Opties en optiewaardering: theorie en praktijk - Institutionele kenmerken van opties

6 belangrijke vragen over Opties en optiewaardering: theorie en praktijk - Institutionele kenmerken van opties

Welke twee partijen zijn er minimaal betrokken bij het afsluiten van een optieovereenkomst?

1. De koper, ookwel de houder van de optie.
2. De verkoper of schrijver van de optie.

Wat voor prijs wordt er betaald bij de verkrijging van het kooprecht en verkooprecht?

Optiepremie.

Welke verplichting heeft de schrijver?

Het onderliggende goed af te nemen en de uitoefenprijs te betalen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke situatie ontstaat er wanneer de optiehouder op of vóór de vervaldatum overgaat tot uitoefening van zijn optie in het geval van een put-optie?

De optiehouder maakt gebruik van zijn verkooprecht en verkoopt het onderliggende goed aan de schrijver en ontvangt het bedrag van de uitoefenprijs.

Welke twee mogelijkheden zijn er indien de houder van de put het onderliggende goed niet bezit?

1. Hij oefent de put-optie niet uit.
2. Hij koopt eerst de onderliggende waarde op de vrije markt tegen de geldende marktprijs en verkoopt deze meteen door aan de schrijver tegen uitoefening van de put-optie.

De houder van een call-optie betaald twee keer geld, op welke verschillende tijdstippen zijn dit?

De optiepremie bij aanschaf van de optie en de uitoefenprijs wanneer de onderliggende waarde wordt verkocht.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo