er zijn 18 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
De economische wetenschap bestudeert..
De economische wetenschap bestudeert hoe men de schaarse middelen beheerst. Schaarse middelen als: land, arbeid en kapitaal -
3 Supply and demand: how markets work
Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is een compititieve markt en wat is een monopolie markt?
Een competitieve markt houdt in dat er veel vragers en veel aanbieders zijn, producten zijn homogeen en de markt is transparant (veel info), met andere woorden zij zijn prijsnemers.
Een monopolie markt houdt in dat er 1 partij aanbod is. Monopolie staat voor '' alleen + besturen''. Denk hierbij aan Water en Gas. -
Wat is een oligopolie markt en wat is een monopolistische concurrentie?
Een oligopolie markt houdt in dat er enkele aanbieders zijn. Oligopolie staat dan ook voor "weinig+verkopen''. Denk hierbij aan olie, energiemaatschappijen, vliegtuigmaatschappijen en de bankensector.
Een monopolistische concurrentie houdt in dat er onwijs veel vragers en aanbieders zijn. Elk product is heterogeen, ieder product verschild dus van elkaar. Denk hierbij aan de detailhandel. -
Wanneer vindt een verschuiving LANGS de curve plaats?
Wanneer het een verandering in prijs is, zal er een verschuiving LANGS de curve plaatsvinden. Dan is het een verandering in de gevraagde hoeveelheid(aangeboden hoeveelheid) en een verschuiving LANGS de vraag/aanbod curve. -
Twee redenen waarom een verschuiving langs de curve plaatsvindt:
1. Inkomenseffect; als we ervan uitgaan dat het inkomen gelijk blijft, en de prijzen van goederen stijgen, dan kunnen we minder kopen met hetzelfde inkomen. Of als de prijzen dalen, kunnen we juist meer kopen met hetzelfde inkomen.
2. Substitutie-effect; als de prijs van een product is toegenomen, dan zal de consument switchen naar een goedkoper product. Of (vb.) als de prijzen van Pickwick thee daalt, zullen de consumenten die eerst AH eigen merk thee kochten, switchen naar Pickwick thee. -
Wat zijn substituten en wat zijn complementaire goederen?
Substituten (vervangbaar); als de prijs van appels stijgen, zullen meer mensen peren kopen. Oftewel: een toename in de prijs van het ene, leidt tot een toename in de vraag naar het andere.
Complementen (aanvullend); als de prijs van inkt stijgt, zullen er minder printers worden verkocht. Oftewel: een toename in het ene, leidt tot een afname in het andere. -
Wat voor effect heeft een verandering in inkomen op een normaal of inferieur goed?
Normaal goed; een toename in het inkomen, leidt tot een toename in de vraag naar normale goederen. Normale goedere zoals; de slager, bakker, Zara.
Inferieur goed; een toename in het inkomen, leidt tot een afname in de vraag naar inferieur goed. Inferieure goederen zoals; vlees en brood van de Aldi, tweedehands kleding. -
Wat houdt de wet van aanbod in?
Als de prijs toeneemt, zal de aangeboden hoeveelheid ook toenemen. Of als de prijzen afnemen, zal de aangeboden hoeveelheid ook afnemen. In dit geval is de aangeboden hoeveelheid POSITIEF gerelateerd aan de prijs. -
20 Measuring a nation's income
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 20
Laat hier meer flashcards zien -
Waar staat het BBP voor? En wat meet het?
Het bruto binnenlands product is de marktwaarde van alle finale goederen en diensten die binnen een land worden geproduceerd in een bepaalde periode.
Het BBP meet twee dingen: het totale inkomen van iedereen in een economie en de totale uitgaven van iedereen in de economie. -
Wat houden de componenten van het GDP in?
(c) Consumptie omvat alle uitgaven door HUISHOUDENS aan goederen en diensten. Behalve de aankoop van een huis.
(i) Investment omvat alle uitgaven die door BEDRIJVEN worden gedaan aan kapitaalgoederen, inventaris etc. én de aankoop van een huis.
(g) Overheidsuitgaven omvat alle uitgaven aan goederen en diensten door lokale overheden. + Transfer Payment zijn de uitgaven die gedaan worden waar géén prestatie tegenover staat.
(nx) Netto-export en omvat het exporteren - het importeren van goederen en diensten.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden