Startpagina / Samenvattingen / Europees socialezekerheidsrecht / verordening-prestatie-uitkering

De materiële werkingssfeer van de coördinatieverordening

4 belangrijke vragen over De materiële werkingssfeer van de coördinatieverordening

Wat is de materiële werkingssfeer van de coördinatieverordening?

Als een uitkering gebaseerd is op wetgeving en bij een van de genoemde categorieën hoort, is de verordening van toepassing.
Ongeacht of de uitkering tot een algemeen of een bijzonder stelsel hoort, en ongeacht of ze uit premies of belastinggelden wordt gefinancierd.

Hoe wordt bepaald of een prestatie onder de verordening valt?

Het onderscheid berust op de constitutieve elementen van de prestatie, met name

het doel waarop zij is gericht en
de voorwaarden waaronder zij wordt toegekend

niet op het feit of een prestatie door een nationale wetgeving
al dan niet als een socialezekerheidsuitkering wordt aangemerkt

Hoe wordt dit in Jauch geformuleerd?

Een uitkering kan als een socialezekerheidsuitkering worden beschouwd wanneer zij aan de rechthebbenden wordt toegekend

zonder individuele en discretionaire beoordeling van de persoonlijke behoeften
op grond van een wettelijk omschreven situatie, en
wanneer zij verband houdt met één van de in de verordening uitdrukkelijk genoemde eventualiteiten.

Wat zijn bijzondere non-contributieve uitkeringen ex art 3 jo 70 verordening?

Uitkeringen die bij wijze van vervangende, aanvullende of bijkomende prestatie bestemd zijn de gebeurtenissen te dekken die verzekerd zijn door de uitkeringen die onder artikel 3 van de verordening vallen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Europees socialezekerheidsrecht | 9789013127409 | Frans Jozef Lodewijk Pennings

Bekijk samenvatting