Plasticity and Disorders - Mood Disorders
3 belangrijke vragen over Plasticity and Disorders - Mood Disorders
Welke neurochemische aspecten zijn betrokken bij depressie?
Allereerst werd uitgevonden dat monoamines (norepinephrine, dopamine en serotonine) verminderd waren in mensen met depressie. Het bleek daarna dat neurotrofische factoren (groei-ondersteunend) een rol spelen in de werkzaamheid van antidepressanten. Brqain-derived neurotrophic factor (BDNF) is verhoofd in antidepressiva. BDNF verhoogt de groei en overlevingskans van neuronen en synapsen dus een tekort hieraan zou wellicht invloed hebben op het verlies van neuronen en synapsen in het monoamine systeem.
Wat voor abnormaliteiten zijn er in bloedstroom en metaboliek in mensen met depressie?
Het blijkt dat er een verminderde bloedstroom en metabolisme is in de dorsolaterale en mediale prefrontale gebieden terwijl in de orbitale regio's er juist een stijging is hiervan.
Het metabolisme in de amygdala en mediale thalamus stijgt ook, deze twee structuren zijn direct gerelateerd aan de PFC en betrokken bij de controle van emotioneel gedrag.
Wat betekent de verhoogde activiteit van de amygdala in depressie?
De amygdala is verantwoordelijk voor het toekennen van emoties aan stimuli. Daarnaast zorgt activiteit in de amygdala voor hogere cortisol, dus een hogere activiteit van de HPA-as. De verhoogde activiteit in de orbitofrontale cortex is wellicht omdat deze de activiteit van de amygdala probeert te inhiberen. Dit blijkt ook uit het feit dat hoe hoger de activiteti in de orbitofrontale cortex des te minder zijn de depressiesymptomen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden