Organisatiestructuur - Ontwikkelingen in structurele vormgeving
5 belangrijke vragen over Organisatiestructuur - Ontwikkelingen in structurele vormgeving
7.10 De structurele vorm van een organisatie wordt bepaald door de volgende drie factoren:
Hoeveelheid medewerkers, hoeveelheid levering diensten en/of producten, hoeveelheid bediende markten en geografische gebieden.
- Complexiteit:
Bepaald door de ingewikkeldheid van de interne besturing en door de ingewikkeldheid van de omgeving waarmee men te maken heeft.
- Dynamiek:
Bepaald door de snelheid waarmee de omgeving verandert.
7.10.1 De eenvoudige structuur
Er zijn geen staf- of hulpdiensten en er is geen sterke arbeidsdeling.
Er is geen middenkader en de communicatie is vaak informeel.
De beslissingsbevoegdheid is over het algemeen centraal geregeld (gecentraliseerd).
7.10.2 De functionele lijn-stafstructuur
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
7.10.3 Bureaucratie (Lijn-stafstructuur met P-, M- of G-groepering)
- Sterk gespecialiseerde routinetaken
- Geformaliseerde regels en voorschriften
- Taken gegroepeerd in functionele afdelingen
- Besluitvorming volgt de gezagslijn
Andere vormen van groepering en (selectieve) decentralisatie.
- Die eenvoudiger zijn te besturen
- Flexibel reageren op veranderingen
7.10.4 De divisionele structuur
De semi-autonome P-, M- of G-groepen zijn ontwikkeld tot zelfstandig en afzonderlijk functionerende organisaties. Ze functioneren in dienst van het moederconcern. Het komt voor dat een divisie zich los maakt en door gaat als een geheel zelfstandig bedrijf.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden