Moleculaire architectuur van ECM
19 belangrijke vragen over Moleculaire architectuur van ECM
In bindweefsel wordt onderscheid gemaakt in wat de meest kenmerkende cellen bijdragen en wat er van buiten komt. Geef aan wat de plaatselijk gespecialiseerde cellen produceren en geef drie voorbeelden van infiltrerende bijdragen.
Infiltrerend: Micro-organismen, ontstekings- en afweercellen uit bloed, stoffen als hormonen en cytokinen.
Wat is de voornaamste functie van elastine en hoe komt deze functie?
Leg uit wat de vorming van elastine is.
2- Cellen produceren trop-elastine (Bevat lysines en aminozuren glycine en proline)
3- Tropoelastinen worden uitgescheiden maar blijven op celopp. waar ze polymeriseren. Hierbij worden ze ondersteund door oxytalanvezel --> elaunun-vezel.
4- Toename gehalte elastine in het hart van het vezelig complex, terwijl ede microfibrillen perifeer zijn gelegen = volgroeide elastische vezel.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat zijn de twee functies van fibronectinen?
Waarvoor dient het ECM-type fibronectine?
Wanneer worden de fibronectinen geassocieerd tot fibrillen?
Hoe wordt de oriëntatie van de fibronectinen bepaald?
Van welke factoren hangt het af welk type laminin wordt geproduceerd?
Wat vormt een netwerk van lamininen en wat is hier een karaktereigenschap van?
Welke twee typen collageen hebben niet de functie als steiger?
Geef de 5 typen GAG's en de langste
2- CS
3- DS
4- KS
5- HS
Naam het koppelen aan PG's welke rol speelt HA (GAG) nog meer?
Waarvan hangt het aantal GAG'S gebonden aan een polypeptide keten af?
Welk type GAG/PG bevat kraakbeen en welke twee karakters geeft dit aan kraakbeen?
Leg uit welke structuur het basaalmembraan heeft en op welke manier deze in contact staat met cellen en geef ook aan wat met voor een cellaag.
Geef drie voorbeelden die BM net zoals ECM elders ook uitvoeren.
Wat zijn de 5 kernconcepten van alle cellen die ECM produceren?
2- Zorgen voor ruimtelijke organisatie van de vezelige eiwitten.
3- Modificeren matrix
4- Hechten aan matrix
5- Worden beïnvloed door matrix en de daarin geïnfiltreerde stoffen.
Geef voor bindweefsel in brede zin de benaming van de celtypen die ECM produceren de nomenclatuur. (Bindweefsel in enge zin, cement, dentine, bot, kraakbeen).
Cementoblasten --> Cement
Odontoblasten --> Dentine
Osteoblasten --> Bot
Chondroblasten --> Kraakbeen
Hoe heten van het glazuurorgaan de cellen in het ectoderm en het endoderm?
Endoderm: Ameloblasten.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden