Jeugddelinquentie meten
10 belangrijke vragen over Jeugddelinquentie meten
Grijs kader: proportie delictplegers van alle jongeren
- Slachtofferenquêtes (victim surveys)
o Bevraging omtrent blootstelling aan deviant gedrag in bepaalde periode
Geworteld in inzicht beperkingen officiële criminaliteitscijfers
Vanaf jaren 60 in VS
- Verschillenden bronnen tonen (soms) (zeer) verschillend (en zelfs ander) beeld van jeugddelinquentie
o Contextuele informatie over misdrijf, pleger, slachtoffer (of net niet …)
o Soms gelijklopend, soms verschillend
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Inzicht in vertekeningen jeugdrecht en strafrechtelijk systeem
o Hogere inschatting werkelijk gepleegde criminaliteit
- Spreiding jeugddelinquent gedrag doorheen sociale klassen
o Géén eenduidig verband sociale klasse & jeugddelinquentie
o ‘Normaliteit’ regelovertredend gedrag bij jeugd
▪ Alle jongeren plegen criminaliteit, maar niet alle jongeren staan in de statistieken
- Bias & selectiemechanismen binnen jeugdrecht systeem
o Verheldering van de discretionaire besluitvorming in strafrechtssysteem
o Welke kenmerken persoon/delict verhogen kans op officiële reactie?
▪ Vooral: ernst misdrijf en variabelen gelinkt aan proces (recidive, sterkte bewijs)
▪ Bij kleine misdrijven: extralegale factoren hebben slechts geringe invloed
Geschiedenis zelfrapportage jaren 40 Porterfield
o Jongeren uit algemene bevolking rapporteren dezelfde delicten als officieel gekende delinquenten (maar met lagere frequentie)
o Contrast met officiële statistieken
▪ Consequentie: betrouwbaarheid en validiteit officiële statistieken wordt in vraag gesteld
Gesch zelfrapportage: jaren 50 Short en Bye
▪ Betrouwbaarheid & validiteit
▪ Ontwikkeling schaaltechnieken om delinquentie te meten
▪ Meten achtergrondkenmerken
o Relatie zelfgerapporteerde criminaliteit, sociaaleconomische status, en etniciteit-afkomst
o Weerlegging verband SES-regelovertredend gedrag
Jaren 60 verdere methodologische verfijning Gold
o Frequentie & ernst crimineel gedrag
o Groot verschil tussen jongeren wat betreft frequentie plegen delicten
▪ Aandeel jongeren dat delinquentie rapporteert zeer groot (88%)
▪ Aandeel jongeren dat herhaald ernstige feiten rapporteert zeer klein (6%)
▪ Kleine groep jongeren verantwoordelijk voor merendeel feiten (concentratie!)
Eind jaren ’60, begin jaren ‘70: doorbraak zelfrapportage (Hirschi 1969)
o Samenhang zelfgerapporteerde criminaliteit en attitudes van jongeren
o Jeugddelinquentie in context: jeugddelinquentie in relatie tot gezin, gedrag vrienden, schoolcontext
o Echte doorbraak methode: Hirschi (1969) ‘Causes of Delinquency’
Jaren ‘70 & jaren ‘80: ontsluiting volle potentieel zelfrapportage
o Beleidsgevoelig: straatcriminaliteit & druggebruik
o National Youth Survey NYS (US, 1985)
▪ n = 1725 jongeren, 11-17 jaar
▪ Eerste grootschalige longitudinale panelstudie
Mogelijke verklaringen daling jeugddelinquentie
o Verandering in opsporingsprioriteiten jeugdcriminaliteit
o Verandering in werkprocessen politie
- Vergrijzingshypothese
o Vergrijzing algemene bevolking (baby boomers)
o Afnemend aandeel jongeren in bevolking & age-crime curve
- Security hypothese (zie Farrall e.a.)
o Afname criminele opportuniteiten door toename kwantiteit en kwaliteit beveiliging
- Social media hypothese
o Verschuiving van offline naar online criminaliteit
o Opkomst smartphone, toenemende digitalisering en gebruik social media
- Veranderende sociaal culturele houding hypothese
o Jongeren en ouders staan anders t.a.v. risicogedrag zoals alcoholgebruik, vroegtijdig schoolverlaten of delinquentie
- Loodhypothese o Verdwijnen lood in brandstoffen en verven heeft geleid tot afname loodneerslag in omgeving en lagere loodconcentraties
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden