Frozenshoulder

12 belangrijke vragen over Frozenshoulder

Fase 2: de ‘freezing’-fase (ontstekingsfase): 3–9 maanden →.

-De actualiteit van de beweging neemt af dus de pij neemt ook af
- chronische pijn bij actieve en passieve ROM;
- significante beperking van anteflexie, abductie, endorotatie en exorotatie;
- de ROM-beperking onder anesthesie of narcose is gelijk aan de beperking zonder verdoving;
- de myofibroblastenactiviteit is 24 uur per dag hoog dus: rustige, (geleid) actieve en pijnvrije therapie – opvoeren alleen onder geleide van de 24-uurregel
- artroscopische bevindingen: diffuse synovitis (vooral bij het insteken van de artroscoop voelt het kapsel strak, rubberig en stijf);
- pathologische veranderingen: hypertrofie, hypervasculaire synovitis met perivasculair en subsynoviaal littekenweefsel, fibroplasie en littekenweefsel in tunica fibrosa.

Fase 3: de ‘frozen’-fase (of: stijfheidfase): 9–15 maanden


- minimale pijn, behalve bij eindstandig bewegen;

- significante beperking van de ROM met een stug eindgevoel;
- de ROM-beperking onder anesthesie of narcose is gelijk aan de beperking zonder verdoving;
- de myofibroblastenactiviteit is weer terug op ‘normaal’ niveau. Passieve technieken zijn toegestaan en eindstandig actief oefenen is geïndiceerd;
- artroscopische bevindingen: geen hypervascularisatie, restanten van fibrotische synoviaalmembraan zijn nog zichtbaar, het kapsel voelt dik aan bij insteek van de artroscoop en er is een verminderd kapselvolume;
- pathologische veranderingen: burned-out synovitis, zonder significante hypertrofie of hypervascularisatie, tunica fibrosa toont dicht littekenweefsel.

  Fase 4: de ‘thawing’-fase (‘ontdooifase’): 15–24 maanden


- minimale pijn;
- progressieve verbetering van ROM
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is joint play?

Joint play is de speling die in een gewricht zit. Een gewricht betstaat uit 2 delen hiertussen zit een kleine ruimte (max 10 mm). Hier kan wat speling in plaatsvinden, een kleine beweging.

  M. Latissimus dorsi


Functie - Retroflexie arm: de arm naar achteren bewegen.
- Adductie arm: de arm naar het lichaam toe bewegen in zijwaartse richting.
- Endorotatie: de arm naar binnen draaien in het schoudergewricht.
- Detractie scapula: de schouderblad naar beneden trekken.
- Nevenfunctie: hulp bij een krachtige uitademing (hoest).
Origo Crista iliaca, fascia thoracolumbalis, 10e-12e rib en de processus spinosi Th7 - Th12 en L1 - L5.
Insertie Crista tuberculi minoris van de humerus.

M. Levator scapulae


Functie - Elevatie: heffen van het schouderblad.
- Endorotatie scapula: het schouderblad naar binnen draaien.
- Lateroflexie nek: de nek zijwaards bewegen.
- Hulpademhalingsspier.
Origo Processus transversi C1 - C4.
Insertie Angulus superior van de scapula.

  M. Pectoralis major


Functie adductor: de arm naar het lichaam toe bewegen in zijwaartse richting.
- Detractie: de schoudergordel naar beneden trekken (onderste vezels).
- Endorotatie: de arm naar binnen draaien in het schoudergewricht.
- Anteflexie arm: de arm naar voren bewegen.
- Hulpademhalinggspier.
Origo Pars clavicularis: Mediale deel van de clavicula.
Pars sternocostalis: Voorzijde en zijkant sternum en voorkant van de
kraakbeenstukken van de 2e-6e rib.
Pars abdominalis: Blad van de schede van de M. Rectus abdominis.
Insertie Crista tuberculum majoris van de humerus.

  M. Pectoralis minor


Functie - Depressie: het schouderblad omlaag trekken.
- Protractie: het schouderblad naar voren trekken.
- Hulpademhalingsspier.
Ligt geheel onder de M. Pectoralis major.
Origo Voorzijde 2e-5e rib.
Insertie Processus coracoideus van de scapula.

M. Rhomboideus major en minor


Functie - Retractie: de schouderbladen naar de wervelkolom brengen, naar binnen brengen en fixeren tegen de romp.
- Mediorotatie: hierbij verplaatst de onderpunt van het schouderblad zich naar het midden (richting wervelkolom).
- Elevatie: het schouderblad optrekken.
- Endorotatie scapula: het schouderblad naar binnen draaien.
Origo Minor: Processus spinosi C6 - C7.
Major: Processus spinosi Th1 - Th4.
Insertie Margo medialis scapulae.

M. Serratus anterior


Functie - Depressie: het schouderblad omlaag trekken.
- Protractie: het schouderblad naar voren trekken.
- Laterorotatie: hierbij verplaatst de onderpunt van
het schouderblad zich naar buiten (zijkant van het lichaam).
- Exorotatie scapula: het schouderblad naar buiten draaien.
- Hulpademhalingsspier.
Origo Lateraal op de 1e-9e rib.
Insertie Hele binnenrand van het schouderblad (margo medialis).
Angulus superior en inferior van de scapula

M. Teres major


Functie - Adductie arm: de arm naar het lichaam toe bewegen
in zijwaartse richting.
- Endorotatie arm: de arm naar binnen draaien in het schoudergewricht.
- Retroflexie arm: de arm naar achteren bewegen.
Origo Margo lateralis en angulus inferior van de scapula.
Insertie Crista tuberculi minoris van de humerus.

M. Teres minor


Functie - Exorotatie: de arm naar buiten draaien in het

schoudergewricht.
- Adductie arm: de arm naar het lichaam toe bewegen in zijwaartse richting.
- Retroflexie arm: de arm naar achteren bewegen.
- Rotator cuff spier, kapselspanner.
Origo Bovenste deel van de margo lateralis en een deel van de fascia infraspinatus van de scapula.
Insertie Onderste facet van het tuberculum majus van de humerus, gewrichtskapsel.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo