Samenvatting: Erfelijkheidsleer
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van erfelijkheidsleer
-
1 erfelijkheidsleer
Dit is een preview. Er zijn 24 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
wat is fenotype, genotype en genoom.
-fenotype; datgene wat je aan de buitenkant ziet. (Waarneembare eigenschappen niet altijd aan buitenkant, ook bloedgroep hoort bij fenotype.)
-genotype(genoom); de ‘inwendige factoren‘ die dat veroorzaken.
Samengevat: zowel de erfelijke aanleg als de manier van leven en bepaalde omgevingsfactoren bepalen iemands uiterlijk en gedrag. Daarom wordt vaak gezegd: fenotype = genoom + milieufactoren. -
Hoe heet de plaats van een gen op het chromosoom
De plaats waar een gen in het chromosoom te vinden is, heet een locus (Lat. = plaats). -
Hoe heet een homoloog paar chromosomen.
Twee homologe chromosomen noem je een allelenpaar (allèloon (Gr) = van elkaar). Allelen (enkelvoud = allel) komen dus in precies dezelfde volgorde op precies dezelfde plaatsen (loci) in de homologe chromosomen voor. -
Geef de namen in de klassieke genetica van de generaties; ouders, kinderen en kleinkinderen
De ouders worden de P-generatie genoemd (van parentes = ouders). De eerste generatie nakomelingen noem je de F1-generatie (van filii = kinderen). De tweede generatie nakomelingen is de F2-generatie, enzovoorts. -
Hoe heet het als een organisme voor een eigenschap 2 dezelfde allelen heeft, en hoe heet het als dat niet zo is.
Een organisme is homozygoot voor een bepaalde eigenschap als hij twee dezelfde allelen daarvoor heeft. Dat kunnen twee dominante of twee recessieve allelen zijn. Een organisme is heterozygoot wanneer de allelen van hetgen niet hetzelfde zijn. Heterozygoten worden ook wel dragers genoemd van een recessief allel: dat allel hebben ze wel, maar komt niet tot expressie. -
Hoe heet het als allelen beide een bijdrage leveren aan het fenotype. Dus niet volledig dominant of recessief zijn.
Intermediair fenotype.
Niet altijd is het ene allel van een gen volledig dominant over het andere. Allelen kunnen ook beide een bijdrage leveren aan het fenotype dat ontstaat. Je spreekt dan van een intermediair fenotype.
Ook bloemkleuren van bijvoorbeeld leeuwenbekjes en petunia’s kunnen intermediaire fenotypen zijn tussen bijvoorbeeld rood en wit (roze). Het leuke van intermediaire fenotypen is dat je direct ziet dat het individu heterozygoot is -
welke symbolen worden gebruikt in een stamboom.
In een stamboom wordt een kruising weergegeven met een horizontaal lijntje; een vrouw is een bolletje, een man een vierkantje. De nakomelingen staan in een harkje aangegeven. Broers en zusters zitten aan hetzelfde harkje. -
Wat is een dihybide kruising en wat is gekoppelde en niet gekoppelde overerving.
-De overerving van twee verschillende genen
-Niet-gekoppelde overerving; twee genen die in twee verschillende chromosomen gelokaliseerd zijn. Je zegt dat beide genen niet-gekoppeld (oftewel onafhankelijk van elkaar) overerven.
-Gekoppelde overerving; gen voor een bepaalde eigenschap en het
gen voor een andere eigenschap liggen in hetzelfde chromosoom. -
Wat is het grote nadeel van heterosis.
Dat de heterosis (en dus de uniformiteit) zich in de volgende generatie niet voortzet.
Het zaad van de hybriden is door geslachtelijke voortplanting ontstaan, waardoor recombinatie is opgetreden en de volgende generatie weer even variabel zou zijn als oorspronkelijke (niet-homozygote) populatie. -
Hoe heten gewassen waarbij met behulp van recombinant DNA-technologie veranderingen in eigenschappen zijn aangebracht.
Transgene gewassen.
Door genoomanalyses wordt bij veel gewassen achterhaald welk stuk DNA verantwoordelijk is voor een bepaalde eigenschap. Met behulp van knip- en plakenzymen en een methode om het genetische materiaal over te brengen, worden planten van gewenste genen voorzien.
Genetische modificatie maakt jarenlang kruisen overbodig en soortbarrières kunnen worden overschreden. (gewone kruisingen zijn immers alleen mogelijk tussen organismen die sterk verwant zijn.)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden