Executoriaal derdenbeslag
22 belangrijke vragen over Executoriaal derdenbeslag
Waar in de wet is executoriaal derdenbeslag geregeld?
Art. 475-479a.
Geef een voorbeeld van 3 'roerende zaken die zich onder een derde bevinden'.
Het betreft hier niet een beslag tot levering van roerende zaken, maar een beslag op die zaken zelf. Voorbeeld: beslag op een fiets die de geexecuteerde aan een derde ter reparatie heeft afgegeven. (De geexecuteerde is wél eigenaar van de fiets.)
Waar vindt men een uitzondering op het beginsel dat bij het leggen van derdenbeslag niet behoeft te worden gespecificeerd op welke vermogensbestanddelen van de geexecuteerde het beslag gelegd wordt?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat houdt de verklaring door de derde in omtrent de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen?
Art. 476a lid 1: derde is na het verstrijken van 4 weken verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen (in geval van schorsing zie voor beginpunt tweede volzin). Deze verklaring moet voldoen aan 476a en 476b. Dit heet een buitengerechtelijke verklaring aangezien deze niet in het kader van een gerechtelijke procedure wordt afgelegd.
Wat als de derde in gebreke blijft de buitengerechtelijke verklaring af te leggen?
De beslaglegger kan hem dagvaarden tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd. De derde kan hier onder uitkomen door in die procedure een gerechtelijke verklaring (doordat die verklaring nu in een gerechtelijke procedure wordt afgelegd spreekt art. 477a lid 1 over een gerechtelijke verklaring) af te leggen. De nodeloos door de derde veroorzaakte kosten (denk aan proceskosten) komen voor rekening van die derde.
Wat als de beslaglegger reden meent te hebben de verklaring die een derde schriftelijk heeft afgelegd, geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen?
De beslaglegger kan de derde binnen 2 maanden (=vervaltermijn, overschrijding doet bevoegdheid vervallen) na zijn verklaring dagvaarden, waarna de rechter over het geschil beslist (art. 477a lid 2). Blijkens Ontvanger/De Vlaanderen NJ 2006,310 staat het een beslaglegger (misbruik van bevoegdheid) vrij om - na derdenbeslag te hebben gelegd zonder de daarbij afgelegde buitengerechtelijke verklaring (tijdig) te betwisten - opnieuw ten laste van dezelfde schuldenaar onder dezelfde derde beslag te doen leggen en de naar aanleiding van dat latere beslag afgelegde buitengerechtelijke verklaring in rechte te betwisten.
Wat als de beslaglegger de onderhandse verklaring van de derde wel accepteert, maar de derde zijn verplichting tot afdracht niet nakomt?
Art. 477a lid 4: beslaglegger kan derde dagvaarden tot nakoming van diens afdrachtverplichting alsmede tot het betalen van eventuele vervangende schadevergoeding, die de derde verschuldigd kan zijn in geval van niet-nakoming van zijn verplichting tot afdracht.
Wat als de derde zich bij het afleggen van zijn buitengerechtelijke verklaring heeft vergist?
HR: hij mag in beginsel op de verklaring terugkomen: De Jong/Carnifour NJ 2002,419 en FIC/Van Lieshout NJ 2007,540. Dit is terug te voeren op de regel dat de derde door het derdenbeslag niet in een slechtere positie mag geraken.
Indien de derde wil terugkomen op een door hem afgelegde gerechtelijke verklaring kan het zijn dat het gezag van gewijsde van het gewezen vonnis eraan in de weg staat, dat de derde-beslagene zich met succes op een vergissing beroept: Ontvanger/Aegon NJ 1993,670.
Wat is de bevrijdende werking voor de derde jegens de geexecuteerde?
De derde-beslagene die overeenkomstig de wettelijke bepalingen bepaalde prestaties heeft verricht dient niet nogmaals tot die prestaties gedwongen te kunnen worden door de geexecuteerde; voorzover de derde aldus presteert wordt hij van zijn verplichtingen jegens de geexecuteerde bevrijd. Deze bevrijdende werking is geregeld in art. 477b lid 1 en 2.
Welke plicht hebben de deurwaarder of de advocaat die een buitengerechtelijke verklaring hebben ontvangen? En wat indien m.b.t. de verklaring die de derde-beslagene heeft afgelegd een gerechtelijke procedure wordt gevoerd?
Om binnen 3 dagen een afschrift aan de geexecuteerde te zenden, 476b lid 3.
Zie art. 477a lid 1 en 2; een gerechtelijke procedure over een door de derde-beslagene afgelegde verklaring wordt verklaringsprocedure genoemd. Dan dient de advocaat van de executant die een gerechtelijke verklaring ontvangt een afschrift daarvan binnen 3 dagen aan de geexecuteerde te zenden (art. 477a lid 3).
Wie kan een door de afgelegde verklaring betwisten?
Niet de geexecuteerde, die wordt alleen geinformeerd d.m.v. de informeringsplicht, want men heeft hem niet het recht willen geven in rechte de door de derde afgelegde verklaring te betwisten, zulks kennelijk om complicaties en vertragingen in de verdere afwikkeling van het derdenbeslag te voorkomen. Zie art. 477a lid 2 (slechts de executant is bevoegd een verklaringsprocedure aan te spannen waarin hij door de derde afgelegde verklaring betwist) en art. 478 lid 4 (slechts medebeslagleggers hebben de bevoegdheid tot tussenkomst, art. 217 e.v., in een verklaringsprocedure).
Kan derdenbeslag ook gelegd worden op toekomstige vorderingen?
Ja, HR 25-02-1932 Loonbeslag-arrest: executoriaal derdenbeslag onder de werkgever en daaronder viel ook salaris dat eerst na het leggen van het beslag opeisbaar werd. text-decorationBeslag op toekomstige vorderingen is mogelijk indien het gaat om vorderingen die de geexecuteerde uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen (475 lid 1).
Wat valt volgens de MvT onder het criterium 'derden beslag op toekomstige vorderingen'?
Toekomstige huur- of pachttermijnen, als de desbetreffende huur- of pachtovereenkomst reeds op het tijdstip van het beslag was tot stand gekomen. Alleen het op het tijdstip van het beslag aanwezige saldo op een giro- of bankrekening, omdat later binnengekomen bedragen geen vorderingen opleveren die rechtstreeks worden verkregen uit de verhouding van de geexecuteerde tot zijn giro-instelling of bank, zie HR Postgiro-arrest 7-6-1929.
Kan derdenbeslag gelegd worden op een vordering of zaak terwijl die vordering of de verplichting tot afgifte van die zaak er een is onder tijdsbepaling of voorwaarde?
Art. 477 lid 3. Ja, de beslaglegger kan voor het verschijnen van de termijn of de vervulling van de voorwaarde voldoening vorderen, maar geen voldoening die voor dit tijdstip of voor die vervulling zou moeten plaatsvinden.
Wat regelt art. 477 lid 4?
Betreft niet opeisbare vorderingen die door opzeggen opeisbaar gemaakt kunnen worden. De beslaglegger is tot opzegging bevoegd, maar mag niet onnodig gebruik maken van deze bevoegdheid, hetgeen onder andere betekent dat indien executie op andere vermogensbestanddelen niet bezwaarlijk is en voldoende kan opbrengen, van deze opzeggingsbevoegdheid niet tegen de zin van de beslagene gebruik mag worden gemaakt.
Wat als niet bij voorbaat vaststaat dat alle beslagleggers uit de door de derde-beslagene verschuldigde geldsommen zullen kunnen worden voldaan?
478 geeft een regeling: de deurwaarder met het oudste executoriale beslag int voor de gezamenlijke beslagleggers hetgeen de derde-beslagene heeft te betalen of af te geven. Indien de executie door de legger van het oudste beslag niet wordt voortgezet neemt de gerechtsdeurwaarder die het daaropvolgende executoriale beslag heeft gelegd de inning over.
Heeft iedere beslaglegger het recht van tussenkomst in een procedure als bedoeld in art. 477a?
Ja, 478 (recht van tussenkomst 217 e.v.).
Waar hangt de blokkerende werking van het derdenbeslag vanaf?
Van de omvang die de beslaglegger daaraan heeft gegeven: indien hij zijn beslag heeft beperkt tot bepaalde vorderingen of zaken geldt de blokkerende werking slechts met betrekking tot die vorderingen of zaken. In verreweg de meeste gevallen wordt derdenbeslag echter gelegd op alle vorderingen en zaken als bedoeld in art. 475.
Behalve door betaling kan de vordering waarop beslag is gelegd ook door verrekening tenietgaan. In hoeverre wordt de beslaglegger hiertegen beschermd?
De bevoegdheid van de geexecuteerde tot verrekening door het beslag vervalt, omdat hij door het beslag de bevoegdheid verliest betaling van zijn vordering af te dwingen (6:127 lid 2 BW). De bevoegdheid tot verrekening van de derde-beslagene blijft echter onder bepaalde voorwaarden bestaan (6:130 lid 2 BW). Deze verrekening kan de verhaalsmogelijkheden van de beslaglegger illusoir maken.
Bij derdenbeslag loopt de beslaglegger het risico (met name als de geexecuteerde en derde elkaar goed kennen) dat hij bedrogen wordt door de derde-beslagene die in strijd met de werkelijkheid bijv. verklaart niets of weinig aan de geexecuteerde verschuldigd te zijn. Hoe heeft de wetgever de executant beschermd indien de geexecuteerde werkt voor een onevenredig lage vergoeding of om niet?
Dient aangenomen te worden dat voor het werk een redelijke vergoeding verschuldigd is, 479a lid 1, hetgeen impliceert dat de derde in het vonnis in de verklaringsprocedure als bedoeld in art. 477a lid 2 veroordeeld kan worden die redelijke vergoeding ten behoeve van de executant te betalen. Of sprake is van onevenredig lage vergoeding en zo ja, welke vergoeding dan wel redelijk is, houdt de rechter rekening met alle omstandigheden van het geval, HR 30-9-1994 Mansvelder/Van Ginshoven.
Welke mogelijkheden geeft de wet aan alimentatiegerechtigden t.a.v. beslag onder derden?
Art. 479b-g (goed doorlezen). Vereenvoudigd derdenbeslag. 479b omschrijft voor welke alimentatie vorderingen deze regeling geldt en bepaalt verder dat deze regeling slechts geldt voor het geval van beslag op loon of andere periodieke uitkeringen (voorbeeld: pensioenuitkeringen).
De algemene regels van het executierecht en de gewone regels voor het executoriale derdenbeslag gelden ook hier, behalve voor zover daarvan door de bepalingen van de onderhavige afdeling wordt afgeweken. Er zijn 3 belangrijke afwijkingen.
Wat zegt de wet over het geval van derdenbeslag onder de staat of openbare lichamen (provincie, gemeente, waterschap, openbare lichamen voor beroep en bedrijf, art. 134 GW)?
479 lid 1: men moet specificeren op welke vordering of welk goed men beslag legt; het is voor de overheid gemakkelijker desbetreffende dienst te waarschuwen.
Lid 2: de staat of het openbare lichaam kan om redenen van openbaar belang in kort geding onmiddellijke opheffing van het derdenbeslag vorderen.
Voor verhaal op salaris en pensioen van ambtenaren gelden enkele bijzondere regels die men kan vinden in de Ambtenarenwet.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden