Cognitie, beweging en muziek & het sociale brein van adolescenten
5 belangrijke vragen over Cognitie, beweging en muziek & het sociale brein van adolescenten
Doel van het artikel: het in kaart brengen van de verbinding tussen fysieke activiteit en depressies. Methode: deelnemers werden 20 jaar later opnieuw geïnterviewd. Wat waren de resultaten (x3)
- Niet significant, maar wel vermeldbaar = vrouwen die aanhoudend actief waren, hadden een 51% lager risico op depressie op volwassen leeftijd.
- Vergelijkbare maar niet-significante trends werden waargenomen voor lichamelijke vrijetijdsbesteding bij vrouwen en historische vrijetijdsbesteding bij mannen (zie fig. 2). Hoewel deze effecten niet significant zijn, suggereren ze dat lichamelijke activiteit bij kinderen een extra bijdrage kan leveren naast die van de huidige activiteit.
Er is een positief verband tussen het niveau van cognitief functioneren en kwalitatieve aspecten van lichaamsbeweging zoals mobiliteit. Krachtige en niet krachtige lichaamsbeweging voorspelde hierbij het cognitief functioneren. Het doel van deze systematische review is om studies aan te pakken waarin ouderen met én zonder cognitieve beperkingen worden meegenomen. De variatie in beweging zal worden beperkt tot lopen en de variatie in cognitieve uitkomsten zal beperkt worden tot executieve functies. Wandelen is een van de meest voorkomende vormen van aërobe vrijetijdsbesteding. Executieve functies ontwikkelen zich als laatst, maar gaan met leeftijd achteruit. Wat was de opgestelde hypothese?
Het sedentaire leven is een grote bedreiging voor de volksgezondheid omdat een actieve levensstijl gepaard gaat met een lager risico op lichamelijke ziekten en een algemene toename van welzijn. Bovendien is meer lichaamsbeweging gerelateerd aan hogere niveaus van cognitieve prestaties. Er zijn verschillende mechanismen onderzocht die de positieve effecten van lichaamsbeweging op de neurocognitieve systemen beïnvloeden: beschrijf er twee!
- Hoge conditie = grotere hersenvolumes, vooral van de basale ganglia en de hippocampus.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Het doel van de huidige meta-analyse is om de beschikbare empirische studies over de effecten van lichaamsbeweging op EF bij pre-adolescente kinderen (6-12 jaar), adolescenten (13-17 jaar) en jongvolwassenen (18-35 jaar) samen te voegen. De effecten van acute en chronische lichaamsbeweging op preadolescente kinderen, adolescenten en jongvolwassenen zullen apart worden behandeld. Ten tweede zullen de effecten van lichaamsbeweging worden onderzocht in het perspectief van specifieke EF. Hiervoor werden de volgende executieve functies onderscheiden: remming/interferentiecontrole, werkgeheugen, set-shifting, cognitieve flexibiliteit, contextueel geheugen en planning. Wat zijn de vier resultaten van deze huidige studie van Verburgh?
- Acute lichaamsbeweging heeft een matig modererend positief effect op de executieve functies.
- Acute lichaamsbeweging heeft een significant klein tot matig positief effect op de remming of interferentiecontrole
chronische lichaamsbeweging had geen significant algemeen effectop de executieve functies.
Alleen jongvolwassenen:
- Acute lichaamsbeweging had alleen bij jongvolwassenen een positief effect op het werkgeheugen.
---> Onderzoeken hiernaar is echter beperkt
Tijdens de overgang van adolescentie naar volwassenheid oriënteert sociaal gedrag zich op anderen en neemt de gevoeligheid voor andermans perspectief toe (mentalizing) om vertrouwen en samenwerking te stimuleren. Verandering in sociale cognitie en gedrag vinden plaats tegelijkertijd met ontwikkeling van de hersenen. Om dergelijke veranderingen te onderzoeken zijn economische uitwisselingsparadigma's gebruikt, zoals het vertrouwensspel, wat houdt dit in? Wat tonden eerdere fMRI studies aan en neuro-imaging (x2)
- Eerdere fMRI studies toonden activering aan in de hersenen bij gebieden van belonend leren, cognitieve controle en emotionele verwerking.
- Neuroimaging toonden leeftijd gerelateerde toename van de hersenactiviteit in twee gebieden:
* In de linker temporo-parietal junction (TPJ). Dit gebied speelt bij het identificeren vandoelen en intenties achter het gedrag van anderen een rol.
* En in de rechter dorsolaterale prefrontale cortex.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden