Samenvatting: Economische Topper, Algemene Economie | Koenraad Smekens

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Economische topper, Algemene Economie | Koenraad Smekens

• 2 Externe effecten en publieke goederen

• 2.1 Externe effecten

  Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
  Laat hier meer flashcards zien

• wat zijn effecten? Hoe worden ze veroorzaakt?

  de productie/gebruik v sommige goederen hebben +/- gevolgen voor derden, zonder dat deze daar voor betalen of schadeloos worden gesteld.

• Hoe verkrijg de aanbodcurve?

  de som van alle individuele MK
  

• Wat zijn de kosten van de onderneming en hoe noem we die?

  -hoeveelheid ingezette prod. factoren (KAO)
  -prijs v/d prod. factoren
  --> interne/private kosten
  

• Voor wie zijn de kosten voor het gebruik v/d natuur en hoe noemen we die?

  -gedragen door samenleving + overheid
  -niet verhaald om bedrijf
  ---> externe kosten
  

• Wat kunnen de maatregelen v/d overheid zijn?

  1.  (productie)beperking en regulerigen opleggen van qs
  2. verplichting opleggen om mileuvriendelijker te produceren
     

            VB.: roetfilters. -> bv's meer investeren+> MK stijgt

  4. Verhandelbare vergunningen

  5. subsidies op subsitutiegoed verstrekken
  6. mileubelasting; mileuheffing--> prijs stijgt, externe
  

• Hoe is de verhouding tussen  de som van MK en A?

  Als MK stijgt daalt A en anders om
  

• Wat zijn de mogelijkheden onder de vrijwillige overeenkomst?

  eigendom = niet geregeld

  eigendom =wel geregeld --> coasetheorema

  zie aantekeningen

• Wat zijn de voorwaarden voor het Coasetheorema?

  -transactiekosten zijn nul

  -samenkomen en onderhandelen zonder bemoeienis van de overheid 

  -eigendom=geregeld

  -weining betrokken

• oefen hoe je een grafiek moet tekenen en wat gebeurt er met a of met v?

  A stijgt= onder de a-curve

  A daalt= boven de A-curve

  V daalt = onder de v-curve

  V stijgt =boven de v-curve

• Wat is de invloed v/d N.E.E. op vraag/aanbod curve?

  grotere kosten+hogere aanbodscurve --> hogere evenwichtsprijs + lagere evenwichtshoeveelheid