Schizofreniespectrum (24/10/2024)

33 belangrijke vragen over Schizofreniespectrum (24/10/2024)

Hoe verschilt paranoia van sociale angst?

Beide hebben een soortgelijke fysiologische reactie, maar verschillen in inhoud:
  • Paranoia: externe bedreigingen, ongegrond en irrationeel.
  • Sociale angst: interne dreigingen, vaak gebaseerd op realistische elementen.

Wat houdt de continuümhypothese in bij psychotische ervaringen?

De continuümhypothese suggereert dat:
  1. Er een overgang is tussen normale psychotische ervaringen en psychotische stoornis.
  2. De focus ligt op preoccupatie en lijdensdruk.

Wat zijn de prevalentiepercentages van psychotische ervaringen?

De percentages zijn als volgt:
  1. 8 tot 10% van volwassenen ervaart psychotische ervaringen.
  2. 4% ervaart lijdensdruk.
  3. 2 tot 3% heeft een psychotische stoornis.
  4. 0.6 tot 0.7% heeft schizofrenie.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het percentage van stemmenhoorders bij verschillende stoornissen?

De percentages van stemmenhoorders zijn:
  1. Schizofrenie: 74%.
  2. Bipolaire stoornis: 37%.
  3. Dissociatieve stoornis: 88%.

Wat is de prevalentie van stemmenhoorders wereldwijd en in Nederland?

Het percentage stemmenhoorders is als volgt:
  1. Wereldwijd: 5.2 procent
  2. Nederland: 10.1 procent
  3. Vrouwen horen vaker stemmen dan mannen.
  4. Meer voorkomend in rijkere/individualistische landen.

Hoe ervaren cliënten stemmen in vergelijking tussen gezonde stemmenhoorders en stemmenhoorders met psychose?

Er zijn geen verschillen in:
  1. Locatie van de stemmen
  2. Aantal stemmen
  3. Luidheid
  4. Personificatie
Wel verschillen in:
  1. Negatieve emotionele inhoud
  2. Negatieve attributie
  3. Frequentie
  4. Ervaren controle
  5. Leeftijd van aanvang

Wat zijn de kenmerken van stemmenhoorders met verschillende stoornissen?

De kenmerken zijn als volgt:
  1. Gezonde individuen: Verschillende overtuigingen over de oorzaak van hallucinaties.
  2. Bipolaire/depressieve stoornis: Korte, simpele stemmen overeenkomend met de emotie.
  3. Borderline: Toename suïcidepogingen en frequentie van hospitalisering.
  4. PTSS: Stemmen gerelateerd aan trauma.
  5. Schizofrenie: Overdreven, bizarre inhoud met een negatieve toon.

Wat zijn de stappen in de piramide van hoe cliënten van simpele angst tot paranoia gaan?

De stappen zijn:
  1. Sociaal evaluatieve bezorgdheid: 100% van de cliënten heeft dit.
  2. Betrekkingsideeën: 93%.
  3. Milde dreiging: 70%.
  4. Gemiddelde dreiging: 30%.
  5. Erge dreiging: 4%.

Wat zijn de emotionele kenmerken van stemmen bij cliënten met dissociatieve stoornissen en schizofrenie?

Klanten met dissociatieve stoornissen ervaren vaker stemmen dan schizofrenie. Inhoud van stemmen:
  1. Vaak meer negatief bij schizofrenie.
  2. Vaker herhaald.
  3. Kan sociaal functioneren beperken.

Welke verschillende ervaringen hebben cliënten met hallucinaties alvorens paranoia te ontwikkelen?

Cliënten ervaren hallucinaties als volgt:
  1. Aanvankelijke zorgen over afwijzing (sociaal evaluatieve bezorgdheid).
  2. Gedachten dat anderen over hen praten (betrekkingsideeën).
  3. Gevoel van dreiging van mensen.
  4. Gevoelens kunnen escaleren naar erkende dreiging en paranoia.

Wat gebeurt er met dopamine bij cliënten die een psychose ervaren of er gevoelig voor zijn?

Er is sprake van een willekeurige toename van dopamine. Dit resulteert in:
  1. Saillance die markeert wat belangrijk is.
  2. Drempel voor vuren veel lager.
  3. Naarmate meer intrusies en perceptuele afwijkingen optreden.

Hoe werkt saillance in het brein van cliënten met een psychose?

Saillance fungeert als een markeerstift door:
  1. Op willekeurige momenten te vuren.
  2. Te reageren op bepaalde prikkels (bijv. een toeter).
  3. Aandacht te vestigen op wat belangrijk is.

Wat zijn de gevolgen van een lagere drempel bij cliënten met psychose?

De lagere drempel leidt tot:
  1. Willekeurig vuren van neurotransmitters.
  2. Frequentere intrusies zoals beelden of geluiden.
  3. Meer perceptuele afwijkingen zoals flitsen of schimmen.

Welke vier factoren worden beschreven in het 4-factoren neurocognitief model die bijdragen aan hallucinaties en wanen?

De vier factoren zijn:
  1. Neurobiologie (bottom-up): intrusies, afwijkende opmerkzaamheid, dopamineafgifte.
  2. Cognitieve evaluatie (top-down): inductief of deductief redeneren en interpretatie van dopamine.
  3. Cognitieve tendens: verschillende cognitieve biases die invloed hebben.
  4. Consolidatie: denken dat de waan bevestigt en vermijdingsgedrag creëert.

Wat is het belang van neurobiologie in het neurocognitief model?

Neurobiologie is belangrijk omdat het:
  1. Intrusies en afwijkende opmerkzaamheid verklaart.
  2. De rol van dopamineafgifte bij indrukken en ervaringen toont.
  3. Help bij het begrijpen van de neurowetenschappelijke basis van hallucinaties.

Hoe beïnvloedt cognitieve evaluatie de ervaring van cliënten in het neurocognitief model?

Cognitieve evaluatie beïnvloedt cliënten door:
  1. Inductief of deductief redeneren te gebruiken.
  2. Interpretatie van informatie die het brein ontvangt te verklaren.
  3. Inzicht te bieden in hoe trauma dopamine beïnvloedt.

Welke soorten cognitieve biases worden vermeld in het model?

De cognitieve biases omvatten:
  1. Confirmation bias: neiging om bevestiging voor eigen opvattingen te zoeken.
  2. Bronmonitoringsbias: eigen gedachten verkeerd toeschrijven aan anderen.
  3. Dataverzamelingstendens: conclusies trekken zonder voldoende feiten.
  4. Covariatiebias: causaliteit zien in toevallige gebeurtenissen.

Wat houdt consolidatie in volgens het 4-factoren neurocognitief model?

Consolidatie houdt in dat:
  1. Denken de waan bevestigt.
  2. Vermijdingsgedrag ontstaat door selectieve aandacht.
  3. Metacognitieve opvattingen en zelfstigmatisering de ervaringen beïnvloeden.

Hoe kan een psycholoog de neurobiologische factoren aanpakken binnen het model?

Psychologen kunnen neurobiologische factoren aanpakken door:
  1. Psycho-educatie te geven over de invloed van neurobiologie.
  2. Inzicht te bieden in de werking van dopamineafgifte.
  3. De cliënt te helpen begrijpen waarom intrusies ontstaan.

Wat zijn de stappen die een psycholoog moet volgen na het identificeren van de vier factoren?

De stappen omvatten:
  1. Een probleemformulering maken op basis van levensgeschiedenis.
  2. De cliënt bewust maken van hun cognitieve biases.
  3. Het vermijdingsgedrag doorbreken en nieuwe ervaringen faciliteren.
  4. Gedragsexperimenten uitvoeren zoals exposure.

Wat zijn enkele voorbeelden van cognitieve biases die cliënten kunnen ervaren volgens het model?

Voorbeelden van cognitieve biases zijn:
  1. Confirmatietendens: slechts eigen opvattingen bewijzen.
  2. Dataverzamelingstendens: snel conclusies trekken zonder feiten.
  3. Covariatietendens: causaliteit in toevalligheden zien.
  4. Bronmonitoringstendens: denken toeschrijven aan anderen.

Welke afwijkingen in de hersenen worden vaak waargenomen bij schizofrenie?

Bij schizofrenie zijn de volgende afwijkingen vaak zichtbaar:
  1. Dunnere cortexen
  2. Verschillen in de frontale en temporale kwabben
  3. Aanwezigheid van afwijkingen in de witte stof
  4. Atrofie, tumoren, en cysten
  5. Vasculaire en ventriculaire afwijkingen
  6. Afwijkingen in de hypofyse
  7. Post-ischemische laesies
  8. Afwijkingen van het corpus callosum

Hoe beïnvloedt trauma de kans op psychose?

Trauma's verhogen de kans als volgt:
  1. 80% van cliënten met psychose ervaren één of meer trauma's.
  2. Vergroot de kans met 2.78 keer.
  3. Verschillende trauma's zijn verbonden met specifieke psychose-aspecten.

Welke invloed heeft cannabisgebruik op de kans op psychose?

Cannabis gebruik kan leiden tot:
  1. Psychotische ervaringen door THC.
  2. Negatief affect.
  3. Bij frequent gebruik dat vroeg begint, is er een 3.9 keer grotere kans op een psychose.

Wat zijn de effecten van gehoorproblemen en urbanisatie op psychose?

Gehoorproblemen en urbanisatie verhogen de kans op psychose door:
  1. Sociale exclusie bij gehoorproblemen.
  2. Grotere kans bij opgroeien in de stad vergeleken met het platteland.
  3. Te veel prikkels leiden tot onvoldoende rust voor het brein.

Hoe verhogen ADHD en ASS de kans op psychose?

Zowel ADHD als ASS verhogen de kans op psychose:
  1. ADHD verhoogt de kans meer dan ASS.
  2. Autisme verhoogt de kans iets minder.

Wat zijn de gevolgen van veel tegenslag in de kindertijd met betrekking tot psychose?

Heftige gebeurtenissen in de kindertijd verhogen de kans op psychose door:
  1. Vier keer grotere kans bij tegenslag.
  2. Factoren zoals scheiding en verhuizing dragen bij.
  3. Er is sprake van een dose-effect.

Wat zijn risicofactoren voor een verhoogde kans op psychose?

  • Factoren naast genen beïnvloeden psychoserisico.
  • Trauma: 178% hogere kans, 1008 oplopend specifiek effect.
  • Migratie: 170% hogere kans, 350 oplopend specifiek effect.
  • Cannabis: 290 oplopend specifiek effect.
  • Gehoorproblemen: 279 oplopend specifiek effect.
  • C4 gen: 21% hogere kans.

Wat is de comorbiditeit van psychische stoornissen bij cliënten met een psychose?

Comorbiditeit percentages zijn:
  1. PTSS: 12.1%
  2. Obsessief-compulsieve stoornis: 12.1%
  3. Panieksstoornis: 9.8%
  4. Sociale-angststoornis: 14.9%
  5. Gegeneraliseerde-angststoornis: 10.9%

Welke behandelingen zijn geïndiceerd voor cliënten met psychose?

Behandelingen omvatten:
  1. Antipsychoticum voor positieve symptomen en terugvalpreventie.
  2. Cognitieve gedragstherapie voor positieve, affectieve en comorbide symptomen.
  3. Combinatie van beide heeft de voorkeur.

Wat is de prognose van cliënten met een kortere Duur Onbehandelde Psychose (DOP)?

Hoe korter de DOP:
  1. Beter prognose op herstel.
  2. Hogere kans op succesvolle behandeling.

Wat zijn de risico's bij cliënten met een ultra-hoog risicoprofiel (UHR)?

Risico's voor UHR omvatten:
  1. 22% kans op psychose in één jaar.
  2. 20-30% ontwikkelt een psychose.
  3. 75% heeft een episodisch verloop na de eerste psychose.

Wat is een belangrijk feit over het percentage cliënten met psychose zonder familiegeschiedenis van psychose?

Van de cliënten met een psychose:
  1. 80% heeft geen familielid met psychose.
  2. Dit is vaak een misvatting.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo