Voortoets Familievermogensrecht

10 belangrijke vragen over Voortoets Familievermogensrecht

Dora en Henk wonen ongehuwd en niet als partner geregistreerd samen als Dora in verwachting raakt. Henk staat onder curatele wegens gewoonte van drankmisbruik. Dora bevalt van een dochter. Henk is de verwekker van het kind en direct na de geboorte wil hij het graag erkennen. Heeft hij hiervoor op enigerlei wijze de medewerking van anderen nodig?

Ja, hij heeft de schriftelijke toestemming van Dora nodig of vervangende
toestemming van de rechtbank.
Henk heeft o.g.v. 1:204 lid 1 sub c BW de toestemming van Dora nodig of vervangende toestemming van de rechtbank, artikel 1:204 lid 3 BW. Hij heeft geen toestemming van zijn curator nodig o.g.v. 1:382 BW: familierechtelijke handelingen mag hij verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt en de wet bepaalt in dit geval niets anders. De bijzondere bepaling van artikel 1:204 lid 4 BW geldt alleen voor curatele wegens geestelijke stoornis.

Een man en een vrouw wonen al enkele jaren ongehuwd samen in de woning van de man. Ze
hebben trouwplannen. Vóór het huwelijk verkoopt de man de woning. De levering vindt plaats na de huwelijksdatum. Ze zijn gehuwd zonder het maken van huwelijksvoorwaarden.
Moet de vrouw haar toestemming gegeven als bedoeld in artikel 1:88 BW bij de levering van de woning?

Nee, want voor de verkoop was de toestemming niet vereist.
De toestemming is op grond van artikel 1:88 lid 2 BW niet vereist omdat de man in dit geval tot het verrichten van de rechtshandeling (de levering) verplicht is op grond van een voorafgaande rechtshandeling (de koopovereenkomst) waarbij de toestemming niet vereist was.

Man en vrouw huwen buiten gemeenschap van goederen. De vrouw laat het bestuur van haar aanzienlijke vermogen over aan de man. De man investeert vervolgens zijn vermogen als ook
het vermogen van de vrouw. De vrouw machtigt hem voor meerdere transacties. Een bank adviseert de man. Eerst rendeert dit goed voor beiden, later worden er toch grote verliezen geleden. Het huwelijk eindigt en de vrouw stelt de man aansprakelijk. Hoe schat u de kans –
mede gelet op de jurisprudentie hieroverop succes voor de vrouw in?

De man is aansprakelijk, mede gelet op de bepalingen van artikel 1:90 lid 3 Boek 1
BW (de regels van opdracht). zie ook HR 15 februari 1985, NJ 1985/885; Belegde
besparingen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Man en vrouw, in gemeenschap van goederen gehuwd, besluiten te scheiden. De man verhuist
daarna. De echtscheidingspapieren worden getekend en naar de rechtbank gezonden. De griffie schrijft deze in. Vervolgens komt de man bij u omdat hij met zijn nieuwe vriendin Petra een woning koopt. Op deze woning vestigen ze ook een hypotheek ten behoeve van de Rabobank.
Werkt u mee aan beide akten?

Nee, omdat de vrouw ondanks artikel 1:99 BW nog toestemming moet geven op
grond van artikel 1:88 lid 1 letter c BW. Ontbinding van de huwelijksgemeenschap door indiening van een verzoekschrift tot scheiding brengt niet met zich dat titel 6 BW niet meer van toepassing is.

Kort na de echtscheiding van de heer A en mevrouw B overlijdt B met achterlating van een
onverdeelde ontbonden huwelijksgemeenschap en drie kinderen (C, D en E) als erfgenamen.
Enige dagen na de uitvaart van B komt een van de drie erfgenamen (C) om het leven in het
autoverkeer, zonder dat hij een testament heeft opgemaakt. Als erfgenamen, ieder voor de helft, treden op zijn echtgenote (F), met wie C in gemeenschap van goederen gehuwd was, en kind G.
Wie moeten als deelgenoten betrokken worden bij de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van A en B?

A, D, E en F. Als een van beide (gewezen) echtgenoten overlijdt, volgen diens erfgenamen onder algemene titel op in de onverdeelde helft van de huwelijksgemeenschap. Dat zijn in dit geval C, D en E. Omdat C enige dagen na B is overleden is de nalatenschap van B in de door zijn overlijden ontbonden huwelijksgemeenschap (CF) gevallen. De weduwe F en kind G zijn erfgenamen van C, maar omdat de wettelijke verdeling werkt (artikel 4:13 BW) is F degene die
beschikkingsbevoegd is. Bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap worden als deelgenoten betrokken A, D, E en F.

Een man en een vrouw zijn gehuwd met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. In de
huwelijksvoorwaarden staan geen verrekenbedingen. De man is ondernemer. Het echtpaar gaat scheiden. De man is DGA van een besloten vennootschap, waarin een flink pensioen is
opgebouwd ten behoeve van hem.
Heeft de vrouw recht op (een deel van) het opgebouwde pensioen?

Ja, op grond van de wet pensioenverevening bij scheiding. Zie artikel 1 lid 4 sub a van de wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

Karel en Annelies zijn op huwelijkse voorwaarden inhoudende uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen gehuwd. Annelies heeft de echtelijke woning op haar naam
verkregen. De koopprijs bedroeg € 200.000 en is voor een deel groot € 150.000 betaald uit een erfenis die Annelies heeft verkregen en voor het overige met de middelen uit een gezamenlijk aangegane hypothecaire geldlening. Karel betaalde alle renteverplichtingen aan de bank.
Karel wordt failliet verklaard. Valt de woning in het faillissement?

Nee, want hoewel de tenaamstelling inderdaad niet beslissend is voor het antwoord
op de vraag of een goed in het faillissement valt, zij kan aantonen dat zij de
echtelijke woning bij de verkrijging voor meer dan de helft uit haar eigen vermogen
heeft bekostigd. Zie artikel 61 lid 4 Fw zoals dat luidt per 1 januari 2012.

Wanneer echtgenoten tijdens hun huwelijk willen overstappen van het systeem van de wettelijke gemeenschap van goederen naar uitgesloten gemeenschap (mede i.v.m. eventuele toekomstige schuldeisers) dan geldt een aantal ‘formaliteiten’. Zeker als in de gemeenschap een echtelijke woning valt. Welke?

Het opmaken van huwelijksvoorwaarden en een akte van verdeling van de gemeenschappelijke goederen en schulden bij de notaris, alsmede inschrijving van de akte van huwelijksvoorwaarden bij de rechtbank om deze na 14 dagen na de inschrijving te laten werken richting derden.
Zie de artikelen 1:114 e.v. BW voor de wijziging van het huwelijksvermogensregime. Voor wat betreft de derdenwerking zie artikel 1:120 lid 2 BW. Omdat tot de huwelijksgemeenschap een registergoed behoort, zal de verdeling bij notariële akte moeten geschieden.

Een jong stel is voornemens samen een woning te kopen. Zij willen een verblijvingsbeding
opstellen voor het geval een van hen mocht overlijden.
Kan een verblijvingsbeding ook onderhands worden gemaakt?

Ja, een verblijvingsbeding kan onderhands worden aangegaan. Een verblijvingsbeding kan in een notariële akte worden opgenomen, het hoeft echter niet.

In geval van ongehuwd samenwonenden is een notarieel samenlevingscontract vereist voordat er fiscale consequenties (IB en SW) worden verbonden aan het gaan samenwonen. Klopt dit?

Dit geldt niet voor de inkomstenbelasting en niet voor de erf- en schenkbelasting.
Voor de inkomstenbelasting volgt dit uit artikel 1.2 Wet inkomstenbelasting en voor
de erf- en schenkbelasting uit artikel 1a van de Successiewet. In beide wetten is het begrip (fiscale) partner relevant. Er zijn meerdere manieren waarop men kan kwalificeren als (fiscale) partner. Het notariële samenlevingscontract speelt bij een aantal daarvan een rol, maar is niet
doorslaggevend. Zie artikel 1.2 Wet inkomstenbelasting 2001 IB en 1a Successiewet 1956.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo