Het toetsen van wetenschapppelijke theorieën - Voorwaarden van een goede toetsing
7 belangrijke vragen over Het toetsen van wetenschapppelijke theorieën - Voorwaarden van een goede toetsing
Aan welke eisen moeten de elementen van een toetsingsprocedure voldoen
- (De voorspelling is afleidbaar) de voorspelling volgt deductief uit de hypothese en de aanvangsvoorwaarden.
- (De voorspelling is onwaarschijnlijk) tegen de achtergrond van bestaan de kennis en gangbare opvattingen en theorieën alleen moet de waarheid van een voorspelling onwaarschijnlijk zijn.
- (De voorspelling is onderzoekbaar) het moet mogelijk zijn om, te gelegener tijd, uit te maken of de voorspelling uitkomt of niet.
Kortom, een goede toetsing van een theoretische hypothese vereist een voorspelling die (1) deductief afgeleid kan worden uit hypothese en aanvangsvoorwaarden , (2) onwaarschijnlijk is tegen de achtergrond van gangbare kennis, en (3) onderzoekbaar is.
Waarom is het belangrijk om de karakteristieken van een goede toetsing goed te onderscheiden?
De eerste voorwaarde voor een goede toetsing is dat de voorspelling door deductie (deductief) afgeleid kan worden uit de hypothese en de aanvangsvoorwaarden. Wat is het verband tussen de aanvangsvoorwaarden en de hypothese?
Met behulp van de theoretische hypothese kan dan worden afgeleid in welke toestand het systeem zich op een ander tijdstip zal bevinden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Derde voorwaarde voor een goede toetsing
Wat zegt de eerste eis voor goede toetsing (de voorspelling kan deductief worden afgeleid uit aanvangsvoorwaarden en hypothese) over de (on)waarheid van hypothese, aanvangsvoorwaarden en voorspelling op zich?
NB. Ook de vorm is onbelangrijk, de deductie kan bijvoorbeeld ook wiskundig zijn
Tegen de achtergrond van bepaalde kennis en gangbare opvattingen en theorieën alléén moet - voor een goede toetsing - de waarheid van de voorspelling onwaarschijnlijk zijn. Leg uit.
De waarheid van de voorspelling moet bovendien onwaarschijnlijk zijn wanneer men niet de hypothese maar slechts de gangbare opvattingen en bestaande achtergrondkennis ter beschikking heeft.
M.a.w. Gegeven de achtergrondkennis plus de te toetsen hypothese (als alternatief voor de gangbare opvattingen) moet de waarheid van de voorspelling wél waarschijnlijk zijn.
Wat zegt de (on)waarschijnlijkheid van de waarheid van de voorspelling over de waarheid van de voorspelling op zich?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden