Samenvatting: Economisch Beleid
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Economisch beleid
-
1 Monetair beleid
Dit is een preview. Er zijn 36 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het girale geld?
Al het geld op direct opeisbare rekeningen bij banken waar mensen direct mee kunnen betalen, bijvoorbeeld via een elektronische overschrijving of met een pinpas. -
Leg uit waarom banken ook wel geldscheppende instellingen worden genoemd.
Transacties tussen het publiek en banken kunnen leiden tot de stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid. -
Is er sprake van geldschepping als Daan 100 euro van zijn betaalrekening contant opneemt?
Nee, want hij zet giraal geld om in chartaal geld, dus de omvang van M1 verandert niet, alleen de samenstelling. -
Wat gebeurt er met de omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid als Daan zijn lening bij de bank aflost?
M1 daalt, want er gaat geld van het publiek naar een bank (dat geen onderdeel van het publiek is). De geldhoeveelheid in handen van het publiek daalt = geldvernietiging. -
Welke tijdsvoorkeur hebben de spaarders?
Een lage tijdsvoorkeur, omdat ze een deel van hun bestedingen tot een latere tijdstip uitstellen. -
Welke tijdsvoorkeurs hebben de leners?
Een hoge tijdsvoorkeur, ze willen hun bestedingen naar voren halen. -
Wat is een intertemporele ruil?
(= ruilen over de tijd) Besteding van nu verschuiven naar besteding in de toekomst (= sparen) of besteding in de tijd naar voren halen (= lenen). Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes. -
Wat betekent de lener in laatste instantie?
De rol van de centrale bank als verstrekker van noodleningen aan banken. -
Wat is een duaal mandaat?
Hierbij heeft een centrale bank twee opdrachten, zorgen voor prijsstabiliteit en zorgen voor maximale werkgelegenheid. (Amerikaanse centrale bank) -
Als de bestedingen sterker stijgen dan de productiecapaciteit, neemt de bezettingsgraad af/toe, waardoor de inflatiedruk toeneemt/afneemt.Als de bestedingen minder sterk stijgen dan de productiecapaciteit of zelfs dalen, neemt de bezettingsgraad van bedrijven af/toe, waardoor de inflatiedruk afneemt/toeneemt.
Toe, toeneemt
Af, afneemt
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden