Vragen vastgoedtrainer
23 belangrijke vragen over Vragen vastgoedtrainer
Wat is juist als het gaat om de begrippen partiele en balansfinanciering?
- Bij partiele financiering financiert een bedrijf een specifiek actief op de balans, zoals een bedrijfspand. Bij balansfinanciering zoekt een bedrijf financiering voor het totaal aan activa samen.
- Bij partiele financiering zoekt een bedrijf een mix van financieringsbronnen, zoals bankleningen, aandelenemissie e.d. Bij balansfinanciering zoekt een bedrijf financiering voor onderdelen uit zijn balans.
- Bij partiele financiering zoekt een bedrijf voor ieder actief op de balans een gedeeltelijke financiering, naar ratio.
Bij balansfinanciering zoekt een bedrijf financiering voor het totaal aan activa samen.
Bij obligaties is sprake van couponrente. Wat betekent het begrip couponrente?
- De couponrente is de nominale rente gecorrigeerd met het inflatie percentage die op een obligatie wordt vergoed.
- De couponrente is de nominale rente die op een obligatie wordt vergoed.
- De couponrente is de jaarlijkse vast te stellen rente die op een obligatie wordt vergoed.
Met welk doel houdt een onderneming haar aandelen in portefeuille?
- Er kunnen aandelen worden uitgegeven zonder dat de statuten behoeven te worden gewijzigd.
- Bij solvabiliteitberekeningen worden aandelen in portefeuille als risicodragend vermogen beschouwd, waardoor de solvabiliteit lager uitvalt.
- Bij oprichting van een NV zijn aandelen in portefeuille een wettelijke eis.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Van een onderneming zijn voor een bepaalde periode onderstaande gegevens bekend. Bruto winst is 25% van de omzet. De gemiddelde voorraad is 300.000,- euro. De omzetsnelheid van de gemiddelde voorraad is 4. De omloopsnelheid van het totaal vermogen is 2.
Hoe groot is het totaal vermogen?
- 3.200.000 euro
- 800.000 euro
- 1.600.000 euro
te gebruiken formules:
omzetsnelheid en omloopsnelheid totaal vermogen
Berekening in twee stappen:
Stap 1. Omloopsnelheid voorraad= inkoopwaarde omzet/ gemiddelde voorraad. De omzetsnelheid is 4. De gemiddelde voorraad is 300.000 euro. 4 X 300.000= 1.200.000 euro.= inkoopwaarde omzet.
Inkoopwaarde omzet= 1.200.000 dit is gelijk aan 100-25% brutowinst = 75%
1.200.000/75% x 100%= 1.600.000.
1.600.000 is de omzet!
Stap 2.
omzet / gemiddeld totaal vermogen
1.600.000 / 2 = 800.000 euro
Het totaal vermogen = 800.000 euro
Een NV besluit tot uitgifte van bonus aandelen ten laste van de agioreserve. Wat is hiervan het gevolg voor de liquiditeit van de NV?
- De liquiditeit neemt toe.
- De liquiditeit neemt af omdat het geplaatst aandelenkapitaal stijgt.
- De liquiditeit verandert niet.
De uitgifte van bonusaandelen gaat ten laste van de agioreserve en het geplaatste aandelenkapitaal stijgt. Bij deze transactie komt geen geld te pas, dus de liquiditeit verandert niet.
Van een NV zijn de volgende gegevens bekend.
- Aandelenvermogen: 400.000
- algemene reserve: 600.000
- toevoeging aan de algemene reserve: 240.000
- De winst: 600.000
- verdeling winst: belasting: 200.000 tantièmes: 80.000
- dividend: 60.000
- dividendbelasting: 20.000
Wat is het dividendpercentage?
-20%
-10%
-15%
Het uitgekeerd bruto dividend (incl) dividendbelasting bedraagt 80.000 euro. (dividend 60.000 + dividendbelasting 20.000.) = 80.000 euro.
80.000 / 400.000 x 100% = 20%
Wat verstaan we onder de debt ratio?
- de verhouding tussen het gemiddelde crediteurensaldo en debiteurensaldo
- de verhouding tussen vreemd vermogen en eigen vermogen.
- dat deel van het totale vermogen, dat uit vreemd vermogen bestaat.
Vreemd vermogen / totaal vermogen
In welke begroting vinden we het afschrijvingsplan terug?
-Liquiditeitsbegroting
-Zowel exploitatie- als liquiditeitsbegroting
-exploitatiebegroting.
Welk van de volgende combinatie van beweringen is juist?
- Als de current ratio van een onderneming 2 bedraagt, dan is het vreemd vermogen kort precies de helft van de vlottende activa.
-Als de current ratio van een onderneming kleiner is dan 1, dan is er sprake van een positief werkkapitaal.
- De quick ratio is altijd groter dan de current ratio van een onderneming.
voorbeeld:
Bijvoorbeeld: 1.000.000. EUR vlottende activa gedeeld door 500.000 EUR kortlopende schulden = 2.
Welke bewering klopt?
- het financieringsplan is afhankelijk van het investeringsplan.
- het financieringsplan is afhankelijk van de resultatenrekening.
- het investeringsplan is afhankelijk van financieringsplan.
Een ondernemer zal als eerst kijken naar de investeringen die hij nodig is om zijn onderneming te starten, daarna wordt gekeken naar een financiering.
Gegeven formule voor de totale kosten van een onderneming.
TK= 40 Q + 100.000.
Waaruit bestaan in deze formule de constante kosten?
- 100.000
- 40Q + 100.000
- dit is met ontbrekende gegevens over exacte productie aantallen niet vast te stellen.
40Q zijn het aantal producten. En 100.000 zijn het aantal kosten.
100.000 zijn de constante kosten.
Een obligatiehouder heeft meer zekerheid met betrekking tot rentebetaling en aflossing bij de volgende leningsoort:
-converteerbare obligatie
-achtergestelde obligatie
-hypothecaire obligatie
Een onderneming koopt een bedrijfspand voor 600.000 euro. Er wordt een hypothecaire lening afgesloten voor 350.000 euro. Het restaurant van de koopsom van het bedrijfspand wordt met eigen beschikbare liquiditeiten gefinancierd.
Welke invloed heeft deze aankoop op het netto werkkapitaal van de onderneming?
- een negatieve invloed van 350.000 euro.
- een positieve invloed van 250.000 euro.
- een negatieve invloed van 250.000 euro.
want er wordt 250.000 aan liquide middelen gebruikt om de aankoop te financieren.
Het eigen vermogen van een eenmanszaak is begin van het jaar 50.000 euro. Aan het eind van het jaar is, ondanks een winst van 35.000 euro, het eigen vermogen 10.000 euro negatief. Gedurende het jaar waren er geen privéstortingen.
Wat was het bedrag van de privéonttrekkingen?
- 75.000 euro
- 95.000 euro
- 85.000 euro
Het eigenvermogen was dat jaar in totaal 85.000 euro.
Als het eigen vermogen aan het eind van het jaar - 10.000 euro is, dat is er 85.000 - 85.000 - 10.000 = 95.000 euro onttrokken.
Een bedrijfspand en de auto's worden door een bedrijf nu gehuurd in plaats van gekocht. Ze zijn geen eigendom van het bedrijf en staan daarom niet op de balans. We zien de vermogensbehoefte daarna is (.......)
- gestegen
- gedaald
- gelijk gebleven
Op 1 januari 2016 is de balanswaarde van een kantoorinventaris 72.000 euro. De inventaris is dan 1 jaar oud. Op juli 2016 is er inventaris aangeschaft voor 9.680 euro. Incl 21% btw. Men schrijft af in procenten van de aanschafwaarde. Het afschrijvingspercentage is 20% per jaar. Over delen van een jaar naar evenredigheid afschrijven.
Wat zijn de afschrijvingskosten over het boekjaar van 2016?
- 18.800 euro
- 18.000 euro
- 19.600 euro
Toelichting: de inventaris met een boekwaarde van 72.000 euro heeft een aanschafwaarde van 72.000/80 x 100 = 90.000 euro. De afschrijving op de inventaris is 20% van 90.000 euro = 18.000 euro. Daar komt nog bij de afschrijving van een half jaar over de in 2016 aangeschafte inventaris van 20% van 8.000 euro(9.680 -21%).
20% van 8.000 = 1.600 / 12 x 6 = 800 euro.
De totale afschrijvingskosten zijn: 18.000 + 800 = 18.800 euro.
Een makelaarskantoor heeft veertig nieuwe te koop borden aangeschaft. De restwaarde van deze borden na drie jaar schat men op 1.400 euro.
Bereken de aanschafprijs van deze borden als men jaarlijks 30% van de boekwaarde afschrijft.
- 4.080,81 euro
- 4.081,63 euro
- 2.857,14 euro
Toelichting:
1. De restwaarde na 3 jaar is 1.400 euro. Dit is gelijk aan 70% van de boekwaarde aan het begin van het 3e jaar, dus de boekwaarde aan het begin van het 3e jaar= 1.400/70 x 100 = 2.000 euro.
2. Terugrekenen naar begin 2e jaar= 2.000/70 x 100 = 2.857,14 euro.
3. Terugrekenen naar begin 1e jaar= 2.857,14/70 x 100 = 4.081,63 euro
Wat is juist al het gaat om het begrip 'bedrijfsresultaat uit gewone bedrijfsuitoefening'?
- het resultaat na belasting uit de dagelijkse activiteiten die het bedrijf doet. Simpel gesteld: brutowinst minus bedrijfskosten minus vennootschapsbelasting.
- het resultaat uit dagelijkse activiteiten die het bedrijf doet plus incidentiele baten en lasten. Simpel gesteld: brutowinst minus bedrijfskosten.
- het resultaat uit de dagelijkse activiteiten die het bedrijf doet. Simpel gesteld: brutowinst minus bedrijfskosten.
Welk effect op de balans heeft een betaling aan een crediteur?
- Afnamen crediteuren en afname liquide middelen
- Afname eigen vermogen en afname liquide middelen
- Afname crediteuren en toename eigen vermogen
De financiering van een bedrijf zou er als volgt uit kunnen zien:
- het bedrijfspand wordt niet gekocht, maar gehuurd.
- de auto's least men nu op basis van operational lease.
Van welke vorm van financiering is hier sprake?
- On balance financiering
- Partiële financiering
- Off balance financiering
We vinden de betalingsverplichtingen niet terug op de balans, maar wel op de resultatenrekening.
De balanspost 'debiteuren' van een makelaardij behoort tot:
- De vaste activa
- Het eigen vermogen
- De vlottende activa
Hoe kan een onderneming zijn veiligheidsmarge vergroten?
- Door het vergroten van het netto werkkapitaal.
- Door het verkleinen van de break-evenomzet.
- Door het vergroten van het constantekostenbudget.
Van bedrijf Beuk BV zijn de volgende gegevens bekend:
- Totale constante kosten: 300.000 euro.
- Constante koste per product: 2,50 euro.
- Integrale kostprijs: 7,50 euro.
Beuk BV levert een incidentiele order van 800 stuks waarbij naast de bestaande variabele kosten ook nog 1000 euro aan specifieke kosten worden opgenomen. Wat is de differentiële kostprijs van deze incidentiele order?
- 6,25 euro
- 7,50 euro
- 8,75 euro
Toelichting:
1. Variabele kostprijs uitrekenen. Variabele kosten = integrale kostprijs - const. Kosten per product = 7,50 - 2,50 = 5 euro.
2. De incidentiele order kost dan (800 x 5 + 1000) / 800 = 6,25 euro.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden