Groepen in organisaties - Structurele kenmerken van groepen
11 belangrijke vragen over Groepen in organisaties - Structurele kenmerken van groepen
Structurele kenmerken van groepen
Berger, Conner en Fisek: "Communicatie in groepen is op te vatten als een reeks gedragsgelegenheden en bijdragen." Gedragsgelegenheid? Bijdrage?
bijdrage= iedere keer als iemand van een gedragsgelegenheid gebruikmaakt om iets in te brengen, levert hij een bijdrage aan de communicatie in de groep
Inbreng (structurele kenmerken van een groep)
Factoren voor (on)succesvolle prestaties:
- Groepsgrootte
- Aantrekkelijkheid van de taak
- Meeliften (social loafing/freeriding)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Op welke 2 manieren kan een rol ontstaan?
2) interactie (in nieuwe groepen stellen sommige groepsleden zich afwachtend op, anderen denken actief mee of leiden)
Welke 2 problemen zijn er bij rolvervulling?
2) rolconflicten: tegenstrijdige eisen of verwachtingen mbt de rol die iemand in de groep vervult (als een persoon meerdere posities in de organisatie bekleedt)
Invloed en status (structurele kenmerken van een groep)
Die de meeste inbreng hebben gehad, gezien als meeste invloed
Verwachtingstheorie: (Berger, conner en Fiske, 1974)
Nieuwe groepsleden hebben bepaalde verwachtingen, die zorgen ervoor dat ze zich goed of minder goed opstellen binnen de groep.
Deze verwachtingen zijn gebaseerd op:
De gedragingen in het verleden
De statuskenmerken.
Hoe kunnen de verwachtingen zorgen voor het ontstaan van een vast patroon van ongelijke inbreng, invloed en status?
- Gedragsgelegenheid
Stilte of pauze in discussie of een algemene vraag, iedereen kan dan z´n zegje doen
- Bijdrage
Iemand levert zijn bijdrage als hij iedere keer gebruik maakt van de gedragsgelegenheid door iets te zeggen
Dominante groepsleden vertonen vaak non-verbaal en verbaal gedrag.
FIGUUR 3.30 De relatie tussen verwachting en gedrag in groepen
Rollen (structurele kenmerken van een groep)
* Uit de positie die iemand bekleed (baas is voorzitter)
* Uit de interactie tussen de leden.
Iemand die altijd zijn mondje open heeft kun je prima als voorzitter hebben.
Rolonduidelijkheid als iemand niet weet hoe hij/zij zijn rol moet vervullen door gebrek aan informatie.
Rolconflicten komen voor als er tegenstrijdige opvattingen over iemands rol zijn.
Van welke factoren is de ontwikkeling van normen afhankelijk?
- verleden (ervaringen groepsleden)
- expliciete afspraken
- kritieke gebeurtenissen (vertrouwelijke informatie wordt niet buiten de groep gebracht)
Factoren die de cohesie in een groep kunnen laten toenemen zijn:
· Groepstaak succesvol laten verlopen
· Interpersoonlijke attractie
Groepsleden vinden elkaar aardig
· Gemeenschappelijke vijand
versterkt de groep als er een wedstrijd is (rivaliteit tussen groepen)
· Omvang van de groep
In kleinere groepen is de cohesie normaal gesproken sterker dan in grotere groepen
Normontwikkeling in groepen komt door (Feldman, 1984)
· Beginsituatie:
De eerste bijeenkomst is toonzettend voor de manier van omgaan.
· Verleden:
Leden brengen bepaalde voorkeuren en wensen in de vorm van normen mee
uit eerder opgedane ervaringen in andere groepen.
· Expliciete uitspraken:
"Het gaat hier zus en zo en daar heb je je aan te houden"
· Kritieke gebeurtenissen:
Bijvoorbeeld lekken van informatie waardoor iemand op zijn donder krijgt. Dit bepaalt de norm wat wel en niet door de beugel kan.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden