Samenvatting: Gebitsmorfologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Gebitsmorfologie
-
1 Determineren van natuurlijke gebitselementen
Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke vier vragen stel je voor het determineren van natuurlijke gebitselementen?
1. Welk tandtype (I, C, P, M)?
2. Onder- of bovenkaak?
3. Linker- of rechterkaakhelft?
4. Welke plaats neemt het element in zijn groep in? -
Waar herken je de incisieven aan?
Snijtanden
- hebben een min of meer rechthoekig labiaal vlak
- tonenaprioximaal bezien eenbeitelvorm -
Waar herken je de cuspidaten aan?
Hoektanden
- hebben een labiaal vlak dat vijfhoekig is
- tonen approximaal bezien een beitelvorm -
Waar herken je premolaren aan?
Kleine kiezen
- hebben eenkauwvlak dat bestaat uit twee knobbels, eenbuccale en eenlinguale ; deze zijn van elkaar gescheiden door een 'fissuur'
- bij hetvestibulaire aanzicht gaat delinguale knobbel (vrijwel) geheel schuil achter de groterebuccale knobbel -
Waar herken je molaren aan?
Grote kiezen
- zijn in het bezit van een kauwvlak dat bestaat uit méér dan twee knobbels: deze zijn van elkaar gescheiden door fissuren (groeven). De kronen hebben gewoonlijk vier of vijf knobbels
- bezitten minstens twee wortels -
Hoe kun je zien of incisieven uit de onder- of bovenkaak komen?
- de incisieven uit de bovenkaak zijn groter, met name breder in mesiodistale zin dan hun onderburen, die slanker zijn
- de wortels van onderincisieven zijn op doorsnee vrij ovaal en die van bovensnijtanden min of meer rond
- de ondersnijtanden zijn bovendien symmetrischer dan hun bovenburen -
Hoe kun je zien of premolaren uit de onder- of bovenkaak komen?
- de onderpremolaren hebben een tamelijk rond kauwvlak, terwijl de omtrek van het kauwvlak van de bovenpremolaren duidelijk ovaalvormig is. Dit geldt ook voor de doorsnedes van de wortels.
- Approximaal bezien valt op dat het buccale vlak van de onderpremolaren meer naar binnen buigt, richting tong, dan bij hun bovenburen het geval is. Bovendien ligt de groeve die beide occlusie knobbel scheidt ver naar linguaal -
Hoe kun je zien of molaren uit de onder- of bovenkaak komen?
-bovenmolaren drie wortels, ondermolaren twee wortels
- bij de onderelementen is de omtrek grofweg rechthoekig, terwijl deze boven meer ruitvormig is; een parallelogram met twee stompe en twee scherpe hoeken -
Hoe kun je aan het kroonkenmerk zien of elementen uit de linker- of rechterkaakhelft komen?
Incisaal (occlusaal ) bezien convergeren de mesiale en distale begrenzing van de kronen der elementen vanaf de snijrand of hetkauwvlak naar linguaal -
Hoe kun je aan het massakenmerk zien of elementen uit de linker- of rechterkaakhelft komen?
Incisaal of occlusaal bezien blijft het vestibulaire vlak aan de mesiale zijde wat dikker dan het distale deel; het vestibulaire vlak is mesioservicaal wat meer gekromd, of beter nog, wat dikker dan de distocerviacale kant; dit wordt kortweg ook wel aangeduid met de uitspraak 'meeste massa mesiaal'. Het kenmerk vertelt niet alleen welk vlak het vestibulaire is, en daarmee ook dat het tegenoverliggende vlak het linguale is, maar bovendien welke zijde de mesiale.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden