Kennisvragen financiën

36 belangrijke vragen over Kennisvragen financiën

Wat is de quick ratio per 31 december 2017?

Vlottende activa + liquide middelen – voorraden / kort vreemd vermogen
(350.000 + 40.000) = 390.000 / (350.000 + 50.000) 400.000 = 0,975

Bereken de rentabiliteit (voor belasting) van het totale vermogen over 2017.

110.000 + 15.000 = 125.000 / 950.000 = 13,16 % afgerond 13,2 %

Winst voor belasting + Rente op VV / gemiddeld TV x 100 %.

Bereken de rentabiliteit (na belasting) van het eigen vermogen over 2017

Netto winst / gemiddeld eigen vermogen x 100%
66.000 / 375.000 = 17,6 %
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

1. Waardoor wordt de grootte van het hefboomeffect bij Intertrade BV in dit
geval veroorzaakt?

1. Het verschil tussen RTV en RVV;
2. De verhouding tussen VV en EV.

RTV = 125.000 / 950.000 = 13,16 % afgerond 13,2 %
RVV= 15.000 / 575.000 x100% = 2.6%

VV/EV = 575.000 / 375.000 = 1,5

Het vreemde vermogen kost vrij vertaald veel minder als dat het oplevert.
Dit is gunstig voor het hefboomeffect. Daarnaast is de verhouding VV/EV van belang, bij Intertrade BV is deze verhouding tussen gemiddeld VV en
gemiddeld EV 575/375 = 1,5.
Ook dit werkt gunstig uit voor de hefboomwerking.

Is de statische liquiditeit van Intertrade BV per eind december 2017 verbeterd t.o.v. eind december 2016?


De statische liquiditeit is te berekenen door middel van het netto werkkapitaal te berekenen.

Netto werkkapitaal 2016: 450.000 - 460.000 = - 10.000
Netto werkkapitaal 2017: 500.000 - 400.000 = 100.000

Hiermee is vastgesteld dat de statische liquiditeit van Intertrade BV per eind december 2017 is verbeterd t.o.v. eind december 2016.

Is de solvabiliteit van Intertrade BV per eind december 2017 verbeterd t.o.v. eind december 2016

Solvabiliteitsratio 2016: 350.000 / 1.000.000 = 0,35
Solvabiliteitsratio 2017: 400.000 / 900.000 = 0,44

Hiermee is vastgesteld dat de solvabiliteit van Intertrade BV per eind december 2017 is verbeterd t.o.v. eind december 2016.

1. Hoeveel bedraagt de debt-ratio per 31 december 2017?

VV/TV

500.000 / 900.000 = 0,56

Als je de debt ratio weet, kun je ook de solvabiliteit eenvoudig uitrekenen: 100-56 = 44 %.

Wat was de omzetsnelheid van de voorraad in 2017

Inkoopwaarde omzet / gemiddelde voorraad
2.500.000 / 100.000 = 25

Wat was de gemiddelde krediettermijn (omlooptijd) in dagen van de
debiteuren in 2017? Stel een jaar op 365 dagen.

375.000 x 365 dagen = 136.875.000 / 4.000.000 = 34 dagen

Wat was de gemiddelde krediettermijn (omlooptijd) in weken van de
crediteuren in 2017? Stel een jaar op 365 dagen.

400.000 / 2.500.000 x 52 weken = 8,3 weken

Wat was de gemiddelde krediettermijn (omlooptijd) in weken van de
crediteuren in 2017? Stel een jaar op 365 dagen.

400.000 / 2.500.000 x 52 weken = 8,3 weken

Bereken het bedrag, waarvoor maandelijks goederen worden ingekocht.

De jaarlijkse omzet is 840.000 euro.
Inkoopwaarde vd omzet 100% minus de brutowinstmarge 30% = 70%

840.000 / 100 x 70% = 588.000 euro per jaar.

Antwoord per maand is dit 588.000 /12 = 49.000 euro

De solvabiliteit van een onderneming is in het eerste jaar 70 % en in het tweede jaar 50 %.
Wat kun je zeggen over de solvabiliteit?

a. De solvabiliteit is verslechterd: het gedeelte eigen vermogen tegenover het totale vermogen is verminderd.
b. De solvabiliteit is verbeterd: er is minder eigen vermogen nodig in de onderneming, omdat dit percentage in het tweede jaar is gedaald.
c.  Over de solvabiliteit valt niets te zeggen, omdat je daarvoor ook de bedragen moet weten.

antwoord a.
De solvabiliteit is verslechterd: het gedeelte eigen vermogen tegenover het
totale vermogen is verminderd. Er is dus blijkbaar meer vreemd vermogen in de onderneming geïnvesteerd en naar verhouding minder eigen vermogen. Dit is ongunstig voor de solvabiliteit.

Onder de Debt ratio verstaan we:

a.  de verhouding tussen vreemd vermogen en eigen vermogen.
b. dat deel van het totale vermogen, dat uit vreemd vermogen bestaat.
c.  de verhouding tussen het gemiddelde crediteurensaldo en debiteurensaldo.

antwoord b.
De Debt ratio – formule: VV/TV – geeft aan wat voor gedeelte van het totaal vermogen bestaat uit vreemd vermogen.

Van een onderneming is gegeven:
− een gemiddeld eigen vermogen van € 5 miljoen;
− een gemiddeld vreemd vermogen van € 3 miljoen met een gemiddelde rente van 8 %;
− de winst na betaling belasting is € 480.000;
− het tarief voor de vennootschapsbelasting is 40 %.
Hoeveel bedraagt de rentabiliteit voor belasting van het gemiddeld totale vermogen?


a.   9 %
b. 13 %

c. 18 %

antwoord b.
De RTV bereken je als volgt:
Winst voor belasting + betaalde rente op VV/Gemiddeld totaal vermogen x 100 %.
Je moet eerst de winst voor belasting uitrekenen. De winst na belasting is
€ 480.000.
Omdat er 40 % vennootschapsbelasting is geheven, kun je deze winst na
belasting op 60 % stellen. Winst voor belasting is dan: € 480.000/60 % x
100 % = € 800.000.
De betaalde rente is 8 % van € 3 mln = € 240.000.
RTV: = (800.000 + 240.000)/ (5 mln + 3 mln) x 100 % = 13 %.

Een onderneming betaalt een schuld aan een crediteur per bank.
Daardoor zal het netto werkkapitaal van een onderneming:

a. afnemen.
b. gelijk blijven.
c. toenemen.

antwoord b.
De formule voor het berekenen van het werkkapitaal is als volgt:
(Eigen vermogen + lang vreemd vermogen) minus vaste activa.
De balanspost Bank is een kortlopend actief en de balanspost Crediteuren een kortlopend passief. Deze posten hebben geen invloed op
het werkkapitaal.
Een andere formule die ook wel wordt gebruikt voor het werkkapitaal is:
vlottende activa minus vlottende passiva. Ook hier verandert er aan de
hoogte van het werkkapitaal niets, omdat zowel de vlottende activa (o.a. bank) als de vlottende passiva (o.a. crediteuren) beide met hetzelfde bedrag verminderen.

Een onderneming geeft bonusaandelen uit.
Wat is het effect op de liquiditeit en de solvabiliteit?

a. De liquiditeit verslechtert en de solvabiliteit verbetert.
b. De liquiditeit verbetert en de solvabiliteit verslechtert.
c.  Zowel de liquiditeit als de solvabiliteit blijft gelijk.

antwoord c.
Beide blijven gelijk. Het uitgeven van bonusaandelen gaat zonder bijkomende betalingen in geld, dus de liquiditeit verandert niet. Hetzelfde geldt voor de solvabiliteit. Het totale eigen vermogen verandert niet, alleen de
samenstelling van het eigen vermogen verandert (agioreserve neemt af,
geplaatst aandelenkapitaal neemt toe).

Een onderneming besluit de winst in te houden. Dan heeft dit een positief
effect op:

a. de liquiditeit.
b. de rentabiliteit van het eigen vermogen.
c. de solvabiliteit.

antwoord c.
De winstinhouding komt terecht op de grootboekrekening Algemene reserve en dit is een onderdeel van het eigen vermogen van een BV of NV.
Dit heeft een positief effect op het eigen vermogen en ook op de solvabiliteit.

Een onderneming wil voldoen aan de ‘gouden balansregel’.
Wat houdt deze regel in?


a. Het eigen vermogen moet groter zijn dan het vreemd vermogen.
b. De vaste activa moeten gefinancierd worden met langdurig beschikbaar
vermogen.

c. Het vreemd vermogen op korte termijn moet minimaal gelijk zijn aan de
vlottende activa.

antwoord b.
De gouden balansregel houdt in dat de vaste activa gefinancierd moeten worden met langdurig beschikbaar vermogen (eigen of lang vreemd
vermogen). Het is niet verstandig vaste activa te financieren met kort vreemd vermogen.
Reden 1 is dat kort vreemd vermogen binnen één jaar opeisbaar is en vaste activa langdurig in het bedrijf aanwezig zijn. Het is bijvoorbeeld riskant een bedrijfsgebouw te financieren met een rekening-courant krediet dat de bank op ieder gewenst moment kan opzeggen.
Reden 2: de rentekosten voor kort vreemd vermogen zijn vaak hoger dan de rentekosten voor lang vreemd vermogen.

Welke invloed heeft het bovenstaande op de intrinsieke waarde van deze
onderneming?


a. Deze blijft gelijk.
b. Deze stijgt met € 10.000,00.
c.  Deze stijgt met € 65.000,00.

antwoord a.
De intrinsieke waarde is gelijk aan het eigen vermogen van de onderneming.
De verbouwing van het pand heeft geen gevolgen voor het eigen vermogen

De gebouwen zijn op 1 januari 2002 voor € 450.000,00 aangeschaft.
Er wordt met gelijke bedragen per jaar afgeschreven tot een restwaarde van
€ 0,00. Er heeft geen herwaardering plaatsgevonden in de afgelopen jaren.
Op hoeveel jaar is de afschrijvingsduur van deze gebouwen gesteld?


a. Op 25 jaar.
b. Op 41 jaar.
c. Op 40 jaar.

antwoord c.
De gebouwen staan per eind december 2017 (NB. dit is gelijk aan 1 januari 2018) voor € 270.000 op de balans. Als ze op 1 januari 2002 zijn
aangeschaft, is er € 450.000 minus € 270.000 = € 180.000 afgeschreven in zestien jaar. Per jaar is dat een afschrijvingsbedrag van € 11.250.
De afschrijvingsduur van deze gebouwen is dan uit te rekenen als volgt:
€ 450.000/ €11.250 = 40 jaar.

Wat is het netto werkkapitaal van deze onderneming per 31 december 2017?


a. € 140.000,00
b. € 280.000,00
c. € 420.000,00

antwoord b.
Formule werkkapitaal: Vaste passiva minus vaste activa.
Berekening ( 300.000+ 120.000+ 220.000+ 140.000) minus (270.000 + 230.000) = € 780.000 minus € 500.000 = € 280.000

Wat is het dividendpercentage voor 2017?

a. 13,3 %
b. 15 %
c.  20 %

antwoord c.
Formule berekening dividendpercentage: dividend inclusief dividendbelasting / geplaatst aandelenvermogen.
In dit geval bedraagt het dividend € 60.000
(let op: inclusief dividendbelasting!).
Het geplaatst aandelenvermogen = € 300.000.
Dividend- % = 60.000/300.000 x 100 % = 20 %.

Op 1 mei 2017 is achteraf de jaarlijkse hypotheekrente betaald en tevens is op de hypothecaire geldlening € 10.000,00 afgelost.
Wat zijn de rentekosten van de hypothecaire geldlening in 2017?


a. € 10.666,67
b. € 11.200,00
c.  € 11.466,67

antwoord c.
De hypothecaire lening staat van 1 mei t/m 31 december 2007
(acht maanden) voor een bedrag van € 140.000 op de balans.
Op 1 mei lost men € 10.000 af. Voor 1 mei (van 1 januari t/m 30 april = vier maanden) staat de hypotheek voor € 150.000 op de balans.
De rentekosten bedragen dan: 8 % van 150.000 x 4/12 + 8 % van 140.000 x 8/12 = € 4.000 + € 7.466,67 = € 11.466,67.

Wat is de rentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen?
De balansgegevens van 31 december 2017 mag je daarbij als gemiddelden voor 2017 beschouwen.


a. 33,5 %
b. 36,6 %
c.  54,3 %

antwoord b.
REV = winst na belastingen/ gemiddeld EV x 100 %. In deze opgave:
(450.000-216.000) / 640.000 x 100 % = 334.000/640.000 x 100 % = 36,6 %.

Wat is de omloopsnelheid van het totale vermogen in 2017?
De balansgegevens van 31 december 2017 mag je daarbij als gemiddelden voor 2017 beschouwen.


a. 1,9
b. 1,3
c. 3,3

antwoord a.
Omloopsnelheid totale vermogen = Omzet/gemiddeld totaal vermogen.
In deze opgave: € 2.100.000/€ 1.080.000 = 1,94 afgerond 1,9.

Alle aandelen hebben een nominale waarde van € 25,00 per stuk.
Tegen welke emissieprijs zijn in 2017 aandelen geplaatst?


a. € 400,00
b. € 250,00
c.  €   25,00

antwoord a.
De agioreserve is toegenomen met € 300.000. Het aandelenvermogen is toegenomen met € 20.000.
De aandelen zijn nominaal € 25 per stuk. Er zijn dan € 20.000/€ 25 = 800 aandelen geplaatst.
De emissiewaarde is dan: € 300.000 + € 20.000/ 800 = € 400 per aandeel.

De winst na belastingen bedraagt in 2016 € 140.000,00. In 2017 is dat € 160.000.00.
Het bedrijf keert 10 % dividend uit, dit bedrag haalt men uit de winst over 2016. De dividendbelasting bedraagt 25 % .
Hoe hoog is het bedrag aan liquide middelen dat in verband met dit dividend aan de aandeelhouders per 1 januari 2017 wordt uitgekeerd?


a. € 14.000,00
b. € 15.000,00
c.  € 20.000,00

antwoord b.
Het dividendpercentage is 10 %.
Het geplaatst aandelenvermogen per eind 2006 is € 200.000. Het uit te keren dividend ad 10 % is dan € 20.000.
Na de dividendbelasting van 25 % wordt er aan de aandeelhouders € 15.000 uitgekeerd.

De onderneming wil de hele winst na belasting over 2017 reserveren.
Hoeveel is dan de intrinsieke waarde per eind 2017?


a. 1.480.000,00
b. 1.560.000,00
c.  1.545.000,00

antwoord a.
Intrinsieke waarde = eigen vermogen van de onderneming.
Per eind 2007 is het eigen vermogen: 220.000 + 600.000 + 500.000 + 160.000 ( = winst 2007) = € 1.480.000.

Deze N.V. heeft de winsten de laatste jaren niet in zijn geheel uitgekeerd.
Uit welke balanspost blijkt dit?


a. Uit de agioreserve.
b. Uit de algemene reserve.
c.  Uit de voorziening.

antwoord b.
Algemene reserve. Op deze balanspost boekt de onderneming de
ingehouden winsten.

Wat is de REV (na belastingen) van het eigen vermogen dat in deze
onderneming in 2017 gemiddeld is geïnvesteerd?
De winst na belasting over 2017 moet je bij de berekening van het gemiddeld eigen vermogen buiten beschouwing laten. De winst van 2017 bedraagt 160.000 euro.


a. 10 %
b. 24,2 %
c. 14,4 %

antwoord c.
REV = winst na belastingen/ gemiddeld eigen vermogen x 100 %.
In deze opgave: € 160.000/€ 1.110.000 x 100 % = 14.4 %.
Gemiddeld EV is berekend als volgt: (200 + 220 + 600 + 300 + 500 + 400)/2 x € 1000 = € 1.110.000.

Wat is de REV (na belastingen) van het eigen vermogen dat in deze
onderneming in 2017 gemiddeld is geïnvesteerd?
De winst na belasting over 2017 moet je bij de berekening van het gemiddeld eigen vermogen buiten beschouwing laten. De winst van 2017 bedraagt 160.000 euro.


a. 10 %
b. 24,2 %
c. 14,4 %

antwoord c.
REV = winst na belastingen/ gemiddeld eigen vermogen x 100 %.
In deze opgave: € 160.000/€ 1.110.000 x 100 % = 14.4 %.
Gemiddeld EV is berekend als volgt: (200 + 220 + 600 + 300 + 500 + 400)/2 x € 1000 = € 1.110.000.

1. Hoe groot is de current ratio per 31 december 2007 (afgerond op één
decimaal)?


a. 0,35
b. 0,80
c.  3,41

antwoord a.
Current ratio = Vlottende activa/vlottende passiva: (€ 10.000+ € 5.000+
€ 2.000) / (€ 5.000+ € 43.000) = 0,35.

Naast de current ratio kun je ook de quick ratio berekenen.
Welke balanspost moet je dan buiten beschouwing laten?


a. Voorraden
b. Debiteuren
c.  Bank (rekening-courant)

antwoord a.
Voorraden.

Deze onderneming leent geld om de investering te kunnen financieren.
Bij financiering met geleend geld treedt het zogenaamde hefboomeffect op.
Wanneer werkt dat effect positief?


a. Als de rentabiliteit van het eigen vermogen kleiner is dan de rentabiliteit van het totale vermogen.
b. Als de rentabiliteit van het vreemd vermogen kleiner is dan de rentabiliteit van het totale vermogen.
c.  Als de rentabiliteit van het eigen vermogen kleiner is dan de rentabiliteit van het vreemd vermogen.

antwoord b.
Als de rente op vreemd vermogen lager is dan het rendement dat de
onderneming behaald op het totale vermogen, betekent dit dat iedere euro vreemd vermogen minder aan rente kost dan dat die euro oplevert.
We spreken dan van een hefboomeffect. Dit effect bestaat enerzijds uit het verschil tussen RTV-RVV en anderzijds de verhouding VV/EV.

1. Hoeveel bedraagt de rentedekkingsfactor over het jaar 2007 (afgerond op één decimaal)?


a. 4,0
b. 6,4
c. 3,0

antwoord a.
Formule Rentedekkingsfactor = Rente + winst voor belasting/ Rente =
11 + 33 / 11 = 4.
De rentedekkingsfactor geeft aan hoeveel keer uit het bedrijfsresultaat plus rente een bedrijf de verschuldigde rente kan betalen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo