Samenvatting: Fysiologie: Ademhalingsstelsel
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Fysiologie: Ademhalingsstelsel
-
1 Fysiologie: Ademhalingsstelsel
Dit is een preview. Er zijn 49 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat betekent ademhaling (respiratie) in de fysiologie ?
Het proces waarbij:
* Zuurstof (O2) uit de longlucht opgenomen wordt in het bloed.
* Zuurstof in de cellen opgenomen en gebruikt wordt om energie uit voedingsstoffen vrij te maken. Hierbij komt dan kooldioxide (CO2) vrij.
* Kooldioxide (CO2) uit het bloed aan de longlucht wordt afgegeven. -
Wat betekent inwendige ademhaling ?
Uitwisseling van gassen tussen cellen en extracellulaire vloeistof, nodig voor intracellulaire oxydatieprocessen. -
Wat is het voordeel van door de neus ademen tov het inademen door de mond ?
De weg die de lucht aflegt door de neus is langer waardoor de ingeademde lucht verwarmd en bevochtigd kan worden.
Stofdeeltjes in de lucht kunnen worden gevangen door het neusslijmvlies en de neusharen.
In het slijmvlies zit een bacteriedodende werking.
Door het reukzintuig kunnen schadelijke stoffen worden ontdekt.
Bij het door de mond ademhalen ondervindt de lucht minder weerstand en komt de lucht vrijwel direct in de longen terecht. -
Wat bevinden zich in het laatste stukje van de neusholte en keelholte ?
De neus- en keelamandelen, deze spelen een rol bij de afweer tegen de bacterien die via de neus of de mond het lichaam binnenkomen. -
Hoe splitsen de twee bronchien (luchtpijptakken) zich ?
* Links in tweeen naar de twee linkerlongkwabben
* Rechts in drieën naar de drie rechterlongkwabben. -
Wat betekent anatomische dode ruimte ?
In de tot nu toe besproken luchtwegen vindt geen uitwisseling van gassen plaats. Deze bevatten dus ingeademde lucht die niet deelneemt aan de diffusieprocessen tussen het bloed en de longlucht. Dit gedeelte van het ademhalingsstelsel wordt de anatomische dode ruimte genoemd;
Doet niet mee aan het ademhalingsproces: mond- en keelholte, luchtpijp, de luchtpijptakken (bronchiën) en takjes (bronchioli). -
Met wat worden de longen omgeven ?
Door een dubbellagig vlies, de pleurabladen. Je hebt een binnenste en een buitenste vlies (vergelijk het met twee natte glasplaten die op elkaar liggen). -
Hoe vindt gaswisseling plaats ?
Op basis van concentratie verschillen: diffusie van een plaats met hoge concentratie naar een plaats met lage concentratie.
In de longblaasjes is een hogere O2 dan in het bloed dus er is een transport van O2 naar het bloed.
In het bloed is een hogere Co2 (kooldioxide) dan in de longblaasjes, dus er is een transport van Co2 naar de longblaasjes. -
Waarop berust het principe van de ademhaling ?
Volume vergroten en volume verkleinen.
De prikkel tot ademhalen is de verhoogde Co2 in het bloed. -
Welke spieren zijn nodig bij een hele sterke longventilatie (bijvoorbeeld tijdens inspanning) ? Inspiratie (inademing)
De hulpademhalingsspieren: Scaleni, sternocleidomastoideus, pectoralis major en de serratus anterior.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden