Samenvatting: Familievermogensrecht
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Familievermogensrecht
-
Voortoets Familievermogensrecht
Dit is een preview. Er zijn 30 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 01/09/2016
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe kan een nalatenschap worden verworpen?
Door het afleggen van een verklaring bij de rechtbank van het sterfhuis. Zie artikel 4:191 BW voor het antwoord op de vraag. Een notaris kan
de verwerping vanzelfsprekend wel begeleiden. -
Aan Jan is door zijn oom een huis gelegateerd. Hij wil in dit huis gaan wonen en het daarom inde openbare registers op zijn naam laten zetten. Hoe wordt dit vormgegeven?
Er dient een notariële akte afgifte legaat met levering te worden opgemaakt en
ondertekend en deze moet worden ingeschreven in de openbare registers. Een legaat levert slechts een vorderingsrecht op (artikel 4:117 BW) en
het gelegateerde goed moet geleverd (‘afgegeven’) worden. Nu het een
registergoed betreft is een notariële akte en inschrijving in de openbare registers
vereist. Van een verdeling is geen sprake. Zie de definitie in artikel 3:182 BW. -
Na het overlijden heeft een executeur zijn benoeming aanvaard en is aan de slag gegaan. Na enige tijd hebben de erfgenamen de nalatenschap beneficiair aanvaard. Ziet u problemen?
Als de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om al de schulden van de nalatenschap te voldoen, blijft de executeur bevoegd.
Als een executeur in deze kan aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om al de schulden van de nalatenschap te voldoen, hoeft de nalatenschap niet volgens de regels van de vereffening te worden afgewikkeld. Zie artikel 4:202 BW. Zijn er geschillen hierover dan moet men naar de kantonrechter. -
Juist of onjuist: Bij een aanspraak op de andere wettelijke rechten van artikel 4:29 en 4:30 BW van het Burgerlijk Wetboek speelt de verzorgingsbehoefte van de onterfde echtgenoot geen rol.
Deze stelling is onjuist; zowel bij de andere wettelijke rechten van artikel 4:29 als die van artikel 4:30 kan de verzorgingsbehoefte van de langstlevende echtgenoot een rol spelen. -
Welke stelling is juist? Indien een nalatenschap wordt aanvaard onder het voorrecht vanboedelbeschrijving:I. kan een door de rechter benoemde vereffenaar onder bepaalde voorwaardenontheffing van zijn verplichtingen in het kader van de vereffening verkrijgen.II. dient de nalatenschap altijd te worden vereffend volgens de “lichte” of de “zware”procedure van afd. 4.6.3 BW.
I. kan een door de rechter benoemde vereffenaar onder bepaalde voorwaarden
ontheffing van zijn verplichtingen in het kader van de vereffening verkrijgen.
In art. 4:221 lid 2 BW is bepaald dat de vereffenaar onder bepaalde voorwaarden kan worden vrijgesteld van de verplichting de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst neer te leggen.
II is onjuist omdat ondanks beneficiaire aanvaarding geen vereffening nodig is
indien: -
In welk geval wordt een rentevaststelling na het overlijden met betrekking tot een erfrechtelijke nietopeisbare vordering door de fiscus in successierechtelijke zin niet meer geaccepteerd voor de heffing van erfbelasting:I. bij een ouderlijke boedelverdeling met vaste rente (zonder tenzijtje achter de renteclausule), rentevaststelling 6 maanden na het overlijden.II. bij een keuzelegaattestament met een tenzijtje achter de renteclausule, rentevaststelling 7 maanden na het overlijden.
I. bij een ouderlijke boedelverdeling met vaste rente (zonder tenzijtje achter de renteclausule), rentevaststelling 6 maanden na het overlijden.
Erflater spreekt niet meer, er is geen sprake van een tenzijtje achter de renteclausule. Bij een wettelijke verdeling zou dit echter niet vereist zijn, zo volgt uit de letterlijke tekst van artikel 1 lid 3 SW 1956. Een ouderlijke boedelverdeling is anders dan een wettelijke verdeling en een uiterste wilsbeschikking. Zie B. Schols, Schenken erfbelasting, Boom Basics, De
Ventieltechniek, nr. 29. -
Wanneer komt een schenking onder opschortende voorwaarde voor de heffing vanschenkbelasting tot stand?
Op het moment van het vervullen van de voorwaarde.
Op grond van artikel 1 lid 9 SW 1956 komt een schenking onder opschortende voorwaarde voor de toepassing van de successiewetgeving tot stand op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld. Deze is regel is van belang voor het tijdstip van toepassing van:
- de woonplaatsregel;
- het tarief;
- de waardering.
Zie B.Schols, Schenken erfbelasting, Boom Basics, Schenkingen onder opschortende voorwaarde, nr. 39. -
Wordt een erfrechtelijke rechtskeuze altijd gevolgd?
Nee. Per 17 augustus 2015 moeten we voor de erfrechtelijke IPRregels met name terecht in de Erfrechtverordening. Art. 22 geeft een beperkte rechtskeuzebevoegdheid. Is er conform dit artikel gekozen dan wordt deze rechtskeuze in de deelnemende EUlanden
erkend. Daarbuiten is dat niet gezegd.
Als een buitenlandse functionaris van een niet deelnemend land grip krijgt op het dossier zal hij zijn eigen IPR toepassen, dat wellicht een rechtskeuze niet kent. Het door dat IPR aangewezen recht kan zich dan wellicht doorzetten Art. 83 van de Erfrechtverordening geeft een regel van overgangsrecht voor rechtskeuzes opgemaakt voor 17 augustus 2015. -
Kunnen de adoptiefouders kiezen wiens geslachtsnaam het kind krijgt als hij of zij bij de adoptie 16 jaar oud is?
nee, het kind kiest vanaf de leeftijd van 16 jaar zelf welke naam hij/zij zal hebben,
artikel 1:5 lid 6 BW. -
Over alimentatie de volgende stellingen. Welke is niet juist?I. Als in een convenant een nietwijzigingsbeding is overeengekomen zal de alimentatie niet gewijzigd kunnen worden wegens een wijziging van omstandigheden (artikel 1:401 lid 1 BW).II. Kinderalimentatie heeft voorrang op iedere andere verplichting van een ouder.
II. Kinderalimentatie heeft voorrang op iedere andere verplichting van een ouder.
juist, de kinderalimentatie heeft wel voorrang op andere onderhoudsverplichtingen van een ouder, maar gaat niet voor op andere crediteuren van de onderhoudsplichtige. De alimentatietermijnen van artikel 1:157 lid 4 en 6 BW zijn van regelend recht, partijen kunnen hier in een convenant van afwijken en dus ook een levenslange alimentatie overeenkomen.
het nietwijzigingsbeding van artikel 1:159 lid 1 BW zet de wijzigingsmogelijkheid van artikel 1:401 lid 1 BW juist buiten spel en is dus juist. Zie evenwel lid 3 van artikel 1:159 BW.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden