Regels van nederlandse taal, spellig en grammatica - spelling - grammatica

12 belangrijke vragen over Regels van nederlandse taal, spellig en grammatica - spelling - grammatica

Als we in een zin ieder woord apart bekijken krijg je woordsoorten. Wat zijn de woordsoorten?

- zelfstandig naamwoord, tafel/ gevoel
- bijvoeglijk naamwoord, mooi/ katoenen
- lidwoord, de/het/eem
- werkwoord, lopen/denken  
- voornaamwoorden, ik/mijn/mij/wie/wat/welke
- voegwoorden, en,maar,want,als,omdat,dus,toen
-voorzetsels, in/op aan/naast/jegens
- telwoord, een/twee/zoveelste/derde
- wederkerend voornaamwoord, zich vergissen/ zich verslikken/me/je/zich/ons
- wederkerig voornaamwoord, elkander/ elkaar

Als we in een zin bepaalde woorden of woordgroepenisoleren en bekijken om te kijken welke functie zij in de zin vervullen, is dit zinsontleding. Noem voorbeelden van zinsontleding:

- persoonsvorm
- onderwerp
- werkwoordelijk ofnaamwoorelijk gezegde
- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
- voorzetselvoorwerp
- bijvoegelijke bepaling
- bijwoordelijke bepaling

Beschrijf persoonsvorm, hoe vind je deze in een zin

De belangrijkste werkwoordsvorm in de zin. De persoonsvorm en het onderwerp vormen de kern van de zin

-direct verbonden met het onderwerp
- bepaalt de tijd van de zin
Ddoor de zin in vragende vorm of in een andere tijd te zetten vind je de persoonsvorm.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Beschrijf werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde en hoe vind je deze. Wat is een koppelwerkwoord

Werkwoordelijk gezegde een zin die uitsluitend bestaat uit werkwoorden. Hij leest een boek. Hij heeft een boek gelezen. hij zou een boek willen lezen.
Naamwoordelijk gezegde:  als er naast werkwoorden ook naamwoorden bij horen.
hij is een uitstekende dierenarts. Hij wil later graag dierenarts worden. Hij had later graag dierenarts willen worden.
Dierenarts of uitstekende horen erbij, anders heeft de zin geen betekenis. Wat is hij,of wat wil hij?

Een koppelwerkwoord legt een verband het onderwerp en een naamwoord. Bekende koppelwoorden: zijn/worden/blijven/lijken/dunken/voorkomen. Al deze woorden betekenen ZIJN.

Beschrijf het werkwoordelijke gezegde en hoe vind je deze

- bestaat uit alle werkwoorden uit de zin
- woorde diebij het werkwoord horen horen bij het wwg
- werkwoorden die een andere functie   =hebben in de zin horen niet bij het wwg. Bijvoorbeeld: voetballen vind ik heel leuk. Voetballen is hier een zelfstandig naamwoord. En hoort niet bij het wg

Beschrijf lijdend en meewerkend voorwerp en hoe vind je deze

lijdend voorwerp vind je door te vragen wie of wat +gezegde+onderwerp
wie of wat help ik?hem
- in een enkelvoudige zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.

meewerkend voorwerp vind je vind je doorte vragen aan of voor wie of wat+gezgd+ow+lv. Aan wie of wat bracht hij een roos mee?  voor zijn vroegeren vriendin.

Beschrijf voorzetselvoorwerp  (vv)en hoe vind je deze

- voorzetsels zijn alle woorden die we kunnen plaatsen op de drie puntjes in deze zin. De vogel vliegt.....de kooi. In/uit/door/naast/achter/op/over
Ook betreffende, bezijden, blijkens, gezien, egens, nabij, ondanks.
een voorzetsel drukt een relatie uit met het woord dat erachter of ervoor staat.  (achterzetsel) naar...toe/ om...heen/ door..heen (omzetsel)
Een voorzetsel= een zinsdeel dat begint met een voorzetsel dat een vaste verbinding vormt een werkwoord.
voorzetsels die een voorzetselvoorwerpinluiden, verliezen hun letterlijke betekenis.

Beschrijf bijwoordelijke en bijvoegelijke bepalingen

De bepalingen blijven over nadat je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, het lijdend, het meewerkend voorwerp en het voorzetselvoorwerp hebt vastgesteld.
Bijwoordelijke bepalingen: zeggen iets over de handeling, het gebeuren of de toestand.kun je vinden met waar/ wanneer/waarom/ waarheen/ hoe en dergelijke. Zeggen iets over bij plaats/hoedanigheid/tijd.
Bijvoegelijke bepalingen: voegen iets bijeen zelfstandignaamwoord en bepalen het zelfstandig naawoord nader. Ze maken altijd deel uit van een ander zinsdeel.
oude/met het grijze haar/lekkere/ vorige/ van onze buren uit utrecht.

Beschrijf het voltooid ( of passief) deelwoord bijvoegelijk gebruikt.

Het voltooid deelwoord kan gebruikt worden als bijvoegelijk naamwoord. Gefotograveerde, verlicht, verbrede

Hoeveel tijden kent het nederlands

-8
onvoltooid tegenwoordige tijd / o.t.t.
onvoltooid verleden tijd/o.v.t.
voltooid tegenwoordige tijd/ v.t.t.
voltooid verleden tijd / v.t.t.
onvoltiood tegenwoordige toekomende tijd/ o.t.t.t.
onvoltooid verleden toekomende tijd/ o.v.t.t.
voltooid tegenwoordig toekomende tijd/ v.t.t.t. 
voltooid verleden toekomende tijd/ v.v.t.t.

Het voltooid deelwoord word gebruikt om naeen vorm van ... En ... Een voltooide tijd te creeen

Hebben of zijn

Welke 3 stappen omvatten het algoritme?

1. Welke vorm van het werkwoord is dit?
2. Welke regels geldt/gelden voor het spellen van die vorm
3. Noteer de juiste vorm

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo