Seksuele selectie - De parasiet theorie en eerlijke signalering - Wat is er zo goed aan sex?

3 belangrijke vragen over Seksuele selectie - De parasiet theorie en eerlijke signalering - Wat is er zo goed aan sex?

De vijf behandelde theorieën lijken erg van elkaar te verschillen. Toch hebben zij heel duidelijk één ding met elkaar gemeen.
Probeer te achterhalen op welk punt zij allemaal overeenkomen.

Alle vijf de theorieën gaan uit van de redenering dat seksuele reproductie tot meer variatie leidt dan aseksuele reproductie. Deze hogere variatie stelt ons in staat om sneller te evolueren en daarmee het hoofd te bieden aan plotselinge veranderingen in de omgeving (Fisher), nadelige mutaties (Muller), onvoorspelbaarheid van de abiotische omgeving (Williams), competitie met andere soorten in de biotische omgeving (Bell) of parasieten (Van Valen). De kern van al deze ideeën is dat het evolutionair voordeel van seksuele reproductie zit in de grotere erfelijke variatie die het mogelijk maakt om ons sneller aan te passen.

Van de vijfgenoemde theorieën is er één die momenteel het meest ondersteuning krijgt in de wetenschap. Dat ligt niet alleen aan ondersteuning door empirische bevindingen, maar ook aan convergentie met andere theorieën op het gebied van de evolutionaire achtergronden van seksualiteit.
Benoem welke van de vijf theorieën nu het meeste plausibel lijkt en beschrijf kort welke empirische bevinding daartoe heeft bijgedragen.

Wanneer we moeten kiezen tussen de vijf theorieën, dan lijkt er momenteel het meeste ondersteuning te zijn voor de 'red queen'-theorie van Van Valen. Deze theorie wordt bijvoorbeeld ondersteund door onderzoek bij soorten die zich zowel seksueel als aseksueel kunnen voortplanten. Zolang deze soorten leven in een omgeving waar relatief weinig parasieten leven, planten zij zich aseksueel voort. Wanneer deze soorten echter verkeren in een omgeving die vol is van parasieten, dan gaan ze over tot seksuele reproductie. Dit is precies wat de 'red queen'-theorie voorspelt.

In de voorgaande opdracht keken we naar drie concurrerende theorieën over de functie van seksuele selectie. Daarin dook hetzelfde thema op als in de theorie die nu lijkt te prevaleren rondom het thema seksuele reproductie. Benoem dat thema en beredeneer hoe deze convergentie voor een wederzijdse ondersteuning van beide theorieën zorgt.


Deze conclusie convergeert mooi met de parasietentheorie over seksuele selectie van Hamilton en Zuk (1982). Wanneer seksuele reproductie hoofdzakelijk is geëvolueerd om het hoofd te bieden aan parasieten, dan is het heel logisch dat individuen elkaar ook hoofdzakelijk gaan selecteren op kenmerken die duidelijk maken dat hun toekomstige partner een goede weerstand bezit tegen parasieten. Deze twee theorieën bieden elkaar dus wederzijdse ondersteuning door er beide op te wijzen dat de evolutie van ons seksuele gedrag waarschijnlijk samenhangt met de voortdurende wapenwedloop tussen ons en de parasitaire microben die in ons lichaam huizen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo