Vroege Middeleeuwen II (750-1000) - De Karolingische kerk - Kerkelijke organisatie
3 belangrijke vragen over Vroege Middeleeuwen II (750-1000) - De Karolingische kerk - Kerkelijke organisatie
Er kwam een grotere eenheid van de kerkelijke organisatie en christelijke rituelen tot stand. Niet zozeer door de pausen maar de Karolingische heersers (1 christelijke rijk met uniforme verhoudingen binnen de kerk)
Karel de Grote:
- stelden in hun rijk de kerkprovincies vast
- verplichtte geestelijkheid tot Romeinse liturgie en alles werd vastgesteld (doopritueel, verboden op zondag....)
De pausen ondergeschikte rol:
- moesten trouw zweren aan de keizer
- mochten zonder instemming niet worden ingewijd
- sommige keizers eisten een stem bij de verkiezing van de kerkvorst
Kloosterleven ontsnapte niet aan de aandacht van de Karolingen:
- probeerden stelselmatig grote kloosters te onttrekken aan het gezag van de bisschop en het onder eigen toezicht te plaatsen, zodat zij de abt kon benoemen
- vonden kloosters belangrijk vanwege grondbezit en de daaraan verbonden plicht tot levering van krijgers
- wilden het kloosterleven losmaken uit het leven van alledag. Geestelijken moesten een keuze maken tussen kannunik (actieve leven en zielenzorg) of monnik (contemplatieve leven in afzondering van de wereld - regel van Benedictus verplicht)
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden