Samenvatting: Gedrag In Organisatie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Gedrag in organisatie
-
Week 1
Dit is een preview. Er zijn 72 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 01/02/2018
Laat hier meer flashcards zien -
Medewerkers kunnen op verschillende manieren gemotiveerd worden. Deze manieren kun je indelen onder intrinsieke motivatie of extrinsieke motivatie.Wat valt onder de intrinsieke motivatie?
Kwaliteit van het werk en uitdagende doelen. -
Joris (4) leert van zijn moeder dat hij voor het eten zijn handen moet wassen. Als hij zijn handen niet wast, moet hij wachten op zijn eten totdat hij ze wel heeft gewassen. Na een week heeft Joris geleerd dat hij altijd zijn handen wast voordat hij en zijn ouders aan tafel gaan.Waar is dit een voorbeeld van?
Een geconditioneerde handeling. -
In het proces van conditioneren wordt een koppeling tot stand gebracht tussen een stimulus en een respons.Wanneer er sprake is van een tekort, zal de mens in beweging komen om in zijn behoeften te voorzien. zijn deze stellingen juist of onjuist?
Juist, Volgens Maslow is de fysiologische behoefte de fundamentele behoefte van de mens.Alderfer gaat er, anders dan Maslow, van uit dat er meerdere behoeften tegelijkertijd aanwezig kunnen zijn. Er is geen sprake van een vaste hiërarchie.
Mensen (zowel mannen als vrouwen) die ouders hebben met een hogere opleiding, blijken een sterkere groeibehoefte te hebben dan mensen die ouders hebben met een lagere opleiding. -
Bij de verwachtingstheorie van Vroom gaat het om overwegingen en inschattingen. Welke twee zaken spelen hierbij een belangrijke rol?
Zelfbeeld & billijkheid
De mate waarin er een redelijke verhouding is tussen inspanning en opbrengsten (billijkheid) en de mate waarin met zich in staat acht om tot goede prestaties te komen (zelfbeeld), zijn belangrijk bij de (subjectieve) overwegingen en inschattingen. -
Verschillen en gelijkheden Maslow vs. Alderfer
Verschillen:- Alderfer gaat ervan uit dat verschillende soorten behoeften tegelijk aanwezig kunnen zijn. Er is geen vaste volgorde of vaste hiërarchische ordening.
- Alderfer hanteert de frustratie-regressiehypothese.
- Deprivatie van behoeften zal leiden tot activatie. Mensen komen vooral in actie als ze een tekort ervaren.
-
In leren speelt de beloning van gedrag 'wet van het effect' een grote rol. Geef daar een voorbeeld van:
Een manager die door machtsuitoefening iets voor elkaar krijgt, zal de neiging hebben om die aanpak te herhalen. Als 'vriendelijk zijn' het gewenste effect oplevert, zal die manier van aanpak dominant kunnen worden. Net als een baby die gaat huilen voor aandacht. -
Trekkende kracht en duwende kracht
Trekkende kracht:
Mensen kunnen gedrag vertonen omdat het wordt uitgelokt door de situatie .
Duwende kracht:
Aangezet worden tot gedrag door hun behoeften.
Dit is slechts ten dele het geval. In een aantal gevallen is het gedrag dat mensen vertonen de uitkomst van een proces van overwegen en kiezen. In die overweging spelen de behoeften van de persoon en de mogelijkheden die de situatie biedt een belangrijke rol. -
Twee theorieën die de overwegingen beschrijven die ten grondslag liggen aan de keuze van gedrag:
- Verwachtingstheorie
- Attributietheorie
-
Het lijkt erop alsof het bij de verwachtingstheorie van Vroom gaat om een betrekkelijk objectieve afweging van kansen op succesvolle inspanningen en van waarden van opbrengsten. Dat is echter niet het geval. Het gaat vooral om subjectieve overwegingen en inschattingen. Daarbij spelen twee zaken een rol:
- De mate waarin er een redelijke verhouding is tussen inspanning en opbrengsten (billijkheid)
- De mate waarin men zich in staat acht om tot goede prestaties te komen (zelfbeeld)
-
Mensen zullen proberen om te achterhalen wat de oorzaak is van hun falen of slagen. Ze doen dat door zich te vergelijken met anderen in dezelfde situatie en door na te gaan of er soms een vast patroon zit in hun falen of slagen. In het bepalen van de oorzaak van hun slagen of falen letten ze op de volgende zaken:
- Of ze dikwijls in dezelfde situatie falen of slagen. Daarmee kunnen ze vaststellen of het om een vast patroon gaat, of dat het slechts incidenteel gebeurt.
- Of anderen in dezelfde situatie falen of slagen. Als anderen dezelfde fouten maken, dan zal het wel door de omstandigheden komen, bijvoorbeeld omdat het heel moeilijk is om goed te doen. Als alleen ik fouten maak, zal het wel komen omdat ik er niet zo goed in ben.
- Of ze in veel situaties falen of slagen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden