Het sociale brein in de adolescentie
19 belangrijke vragen over Het sociale brein in de adolescentie
Als we het hebben over percepties van het tienerbrein, dan is er onderzoek hiernaar gedaan. Er werd gevraagd aan alle ouders om de eerste drie spontane associaties geassocieerd met het tienerbrein te benoemen + adolescenten om te benoemen wat je denkt dat je ouders als eerste drie associaties hebben met betrekking tot het tienerbrein. Welke drie dingen kwamen eruit?
- Ouders en adolescenten rapporteren weinig gewenst gedrag
- Ouders rapporteren meer ongewenst gedrag dan adolescenten
- Adolescenten gaven terecht aan dat hun ouders dit zouden doen
Als we het hebben over percepties van het tienerbrein, dan is er onderzoek hiernaar gedaan. Onderzoek als vervolg op vorig onderzoek: de vraag was hierbij tevens wat de invloed was van de percepties over het tienerbrein op het adolescentie gedrag. De adolescenten moesten hierbij allerlei verschillende statements oplezen over adolescentie breinontwikkeling: de ene helft moest positieve statements oplezen en de andere groep negatieve statements. Licht toe welke twee dingen eruit kwamen bij positieve en negatieve framing en wat de conclusie was (result)
- Adolescenten zoeken vaak nieuwe en opwindende ervaringen vanwege de voortdurende ontwikkeling van de emotionele regio's in de hersenen.
- Tijdens de adolescentie worden verbindingen in de hersenen steeds efficiënter, waardoor complexere denkprocessen worden vergemakkelijkt.
Negatieve framing
- Adolescenten vertonen vaak onverantwoordelijk en risicovol gedrag omdat hun emotionele hersengebieden nog in ontwikkeling zijn.
- Tijdens de adolescentie zijn verbindingen en netwerken in de hersenen nog niet efficiënt, wat complexe denkprocessen bemoeilijkt.
Resultaten:
- Adolescente deelnemers die gemiddeld positieve uitspraken kregen, rapporteerden meer overeenstemming dan deelnemers die negatieve uitspraken kregen (d=0,77).
Wat stelt het duaal procesmodel in?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat kunnen we zeggen over de duur van de adolescentie?
Als we het hebben over de structurele hersenontwikkeling, dan is er een samenvatting van vier longitudinale steekproeven (391 deelnemers, 852 scans) naar structurele hersenontwikkeling door te kijken naar de witte en grijze stof. Wat tonen de resultaten aan?
Als we kijken naar de sociale breinontwikkeling van de kindertijd tot begin twintig, dan zijn er dus meerdere veranderingen in bepaalde regio’s. Licht toe met betrekking tot de mediale prefrontale cortex, TPJ, posterior superior temporal sulcus en de anterieure temporale cortex.
- Mediale prefrontale cortex: afname in grijze stof en corticale dikte
- Temporale pariëtale junctie (TPJ): afname in grijze stof en corticale dikte
- Posterior Superior Temporal Sulcus: afname in grijze stof en corticale dikte
- Anterieure temporale cortex: neemt toe in het volume van de grijze stof tot de adolescentie en in de corticale dikte tot de vroege volwassenheid.
Als we het hebben over de functionele hersenontwikkeling, dan is er ook verandering in de functionele hersenontwikkeling in de adolescentie. De structurele ontwikkeling kijkt naar de volume van breinregio’s corticale dichtheid, terwijl de functionele ontwikkeling kijkt naar de activiteit van bepaalde breinregio’s. Op basis van het duale proces zou je verwachten dat alle emotionele taken een verhoogde activiteit in breinresponses veroorzaakt, waarbij de cognitieve controle area’s een lagere activiteit laten zien. Wat tonen de resultaten aan met betrekking tot cognitieve, affectieve en sociaal cognitieve verwerking?
- Cognitieve controle: zowel toename als afname van prefrontale activering tijdens de adolescentie; toename van pariëtale cortex. Het is dus flexiebeler!
- Affectieve (emotionele) verwerking: niet-lineair patroon met piek in subcorticale verwerking halverwege de adolescentie
- Verhoogde (hersen)respons op acceptatie en afwijzing
- Sociaal-cognitieve verwerking: geleidelijke toename van TPJ, geleidelijke afname van mPFC (anterieure-posterieure verschuiving)
Gevoeligheid voor sociale en affectieve zichtbaarheid (salience) van de context, met sommige contexten die leiden tot een grotere betrokkenheid van cognitieve controle area’s. Dit heeft geleid tot het model van flexibele controle.
Wat stelt het model van flexibele controle?
Wat kunnen we zeggen over sociale afwijzing tijdens de adolescentie? Beschrijf aan de hand van drie punten
- Leeftijdsgenoten bieden gezelschap en ondersteuning, maar peerevaluaties bepalen ook de persoonlijke eigenwaarde.
- Afwijzing en conflict door leeftijdsgenoten zijn in verband gebracht met een verhoogde mate van depressie en verhoogde niveaus van internaliserende en externaliserende symptomen.
Sociale afwijzing tijdens de adolescentie is getest door middel van gebruikmaking van cyberballparadigma: spelletje waarbij je eerst wordt opgenomen in de groep en naar je toe wordt gegooid, daarna uitgesloten van het spel. Het gaat om de gerapporteerde uitsluitingsgerelateerde stress die ervaren wordt. Welke vier dingen kwamen eruit?
- Grotere nood/stress tijdens uitsluiting vergeleken met inclusie voorspelt meer activiteit in de Insula en subACC.
- Meer tijd doorbrengen met vrienden voorspelt minder activiteit in anterior insula en dorsale ACC tijdens uitsluiting twee jaar later. Vrienden zijn dus een protectieve factor!
- De activatie in de insula en subACC voorspelt de ontwikkeling van depressie een jaar later
Er is ook onderzoek gedaan naar de gevoeligheid voor sociale evaluatie. Onderzoek: paradigma waarbij adolescenten in de MRI waren, waarbij ze alleen een signaal zagen dat indicieerde dat er een camera werd aangezet en een leeftijdsgenoot naar ze keek. Er waren verschillende fases, de camera was aan, uit of werd opgewarmt. De resultaten laten zien (x3)
- Meer opwinding mPFC-activering
- Meer striatum mPFC-connectiviteit bij adolescenten in vergelijking met kinderen en volwassenen
Onderzoek naar sociale invloed en lichaamsbeeld: de adolescenten moesten bikini modellen beoordelen en aangeven of dit bij het ideale beeld paste (normaal, te dun of dik). Ze manipuleerden de feedback van leeftijdsgenoten waardoor de adolescenten geloofde dat het figuur wat zij als normaal beoordeelden, als te dun of te dun werd gezien door leeftijdsgenoten. Wat kwam eruit (x3)
- Normafwijkende feedback op ideaal lichaamsbeeld resulteerde in activiteit in ACC-insulanetwerk bij jonge vrouwen (18-19 jaar)
- Dit effect was sterker voor vrouwen met een laag zelfbeeld
- Beoordeling werd aangepast in de richting van groepsnorm
Er wordt gefocust op drie onderdelen van de sociale cognitie ontwikkeling: emotieverwerking, perspectief nemen en vertrouwen. In de babytijd ontwikkelt gezichtsverwerking al en hebben zij een voorkeur en is er een kerngezichtsnetwerk. Er is een onderzoek gedaan waarbij gevraagd werd of bepaalde gezichten overeenkwamen, of ze dezelfde expressie hadden of dat ze keken in dezelfde richting (N=48, leeftijd 7-37, sMRI, fMRI). Wat kwam uit onderzoek (x2)
- Kerngezichtsnetwerk actief in alle groepen
Het onderzoek bij gezichtsverwerking is eigenlijk ook gedaan bij de emotieverwerking: adolescenten (n= 30; leeftijd 9-17) en volwassenen (n=31; leeftijd 21-40), fMRI. De resultaten laten zien dat (adolescentie versus volwassen) (x3)
- Adolescenten laten een grotere activiteit zien in amygdala voor angstige gezichte
- Adolescenten laten een zwakkere modulatie zien gebaseerd op taak instructie
- Conclusie: volwassenen zijn dus beter in staat om hun emotieverwerking aan te passen gebaseerd op de eisen die aan hen werden gesteld.
Er is ook onderzoek naar perspectief nemen en de adolescentie. Perspectief nemen ontwikkelt zich nog steeds in de adolescentie, ondanks dat het al goed ontwikkeld is. In de director taak moeten adolescenten vragen beantwoorden/instructies opvolgen van de director. De adolescente moet in gedachten houden dat de director niet alles kan zien (perspectief ander in gedachte houden). Je moet je eigen perspectief onderdrukken en die van de onderzoeker blijven zien. Wat kwam eruit en welke twee dingen spelen een rol nemen bij perspectief nemen?
- Het sociale perspectief nemen is moeilijker tijdens de adolescentie dan tijdens de volwassenheid
- Wat speelt een rol:
* Mediale prefrontale cortex (MPFC) en temporopariëtale overgang (TPJ) spelen een belangrijke rol denken over mentale staten
sans-serif* Tijdens de ontwikkeling: anterieure naar posterieure verschuiving
Onderzoek naar vertrouwen: in de vertrouwen game word je gevraagd iets te investeren in een ander die je niet kent. De andere persoon kan dan bepalen wat hij je teruggeeft. Als je 5 euro hebt en je geeft er 3 aan de ander, dan wordt dat verdriedubbeld. De ander geeft dat vertrouwen, waarop het kan zijn dat de ander 4 euro heeft en dan 3 euro teruggeeft. Er kan dus worden gekeken naar... (x3) en wat laten de resultaten zien (x2)
- Vertrouwen gebaseerd op basis van partnerreacties tijdens meerdere rondes
- Vertrouwen gebaseerd op basis van reputatie (a priori informatie over betrouwbaarheid)
De resultaten laten zien dat met het toenemen van de leeftijd:
- Basisvertrouwen neemt toe (eerste plaatje)
- Ontwikkeling van trustworthiness neemt toe (tweede plaatje)
Er is onderzoek gedaannaar de ontwikkeling van vertrouwen in de adolescentie. Wat zijn de drie gevonden resultaten?
- Toenemend vermogen om onderscheid te maken tussen sociale en egoïstische partners (van den Bos et al, 2010; Fett et al, 2014)
- Een toenemend vermogen om de antwoorden van de partner te integreren met een priori informatie (Lee et al, 2016; Sijtsma et al, in voorbereiding)
- Beter perspectief nemen (directeur-taak) geassocieerd met hoger basisvertrouwen en betere aanpassing aan egoïstisch reacties (Fett et al, 2016)
Als we het hebben over relaties met leeftijdsgenoten en vertrouwen, dan is er een onderzoekje gedaan:
David en John zijn elk genomineerd als vrienden door 2 leeftijdsgenoten. David heeft echter een hogere score dan John omdat David is genomineerd door populaire Nancy. Resultaten (x1)
- Lagere eigencentraliteit van vriendschap geassocieerd met grotere gevoeligheid voor de feedback van vertrouwensspel partners
Welke vier dingen kunnen we zeggen over de sociaal cognitieve ontwikkeling?
- Gezichts-/emotieverwerking: geleidelijke toename in vermogen om emotieverwerking te moduleren
- Perspectief nemen: geleidelijke toename van online gebruik van andermans perspectief (in hersenen: anterieure naar posterieure verschuiving)
- Vertrouwen: geleidelijke toename in gebruik van zowel actuele feedback en a priori informatie
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden