Tien basisstrategieen

37 belangrijke vragen over Tien basisstrategieen

Wat zijn de tien basisstrategieën?

  1. doen toenemen van probleemoplossend gedrag;
  2. doen toenemen van (wederzijdse) assertiviteit en sociale vaardigheden;
  3. toepassen van communicatieregels;
  4. doen toenemen van zelfcontrole;
  5. herstructureren en heretiketteren;
  6. integreren van het individuele, interactionele en structurele niveau van behandeling;
  7. respect betonen en toepassen van congruente motiveringstechnieken;
  8. het vergroten van de therapeutische kracht;
  9. judoachtig motiveren;
  10. oppassen voor valkuilen.

Wat is het doel van deze basisstrategie?

Dat cliënten zelf leren om de aanwezige en toekomstige problemen het hoofd te bieden.

Welke vijf stadia worden in het proces van constructief probleemoplossen onderscheiden?

  1. Algemene oriëntatie.
  2. Omschrijven en formuleren van het probleem.
  3. Ontwikkelen van keuzemogelijkheden.
  4. Nemen van beslissingen.
  5. Evaluatie.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat wordt er gedaan bij het ontwikkelen van keuzemogelijkheden?

Er worden zoveel mogelijk oplossingen bedacht zonder dat er kritiek gegeven mag worden op voorgestelde oplossingen. Men probeert om de verschillende oplossingen zoveel mogelijk te combineren.

Wat leren cliënten met deze strategie?

Zij leren wederzijdse behoeften op constructieve wijze bespreekbaar te maken aan de hand van de communicatieregels.

Bij welke stoornissen is de toename van zelfcontrole een belangrijk element geworden?

  1. impulsstoornissen;
  2. agressie;
  3. drugs- of alcoholmisbruik;
  4. eetstoornissen;
  5. dwangstoornissen;
  6. angststoornissen bij kinderen;
  7. depressie;
  8. psychosen;
  9. gedragsproblemen bij kinderen.

Wat zijn de twee componenten van herstructureren binnen gezins- en relatietherapie?

  1. het veranderen van de structuur van het gezin in termen van hiërarchie en rolverdeling;
  2. de gedachten die de cliënt over het eigen gedrag en dat van andere gezinsleden heeft in een ander daglicht komt te staan, waardoor sommige niet-functionele manieren van denken worden gewijzigd.

Met welke basisprincipes is het snel wijzigen van de gezinsstructuur in strijd?

  • de therapeut dient aan te sluiten bij de behoeften en zienswijze van het gezin;
  • de ouders als gezagsdragers dienen door de therapeut gesteund te worden.

Wat staat in de cognitieve gedragstherapie centraal?

Het veranderen van dergelijke negatieve opvattingen over jezelf en negatieve verwachtingen en interpretaties van het gedrag van anderen.

Welke stoornissen en problemen hebben baat bij cognitieve verandering?

  1. paniekstoornis;
  2. sociale fobie;
  3. dwang;
  4. depressie;
  5. posttraumatische stress;
  6. eetstoornissen;
  7. seksuele disfunctie;
  8. verslavingen;
  9. schizofrenie;
  10. relatieproblemen,

Op welke drie niveaus kunnen volgens Robins en Hayes cognities(gedachten) een rol spelen bij psychopathologie en in het bijzonder bij depressie?

  1. Negatieve automatische gedachten m.b.t. zichzelf, de wereld en de toekomst.
  2. Schema's: algemene opvattingen over zichzelf en de wereld die men hanteert bij de waarneming, het coderen en het opdiepen van informatie uit het geheugen.
  3. Cognitieve vertekening: nieuwe informatie of herinneringen worden vaak tijdens de verwerking verdraaid of vertekend, zodat ze in een bepaald schema passen.(vormt de link tussen automatische gedachten en disfunctionele schemata)

Op welke twee theorieën is het belang van cognitieve factoren voor het functioneren van gezinnen en partners gebaseerd?

  1. De attributietheorie.
  2. De zelfperceptietheorie.

Wat is kenmerkend bij de attributietheorie?

Dat mensen voortdurend bezig zijn voor hun emoties en gedragingen verklaringen te zoeken. Deze verklaringen hebben invloed op hoe zij zich voelen.

Wat is bij de attributietheorie een belangrijk doel van behandeling?

Het wijzigen van de negatieve attributies.

In welke specifieke situatie is reattributietherapie van belang?

Als cliënten vage lichamelijke klachten of een verhoogde arousal hebben waarvoor zij zelf geen duidelijke verklaring hebben.

Welke psychotherapie is gericht op taalkundige interventies?

De neurolinguïstische psychotherapie.

Wat is de essentiële gedachte bij herstructurering door verandering van wederzijds gedrag?

Gerichte opdrachten kunnen leiden tot nieuwe beelden ten aanzien van alle betrokkenen, waardoor nieuwe vaak constructievere interactiepatronen mogelijk worden.(voorbeeld: vel papier positieve acties van de ander opschrijven)

Van welke interventies maakt de therapeut gebruik bij de individuele behandeling?

  1. Voorkomen van gezichtsverlies.
  2. Blokkeren van faalangst met afleidingsopdracht.
  3. Blokkeren van faalangst door etaleren(bij bang zijn dit aan anderen vertellen)

Aan welke facetten moet voldaan worden om cliënten te motiveren om te veranderen en sterker te maken?

  1. Open vragen stellen;
  2. Actief luisteren;
  3. In eigen woorden samenvatten;
  4. Klachten en zorgen serieus nemen;
  5. Goed uitvragen van bijzondere omstandigheden;
  6. Toestemming vragen om feedback te geven;
  7. Hoop geven;
  8. Tonen van betrokkenheid, warmte, respect en vriendelijkheid;
  9. Praktische informatie geven;
  10. Cliënten laten meebeslissen over de aard van de behandeling;
  11. Cliënten keuzes geven;
  12. Niet defensief optreden als de cliënt een andere visie heeft;
  13. Suggesties van cliënten zoveel mogelijk overnemen.

Wat is het doel van de therapeut bij positief etiketteren?

Het positieve dat vaak aan symptomatische gedragingen gekoppeld is, naar voren te halen en te belichten, in plaats van vooral te zoeken naar negatieve, confronterende aspecten.

Welke drie technieken kunnen in de structurele gezinstherapie worden ingezet?( om één te worden met het gezin)

  1. tracking: ingaan op wat de gezinsleden zeggen(ook als het niet te maken heeft met de problematiek) en daarover doorvragen;
  2. mimicry: therapeut past zich aan aan de stijl van het gezin(taalgebruik)
  3. support: het accepteren van het probleem dat de cliënt naar voren brengt.

Welke interventies kunnen toegepast worden om cliënten te motiveren

  1. Uitleg geven: doel van het huiswerk benoemen.
  2. Vaststellen of men echt akkoord is: steeds vragen of alles duidelijk is en of men er wat inziet. Bij onduidelijkheid is het verstandig om je excuses aan te bieden.)
  3. Precisie en schriftelijk vastleggen: precies formuleren waar het huiswerk uit bestaat. Afspraken schriftelijk vastleggen.
  4. Het huiswerk presenteren als moeilijk: zorg ervoor dat het voor de cliënt een uitdaging is. Hierdoor wordt zijn zelfrespect vergroot en blijft hij gemotiveerd.
  5. Cliënten laten meedenken:ze raken dan gemotiveerder, omdat zij dan als ware de opdracht aan zichzelf verstrekken.)

Wat houdt een judoachtige houding in?

De therapeut geeft uitleg en probeert de klachten te preciseren, maar vermijdt het benoemen van positieve verwachtingen. 

De klachten worden juist als zwaar geëtiketteerd en de therapeut doet bescheiden en somber over de mogelijkheden om de cliënten te helpen. Kritiek op de therapeut en ander vormen van weerstand worden positief geëtiketteerd.

Welke gedragingen van cliënten rechtvaardigen een judoachtige opstelling van de therapeut?

  • Stelselmatig het huiswerk niet doen of andere afspraken niet nakomen.
  • Sceptisch of met terugval reageren op objectief waarneembare vooruitgang.
  • Veel vijandigheid jegens de therapeut uiten.
  • Stelselmatig ontwijkende antwoorden geven of niets te bespreken hebben.

Welke vragen moet de therapeut zich stellen voordat hij kritiek als weerstand mag beschouwen?

  • Is de vermoedelijke weerstand iets wat bij deze persoon in het algemeen past?
  • Mist de cliënt misschien bepaalde vaardigheden waardoor de aanpak angst oproept?
  • Kan de weerstand te maken hebben met de manier waarop ik mijn interpretaties en suggesties heb gegeven?

Wanneer is het verstandig om een judoachtige houding aan te nemen

Als cliënten op een opzichtige wijze de indruk wekken geen vertrouwen in de behandeling te hebben; dat ze niet denken er beter van te worden.

Wat kan de therapeut zeggen als hij mee wil gaan met de zienswijze van de cliënt?

  • Dat men het zelf ook heel somber inziet.
  • Dat de kans op succes waarschijnlijk inderdaad klein is.
  • Dat men zelfs overweegt er helemaal niet aan te beginnen. Als de cliënt aandringt, wil men enkele zittingen afspreken om het te proberen.

Wat is het doel van de judoachtige benadering?

Ervoor zorgen dat de cliënten hun oude spel( het aan zich laten trekken) niet meer kunnen spelen. Zij moeten nu zelf aan de therapeut gaan trekken, waardoor hun gemotiveerdheid juist zal toenemen.

In welke situaties wordt specifiek gebruik gemaakt van judo?

  1. Als het hoofdprobleem ontkend wordt.
  2. Lichamelijke klachten zonder aangetoonde somatische oorzaak.

Wanneer spreken wij van een judoachtige manier van motiveren tot het uitvoeren van huiswerk?

Als de therapeut twee formuleringen van huiswerk geeft die volledig op hetzelfde principe gebaseerd zijn, met uitsluitend de bedoeling de cliënt het idee te geven dat hijzelf degenen is die bepaalt wat er gebeurt.

Met welke valkuilen kan een therapeut in het algemeen te maken krijgen?

  • Gebrek aan inzicht in de culturele achtergrond van cliënten.
  • de schijn van partijdigheid.
  • Denken dat alle cliënten gelijk zijn.
  • Geen evenwichtige planning van verandering.
  • Meegaan in defaitisme.
  • Toelaten dat de één de ander emotioneel beschadigt.

Wat zijn de grootste valkuilen bij de schijn van partijdigheid?

  1. Als de therapeut nijdig is op degene die hij confronteert en die persoon dus gelijk heeft met zijn achterdocht.
  2. De therapeut uit angst voor de mogelijke beschuldiging van partijdigheid niets durft te ondernemen, zelfs als dit nodig.
  3. Wees voorzichtig met het geven van steun en complimenten. Zo voorkomt de therapeut dat hij voor de één meer begrip toont dan voor de ander, waardoor de ander achterdocht krijgt.
  4. Als de ene partner meer huiswerk krijgt dan de andere partner. 
  5. Als confrontaties de persoon van het andere geslacht dan dat van de therapeut betreffen.

Hoe kan de therapeut voorkomen dat hij partijdig wordt?

Door zich bij confrontaties bewust af te vragen of er geen persoonlijke waarden en gevoelens mee spelen. Als dit het geval is dan is het verstandig om in overleg met collega's te gaan en in het ergste geval de behandeling over te dragen.

Hoe kan de therapeut de schijn van partijdigheid voorkomen?

Door confrontaties met de cliënt aan te gaan, waarin de therapeut duidelijk benoemt dat de confrontatie niet persoonlijk op de cliënt gericht is en dat het niet inhoudt dat hij een partij kiest.

Met welke aspecten kan de therapeut rekening houden om duidelijk te maken dat hij zich niet aan één van de partijen heeft verbonden?

  • er voor zorgen dat er niet onevenredig veel vragen gesteld worden aan de één in vergelijking met de ander;
  • goed oogcontact met iedereen te houden, ook als hij met iemand anders praat;
  • door in te stemmen met het alleen zien van de partner: als de niet aanwezige partner toestemming geeft en als er geen geheimen worden meegedeeld waar de therapeut niet over mag spreken.

Wat zijn de grootste valkuilen bij denken dat de cliënten gelijk zijn?

  • dat er geen rekening met de godsdienst en andere ideologieën van cliënten wordt gehouden;
  • dat men er van uitgaat dat alle cliënten dezelfde waarden hebben;
  • dat cliënten zich bij de waarden van de therapeut moeten aansluiten.

Wat is de valkuil bij het meegaan in defaitisme?

Eén van de partners stelt voor om te scheiden en de therapeut gaat mee in dit initiatief. Hierdoor verliest de therapeut wat het belang van het huwelijk voor de cliënten heeft.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo