Samenvatting: Gemeenterecht
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Gemeenterecht
-
1 Algemene vraagstukken van decentralisatie
Dit is een preview. Er zijn 99 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke periode vormde de aanloop naar gemeenten in hun huidige vorm?
De periode van 1795 tot 1848 vormde de aanloop naar gemeenten in hun huidige vorm. -
Wat is voor de vorming van Nederland van groot belang geweest?
De Bataafse omwenteling is voor de vorming van Nederland van groot belang geweest. In tegenstelling tot de periode daarvóór (de Republiek) vestigt de Staatsregeling van 1798 een eenheidsstaat. -
De Staatsregeling van 1798 werkt niet zo uit als haar opstellers hadden voorzien. Hoe zit dat met de Staatsregeling van 1801?
De Staatsregeling van 1801 is in democratisch opzicht een stap terug; het zogeheten Staatsbewind krijgt vergaande bevoegdheden. Niettemin is zij voor gemeenten belangrijk. Zij worden niet langer beschouwd als administratief onderdeel van de eenheidsstaat. De Staatsregeling van 1801 kent namelijk een eerste notie van autonomie. Art. 74 bepaalt dat iedere gemeente de vrije beschikking heeft over haar huishoudelijke belangen en bestuur. Ook de Staatsregeling-1805 bevat deze notie. -
Waarover geven de staatsregelingen 1801 en 1805 regels?
Beide staatsregelingen geven regels over de gemeentelijke belastingen, die het departementale bestuur moet goedkeuren. Het gemeentebestuur kan aan het departementele bestuur voorstellen voor inrichting van de gemeente doen, mits gegrond op het beginsel van volkskeuze en een geregelde afwisseling van bestuurders. Er was om deze reden veel differentiatie in de gemeentelijke bestuurlijke organisatie. -
Ook de (betrekkelijk korte) constitutie van het Koninkrijk Holland van 1806 noemt, tegen een achtergrond van verdere centralisatie, de gemeentebesturen. Wat bepaalt art. 63 van die constitutie?
Art. 63 bepaalt dat de gemeentebesturen bevoegd zijn tot het regelen van hun huishoudelijke belangen, op de voet en wijze bij de wet bepaald. -
Welk ambt kent de wettelijke regeling van 13 april 1807?
De wettelijke regeling van 13 april 1807 kent het ambt van burgemeester. Zij onderscheidt verder in gemeenten 'eerste klasse', met meer dan 5.000 inwoners, en gemeenten 'tweede klasse'. De gemeenten 'eerste klasse' kennen wethouders, benoemd door de Koning. In de periode van de Franse inlijving zijn gemeenten ('communes') per decreet geregeld. Er is opnieuw sprake van centralisatie; gemeentebesturen zijn onder streng toezicht gesteld. De burgemeester ('maire') heeft het gezag. Hij wordt, samen met de wethouders, die hem bijstaan, door het centrale gezag benoemd. De gemeenteraad heeft nauwelijks bevoegdheden. -
Wat vindt er in de Franse tijd (1795-1813) plaats?
In deze Franse tijd (1795-1813) vindt kortom, een sterke centralisatie van bevoegdheden plaats. Deze tijd begint met democratisering (denk aan de volkssouvereiniteit), maar daar blijft in het Koninkrijk en tijdens de inlijving weinig van over. Wel zien we de eerste contouren van de moderne gemeente ontstaan: gemeenten zijn onderdeel van de eenheidsstaat, er bestaan diverse vormen van bestuurlijk toezicht, gemeenten kennen een zekere uniforme bestuursstructuur met een volksvertegenwoordigend lichaam, zij moeten verplicht hogere regels uitvoeren (de term medebewind bestaat dan nog niet), maar zijn ook vrij de eigen huishoudelijke belangen te behartigen. -
Wat bevestigt de Grondwet van 1814?
De Grondwet van 1814 bevestigt de eenheidsstaat. Zij keert gedeeltelijk terug naar de situatie vóór 1795, door meer vormen van lokaal bestuur te onderscheiden, zoals 'stedelijke regeeringen' en besturen van 'heerlijkheden, districten en dorpen'. Naast provinciën zijn er landschappen. Wel bepaalt de Grondwet 1814 dat 'de besturen van Steden, Districten, Heerlijkheden en Dorpen' de vrije beschikking hebben over 'hunne huishoudelijke belangen'. -
Opvallend is dat Koning Willem I meent dat, hoewel de Grondwet alleen ruimte laat voor de reglementen, hij kan aanvullen door middel van koninklijke besluiten. Doet hij dat vaak?
- Dat doet hij met grote regelmaat, met betrekking tot formele onderwerpen zoals de begroting en de belastingen, alsook inhoudelijk, bijvoorbeeld ter zake van de armenzorg. Hierdoor, en door de hiervoor genoemde veralgemenisering van de reglementen, centraliseert het lokale bestuur snel.
- Er heerst daarnaast grote onvrede over de weinig democratische wijze waarop het lokale bestuur wordt gevormd. Alleen het vermogende, mannelijke deel van de bevolking kan een kiescollege kiezen voor een gemeenteraad, die nauwelijks over bevoegdheden beschikt.
- Deze weinig verheffende staat van het lokale bestuur draagt dan ook bij aan de grote grondwetsherziening van 1848.
-
Wat betekent de Grondwet van 1848?
De Grondwet van 1848, waarvan Thorbecke grotendeels de auteur is, brengt voor gemeenten grote wijzigingen mee. In zekere zin is deze Grondwet de grondslag voor de moderne gemeente; deze grondslagen gelden tot op de dag van vandaag. Dat geldt in de eerste plaats voor het 'Huis van Thorbecke': de Grondwet van 1848 gaat uit van een bestuursstructuur van drie overheidslagen: het Rijk, de provincies en de gemeenten.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Gemeenterecht
-
Algemene vraagstukken van decentralisatie
-
De gemeenteraad: externe bevoegdheden, in het bijzonder de verordenende bevoegdheid
-
De burgemeester - De hoofdlijnennotitie direct gekozen burgemeester
-
De burgemeester - Benoeming en rechtspositie
-
De burgemeester - Bevoegdheden
-
De rekenkamer
-
Gemeentelijke samenwerking, herindeling & reorganisatie van het binnenlands bestuur
-
Gemeenten Europese Unie