De burgemeester - Bevoegdheden

125 belangrijke vragen over De burgemeester - Bevoegdheden

Wat bepaalt art. 74, eerste lid, Gemeentewet?

Alle aan de raad en aan het college gerichte stukken worden door of namens de burgemeester geopend. In de regel zal een ambtenaar dat namens de burgemeester doen. Het artikel noemt de commissies niet. De reglementen van orde van de raad en het college kunnen dit onderwerp nader regelen. De burgemeester doet in de eerstvolgende vergadering van de raad mededeling van de ontvangst van de aan de raad gerichte stukken die niet die vergadering aan de orde worden gesteld.

Licht art. 170, derde lid, Gemeentewet toe.

In de toelichting stelt de wetgever: De leidinggevende en stimulerende taak van de burgemeester alsmede zijn zorg voor de goede verhoudingen binnen het bestuursapparaat worden met dit artikel op de voorgrond gesteld.

Tot 2016 was de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag uit te brengen. Wat was de bedoeling van dit jaarverslag en waarom is dit geschrapt?

De bedoeling ervan was dat de gemeenteraad beter in staat werd gesteld te debatteren over en voorstellen te doen ten aanzien van de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening. De verplichting is geschrapt, omdat er weinig met het burgerjaarverslag werd gedaan. Het staat de burgemeester vanzelfsprekend vrij om toch een burgerjaarverslag op te stellen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat maakt de burgemeester niet makkelijker integriteitskwesties aan de orde te stellen?

De burgemeester is voor zijn ambtsuitoefening steeds meer afhankelijk van de raad. De raad heeft belangrijkste stem in de benoemingsprocedure, bij de herbenoeming en in de procedure tot ontslag.

Wat betekent vertegenwoordiging in en buiten rechte?

In rechte = procesvertegenwoordiging
Buiten rechte = het verrichten van voornamelijk privaatrechtelijke rechtshandelingen, zoals het sluiten van een overeenkomst van koop, huur etc.

Als de catalogus van openbare-ordebevoegdheden van rond de laatste eeuwwisseling wordt vergeleken met die van nu, dan is die in 17 jaar tijd zo goed als verdubbeld. Ook het karakter van de bevoegdheden is veranderd, leg uit.

Van de onmiddellijke korte-termijnhandhaving (opperbevel bij brand, noodmaatregelen, feitelijke handhaving) naar lange-termijnmaatregelen (gebiedsverbod). Ook kennen sommige bevoegdheden een repressief karakter (gedragsaanwijzing) en zijn zij zelfs gericht op vrijheidsbeneming (bestuurlijke ophouding).

Wat bepaalt art. 74, tweede lid, Gemeentewet?

De burgemeester doet in de eerstvolgende vergadering van de raad mededeling van de ontvangst van de aan de raad gerichte stukken die niet die vergadering aan de orde worden gesteld. In het licht van de dualisering is het opvallend dat een locoburgemeester, tevens wethouder, belast kan zijn met het openen van de post voor de raad.

Wat bepalen art. 32a eerste lid en 59a eerste lid Gemeentewet?

De burgemeester ondertekent de stukken die van de raad en het college uitgaan. De griffier ondertekent mede de raadsstukken. De raad kan de burgemeester toestaan de ondertekening op te dragen aan de griffier of aan griffieambtenaren. De gemeentesecretaris ondertekent mede de collegestukken. Het college kan de burgemeester toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander collegelid, de gemeentesecretaris of gemeenteambtenaren.

Wat bepaalt artikel 170 tweede lid Gemeentewet?

De burgemeester bevordert de bestuurlijke integriteit van de gemeente. Dit betreft wederom geen bevoegdheid maar een taak. De burgemeester lijkt, van de gemeentelijke ambten, het eerstaangewezen om aan een taak als deze invulling te geven. Hij wordt vaak als een politiek neutrale figuur gezien, die boven de partijen staat. Dat zou hem instaat stellen integriteitskwesties aan te kaarten. Art. 170 tweede lid Gemeentewet maakt niet helder op welke wijze de burgemeester zijn rol moet invullen.

Is het voor de burgemeester gemakkelijk om integriteitskwesties binnen de raad aan te kaarten?

Nee, de raad heeft de belangrijkste stem in de benoemingsprocedure, bij herbenoeming en in de procedure tot ontslag van de burgemeester. Die afhankelijkheid van de raad maakt dat voor de burgemeester niet gemakkelijker. Zal de burgemeester het integer handelen van een aantal raadsleden ter discussie stellen, als het besluit over zijn herbenoeming aanstaande is? De burgemeester kan de hulp van de cvdK inroepen. Dit ambt is thans belast met het adviseren en bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in een gemeente en wanneer de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding is, art. 182 lid 1 onder c Provinciewet.

Aan welk gemeentelijk ambt is de bevoegdheid om te besluiten tot het voeren van rechtsgedingen en de bevoegdheid om te besluiten over het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen?

Aan het college. De burgemeester vertegenwoordigt de gemeente in die rechtsgedingen en bij die rechtshandelingen.

Wat bepaalt artikel 171 tweede lid Gemeentewet?

De burgemeester kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon. Het betreft hier geen mandaat in de zin van de Awb. Mandaatverlening in de Awb schept een bevoegdheid, maar geen verplichting om te handelen. Bij vertegenwoordiging is dat wel de bedoeling.

Op grond van welk artikel kan de regelgevende bevoegdheid aan de burgemeester zijn toegekend?

Artikel 147, eerste lid, Gemeentewet. De raad kan zijn autonome regelgevende bevoegdheid echter niet overdragen aan de burgemeester. Art. 156 Gemeentewet staat daaraan in de weg. Hieruit volgt mede dat uitvoering door de burgemeester van een door de raad vastgestelde verordening niet het karakter mag aannemen van een avv. De rechter moet deze dan onverbindend verklaren.

Kan de raad zijn autonome regelgevende bevoegdheid overdragen aan de burgemeester?

Nee, art. 156 Gemeentewet staat daaraan in de weg.

Wat regelt de burgemeester bij de instellen van een bestuurs- of een andere commissie ?

De werkwijze en bevoegdheid van deze commissies.

Welke autonome bevoegdheid kent de wet aan de burgemeester wel toe?

Het vaststellen van noodverordeningen. Theoretisch zou de wetgever de burgemeester in medebewind kunnen belasten met het vaststellen van regels. Dat komt echter niet of nauwelijks voor.

Hoe ziet de wetgever de handhaving van de openbare orde?

Als de zorg voor de naleving van regels, bij niet naleving waarvan de orde en rust in het openbare leven wordt verstoord. Orde betekent de normale gang van zaken, een situatie van rust en regelconform gedrag. Openbare duidt op publieke ruimten en gebouwen. Handhaving van de openbare orde betekent dan een optreden tegen een verstoring van het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in de publieke ruimte, waarbij een direct (dreigend) gevaar bestaat voor anderen of rechten van anderen direct worden of dreigen te worden aangetast.

Is verstoring van de openbare orde altijd tevens een strafrechtelijk vergrijp?

Nee. Dat kan weliswaar het geval zijn (relschoppers vernielen bezittingen van anderen in het openbare domein), maar het hoeft niet. Anderzijds zal niet elk strafrechtelijk handelen een verstoring van de openbare orde inhouden. Dat is pas het geval indien het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in het geding komt. In dit licht is relevant dat het gevaar van recidive van een ernstig misdrijf op zichzelf geen verstoring van de openbare orde oplevert.

Ga in op de uitstralingsjurisprudentie en de openbare orde.

Openbare orde kan de gedragingen in de privésfeer betreffen, zoals in een woning althans indien die gedragingen invloed hebben op de orde in de publieke ruimte. De bevoegdheid tot het sluiten van een woning op grond van art. 174a Gemw is daarvan een voorbeeld.

Is handhaving van de openbare orde uitputtend in de Gemeentewet geregeld?

Nee, denk ook aan Wet openbare manifestaties, Wet veiligheidsregio's. Daarnaast kan de APV de nodige bepalingen over de handhaving van de openbare orde bevatten. De raad kan daarin bijvoorbeeld specifieke regeling met betrekking tot bijvoorbeeld gebiedsverboden, tippelverboden of bedelaars vastleggen. Daarnaast geeft de raad uitvoering aan de verplichting, zoals vastgelegd in bijvoorbeeld art. 174, derde lid, Gemeentewet of art. 3 Wom, om een verordening vast te stellen.

Welk gemeentelijk ambt is op grond van artikel 160 lid 1 Gemeentewet bevoegd tot uitvoering van de verordeningen die de raad heeft vastgesteld?

Het college, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast. Een voorbeeld daarvan is art. 174 lid 3 Gemeentewet. Dit artikel bepaalt dat de burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden en voor het publiek openstaande gebouwen en erven.

Aan welk ambt moet de raad de uitvoering van autonome verordeningen die de openbare orde betreffen overdragen, het college of de burgemeester?

Dat is de vraag. Art. 172 Gemeentewet geeft geen uitsluitsel. Het artikel geeft in de eerste plaats, als algemene openbare orde bepaling, niet expliciet weer welk ambt - college of burgemeester - bevoegd is tot uitvoering van zulke verordeningen. Bovendien omvat art. 172 lid 1 Gemeentewet geen bevoegdheid, maar een taak.

Betreffen verwijderingsbevelen feitelijke ordehandhaving?

Verwijderingsbevelen betreffen meer dan feitelijke ordehandhaving, al was het maar omdat het uitreiken van de beschikking juridische-administratieve handelingen vergt.

Belast art. 172 Gemeentewet de burgemeester met de uitvoering van verordeningen die (mede) betrekking hebben op de openbare orde?

Nee. Als dat wel zo zou zijn, zou dat betekenen dat hij bijvoorbeeld ook tippelzones voor prostitutie zou aanwijzen. Dat veel nieuwe bevoegdheden, zoals de aanwijzing van veiligheidsrisicogebieden (art. 151b Gemw) of het opleggen van een gebiedsverbod (art. 172a Gemw) aan de burgemeester zijn opgedragen en dat deze bevoegdheden niet de onmiddellijke ordehandhaving betreffen, doet aan de hoofdregel niets af.

Wat valt uit de MvT met betrekking tot de taak van de burgemeester met betrekking tot de openbare orde af te leiden?

De taak van de burgemeester betreft de zorg voor het feitelijk bewaren en herstellen van de openbare orde. Dan is een eenhoofdig gezag nodig vanwege de vereiste snelle en doeltreffende besluitvorming en vanwege het gezag van de burgemeester over de politie bij de ordehandhaving. De burgemeester gaat over de feitelijke, onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Wat betekent dat de burgemeester bevoegd is ten aanzien van de openbare orde 'in enge zin'?

Dat de burgemeester bevoegd is ten aanzien van de daadwerkelijke, feitelijke ordehandhaving.

Art. 172 lid 1 Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester belast is met de handhaving van de openbare orde. Het betreft hier een relatieve competentiebepaling. Wat houdt dit in?

De burgemeester is met uitsluiting van andere gemeentelijke ambten aangewezen voor de handhaving van de openbare orde.

Wat is de handhaving van art. 172 lid 1 Gemeentewet?

De zorg voor en de plicht tot het feitelijke bewaren en herstellen van de openbare orde. Het kan dan onder meer inhouden het daadwerkelijk voorkomen en beëindigen van ordeverstoringen. Dat kan zowel juridisch handelen betreffen (een gedragsaanwijzing) als feitelijk handelen (het ontruimen van een plan).

Wat bepaalt art. 172, vierde lid, Gemeentewet?

De cvdK geeft bij ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel vrees voor het ontstaan daarvan, de betrokken burgemeester de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid. Het betreft dan bovenlokale ordeverstoring. De aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.

Het bevel is een beslissing die zich richt tot een of meerdere individuele of rechtspersonen. Dat is in beginsel de ordeverstoorder. Kan een bevel zich ook richten tot personen die niet zelf de orde verstoren?

Ja, dat is in de jurisprudentie geaccepteerd. Dat speelde bijvoorbeeld bij een pedoseksueel die op vrije voeten kwam en bewoners van een gemeente dreigden met wraakacties. Het door de burgemeester vastgestelde gebiedsverbod was gericht tegen de pedoseksueel, niet tegen de mogelijke wraaknemers. Hetzelfde geldt voor een crimineel wiens huis was beschoten en tegen wie een gebiedsverbod rond het eigen huis was opgelegd. De rechter overweegt in dit soort gevallen dat de burgemeester expliciet moet motiveren waarom het bevel wordt opgelegd aan de persoon die niet de openbare orde verstoort of dreigt te verstoren.

In de regel is het bevel schriftelijk vastgelegd. Is het een beschikking in de zin van de Awb?

Ja. Het betreft een discretionaire bevoegdheid: de burgemeester bepaalt ook de inhoud van het bevel. De maatregelen die de burgemeester neemt moeten, evenals andere openbare ordemaatregelen, proportioneel zijn. Zij kunnen zowel preventief (ernstige vrees voor) als repressief (de openbare orde is verstoord) worden gegeven. Het bevel moet gemotiveerd worden: het moet zijn onderbouwd met feiten die leiden tot het bevel en aangeven waarom het bevel noodzakelijk is voor de ordehandhaving.

Mag een bevel op grond van art. 172, derde lid, Gemeentewet van geldend recht afwijken?

Nee, het mag ook niet van de in de Grondwet vastgelegde grondrechten afwijken. Wel is geaccepteerd dat een bevel een (tijdelijke) beperking is van de bewegingsvrijheid, zoals vastgelegd in art. 2 Vierde Protocol EVRM. Zo bevel zou een gebiedsverbod kunnen betreffen. Ook is geaccepteerd dat een bevel als neveneffect heeft dat bepaalde grondrechten, zoals de betogingsvrijheid, als gevolg van het bevel niet uitgeoefend kunnen worden. De burgemeester kan echter niet met een bevel de betogingsvrijheid rechtstreeks beperken. Dit stelsel is bekritiseerd: zo dienen ook beperkingen die een neveneffect zijn, op een specifieke formeel-wettelijke grondslag te berusten.

Waarin voorziet artikel 172a eerste lid Gemeentewet?

A gebiedsverbod
B groepsverbod
C meldingsplicht
Deze kunnen worden opgelegd aan een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord en - in geval van ernstige verstoring van de orde in groepsverband - daarin een leidende rol heeft gehad. Indien geen sprake is van deze first offenders kunnen de maatregelen worden opgelegd als de openbare orde herhaaldelijk is verstoord. Bovendien moet er sprake zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde.

Wat bepaalt artikel 172a, zesde lid, onder b, Gemeentewet?

Dat de bevelen maximaal 90 dagen gelden, verspreid over een periode van ten hoogste twee jaren.

Wat bepaalt artikel 172a tweede lid Gemeentewet?

Dit artikel maakt het mogelijk om een bevel te geven op grond van een door een private organisatie opgelegde sanctie. Dat kunnen bijvoorbeeld de KNVB of een voetbalclub zijn. Opmerkelijk is derhalve dat een private organisatie aan de bron kan staan van vergaande bestuurlijke maatregelen. Wel geldt dat de burgemeester de reden van de sanctieoplegging moet onderzoeken alsook de betrouwbaarheid van de informatie.

Wat bepaalt artikel 172a derde lid Gemeentewet?

Dit artikel maakt het mogelijk 'tevens namens bevelen' te geven: een burgemeester vaardigt een bevel uit, tevens namens andere burgemeesters, na een verzoek hunnerzijds. Het idee hierachter is dat een voetbalclub ook uitwedstrijden speelt en dat de betreffende supporter daar evenmin welkom is. Het is echter juridisch onduidelijk hoe dit geregeld moet worden: de burgemeester kan geen bevel geven voor een andere gemeente, er is evenmin sprake van een mandaatconstructie.

Hoe zal de rechter een gebiedsverbod/bevelen van een burgemeester toetsen?

Marginaal. Deze 'ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde' impliceert enige beoordelingsvrijheid van de burgemeester. Wel zal de burgemeester de vrees voor herhaling moeten onderbouwen. Deze rechterlijke terughoudendheid geldt niet ten aanzien van de andere bestanddelen van art. 172a Gemeentewet. De rechter toetst de motivering van de bevelen, alsmede de proportionaliteit daarvan. Bij herhaalde ordeverstoring is dossiervorming door de burgemeester nodig, mede om de vrees voor herhaling te onderbouwen en vanwege de duur van de maatregelen.

Aan wie zijn de bevelen op grond van art. 172b Gemeentewet gericht?

Aan de persoon die het gezag over een 12-minner uitoefent. De ouders of verzorgers verstoren de openbare orde weliswaar niet, maar zijn wel normadressaat.

Waarom wort art. 174 Gemeentewet wel gezien als een lex specialis van art. 172 Gemeentewet?

Omdat beide artikelen voorzien in een bevelsbevoegdheid, maar het eerste artikel op een specifiekere situatie betrekking heeft. Het tweede lid van art. 174 Gemeentewet is enerzijds ruimer dan art. 172, derde lid, Gemeentewet omdat de burgemeester de bevelen ook mag geven met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid. Anderzijds heeft art. 174, tweede lid, een beperktere strekking dan art. 172, derde lid, Gemeentewet: zij betreft niet de algemene ordehandhaving, maar de daarin opgenomen bevelsbevoegdheid is 'slechts' bedoeld voor het toezicht op openbare inrichtingen en bijeenkomsten.

Voorheen werd art. 174 Gemeentewet nog wel eens gebruikt voor sluiting van (voor het publiek toegankelijke) coffeeshops. Welk artikel is daarop thans beter van toepassing?

Art. 13b Opiumwet.

Noem een verschil tussen art. 174 en 174a Gemeentewet.

Art. 174 Gemeentewet heeft betrekking op voor het publiek openstaande gebouwen en art. 174a Gemeentewet gaat over lokalen die niet voor het publiek open staan.

Wanneer is de Wet openbare manifestaties (Wom) van toepassing?

Indien de openbare bijeenkomsten bedoeld zijn als uiting van een mening of religie is de Wom van toepassing.

Artikel 174, eerste lid, Gemeentewet belast de burgemeester met een toezichtstaak, die wordt uitgewerkt in de bevoegdheden van het tweede en het derde lid. Het eerste lid begrenst de bevoegdheden tot de openbare samenkomsten en vermakelijkheden en de voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven. Waarom is deze bepaling mede van belang voor de bevoegdheidsafbakening?

Omdat de onderwerpen immers ook tot het dagelijks bestuur (het college) van art. 160, eerste lid, onder a, Gemeentewet kunnen behoren. De wetgever heeft met art. 174, eerste lid, Gemeentewet deze onderwerpen expliciet aan de burgemeester toebedeeld.

Noem een aantal openbare samenkomsten en vermakelijkheden.

Kermissen, braderieën, Koningsdagfeesten, voetbalwedstrijden, (carnavals)optochten, wandeltochten, wielerwedstrijden, etc.

Wat zijn de voor het publiek openstaande gebouwen voornamelijk?

Horeca en coffeeshops; de daarbij behorende erven zijn veelal terrassen. Ook een terrasvergunning wordt derhalve door de burgemeester verleend.

Wat betekent het subsidiariteitsbeginsel voor de lichte bevelsbevoegdheid?

De burgemeester heeft een bevelsbevoegdheid met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid. De burgemeester past de bevelsbevoegdheid eerst toe, indien de in de APV geregelde bevoegdheden onvoldoende zijn gebleken. De burgemeester kan de bevoegdheid niet aanwenden vanwege overtreding van sluitingstijden of andere gemeentelijke voorschriften die niet de bescherming van de veiligheid en de gezondheid betreffen.

Wat betreft de uitvoering van de verordeningen op grond van het derde lid van art. 174 Gemeentewet?

Evenementenverordeningen, terrasverordeningen, horecaverordeningen etc. Het gaat dan om de verlening en intrekking van vergunningen of ontheffingen of het verbinden van voorwaarden daaraan. Ook kan de burgemeester op grond van een verordening een voor het publiek toegankelijk pand sluiten, of het daarbij behorende terras.

Welke mogelijkheid biedt art. 13b Opiumwet?

Art. 13b Opiumwet is een bestuursdwangbevoegdheid die eveneens de mogelijkheid omvat om panden (het betreft dan drugswoningen) te sluiten. Art. 13b Opiumwet is echter breder: de burgemeester kan deze bevoegdheid ook toepassen ten aanzien van voor het publiek toegankelijke panden, zoals coffeeshops.

Is voor toepassing van art. 13b Opiumwet nodig dat de openbare orde is verstoord?

Nee; de aanwezigheid van verboden verdovende middelen ten behoeve van verstrekking of verkoop is voldoende. Het betreft derhalve geen 'zuivere' openbare ordebevoegdheid. Onder omstandigheden - er is sprake van overlast - kan de burgemeester kiezen voor toepassing van art. 174a Gemeentewet of art. 13b Opiumwet.

Wat is kenmerkend voor de bevoegdheid van art. 174a Gemeentewet?

Dat het moet gaan om gedragingen in een pand, die tot ernstige overlast leiden in de omgeving van het pand. Het gaat immers om de verstoring van de openbare orde. Indien de oorzaak van de overlast buiten de woning is gelegen, kan art. 174a Gemeentewet geen toepassing vinden.

Waarvoor was de bevoegdheid van art. 174a Gemeentewet in eerste instantie bedoeld?

Voor drugspanden: als gevolg van drugshandel en -gebruik in de woning, is er ernstige overlast daarbuiten. De burgemeester kan de bevoegdheid echter ook toepassen op ernstige overlast met andere oorzaken. Te denken valt aan wapenhandel of prostitutie in de woning. Burgemeesters hebben getracht de bevoegdheid toe te passen op antisociale gezinnen, maar vooralsnog zonder succes. Zij moeten dan onderbouwen dat de bewoners aantoonbaar en in overwegende mate verantwoordelijk zijn voor de geconstateerde ernstige overlast in de openbare ruimte en dat woningsluiting daaraan een einde maakt.

Wat bepaalt art. 174a vierde lid Gemeentewet?

Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.

Wanneer kan de burgemeester tot het 'dichtspijkeren' van de woning overgaan?

Pas na de begunstigingstermijn.

Wat als het sluitingsbevel niet wordt opgevolgd?

Veelal heeft de raad in de APV een bepaling opgenomen dat de niet-opvolging van het sluitingsbevel een overtreding is. De burgemeester kan het sluitingsbevel verlengen. De wet geeft geen (maximale) sluitingstermijn. In het licht van de proportionaliteit van de maatregel mag de sluiting niet langer duren dan noodzakelijk: als het betreffende pand niet langer bekendstaat als drugspand, de overlast dientengevolge is verdwenen en er geen gerede kans op herhaling bestaat, zal de burgemeester de sluiting moeten beëindigen.

Kan de burgemeester ook preventief een woning sluiten?

Ja, vanwege ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde art. 174a, tweede lid, Gemeentewet. Het moet gaan om een herhaling van de overlast. De burgemeester heeft reeds eerder een sluitingsbevel uitgevaardigd. Het betreft echter geen verlenging maar een nieuwe situatie.

Welke bevoegdheid verleent artikel 13b Opiumwet de burgemeester?

De bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen. Doorgaans betreft deze last de sluiting van een woning of een lokaal, omdat daarin verdovende middelen in de zin van de Opiumwet aanwezig zijn, bedoeld voor verkoop of verstrekking aan anderen. Ook de aanwezigheid van een hennepkwekerij kan aanleiding zijn voor toepassing van art. 13b Opiumwet.

Is voor de toepassing van art. 13b Opiumwet nodig dat de openbare orde rond de woning is verstoord?

In tegenstelling tot bij art. 174a Gemeentewet, is het voor toepassing van art. 13b Opiumwet niet nodig dat de openbare orde rond de woning is verstoord. De bevoegdheid wordt niet alleen toegepast ten aanzien van woningen maar ook ten aanzien van coffeeshops, indien deze niet aan de gedoogcriteria voldoen. Daarnaast kunnen de lokalen cafés, winkels, restaurants etc. betreffen.

Is de drempel voor sluiting bij toepassing van bestuursdwang lager dan bij toepassing van art. 174a Gemeentewet?

Ja, reden waarom de bevoegdheid van art. 13b Opiumwet inmiddels meer toepassing vindt dan die van de Gemeentewet.

Welk recht beperkt sluiting van de woning ook?

Het eigendomsrecht van art. 1 Eerste Protocol EVRM. Dat recht kan echter worden beperkt 'in het algemeen belang'. Van een schending van art. 1 Eerste Protocol EVRM vanwege woningsluiting zal derhalve niet heel snel sprake zijn.

Wat kan de gemeenteraad op grond van art. 154a Gemeentewet?

De gemeenteraad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om door de burgemeester aangewezen groepen van personen, op een door hem aangegeven plaats tijdelijk te doen ophouden. Het is derhalve in eerste instantie de raad die beoordeelt of toepassing van de bevoegdheid noodzakelijk is in de gemeente. Hij kan daarbij rekening houden met voorkomende risico-voetbalwedstrijden, de aanwezigheid van krakerspanden, etc. Hij geeft in de verordening ook de voorwaarden voor toepassing weer.

Betreft het in de artikelen 154a en 176a Gemeentewet het gedrag van een groep personen of dat van individuen?

Het betreft hier het gedrag van een groep personen. De bevoegdheden van de Gemeentewet konden onvoldoende groepsgeweld tegengaan of aanpakken en het individualiteitsbeginsel staat in de weg aan een strafrechtelijke aanpak van groepsgeweld.

Wanneer mag de burgemeester de bevoegdheid van bestuurlijke ophouding toepassen?

Slechts jegens een groep personen die een bij verordening aangewezen bepaling uit de APV niet opvolgen, indien sprake is van een noodsituatie in de zin van art. 175 Gemeentewet én de ophouding noodzakelijk is ter voorkoming van de voortzetting of herhaling van de niet-naleving en de naleving redelijkerwijs niet op andere geschikte wijze kan worden verzekerd. De verordening inzake bestuurlijke ophouding wijst derhalve de bepalingen uit de APV aan, op overtreding waarvan bestuurlijke ophouding kan worden toegepast.

Wie voert de bestuurlijke ophouding uit?

De politie.

Wie stelt de ophouding op schrift?

De burgemeester. Art. 154a, derde lid, Gemeentewet bepaalt expliciet dat de schriftelijke beslissing een beschikking in de zin van de Awb is.

Waarop heeft de wetgever de wettelijke regeling van art. 154a Gemeentewet willen afstemmen en waarom?

Bestuurlijke ophouding is een bestuurlijke vrijheidsontneming. De vrijheidsontneming vindt niet plaats met het doel de betrokken personen voor de rechter te leiden. De wetgever heeft de wettelijke regeling van art. 154a willen afstemmen op art. 5 EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over dit verdragsartikel. Dit is nodig vanwege de grondrechtenbeperking als gevolg van de vrijheidsontneming.

Wat regelt art. 151b Gemeentewet?

De aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied en het preventief fouilleren. De gemeenteraad kan aan de burgmeester de bevoegdheid verlenen om bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een veiligheidsgebied aan te wijzen. De ovj kan bepalen dat de politie preventief mag fouilleren.

De bevoegdheid van art. 151b Gemeentewet is een drietrapsraket. Leg uit.

De raad bepaalt of de bevoegdheid in de gemeente nodig is, waarna hij de burgemeester de bevoegdheid verleent om een veiligheidsrisicogebied aan te wijzen, op grond waarvan de last tot fouilleren kan worden gegeven (overleg burgemeester met ovj).  daarbij moet telkens de openbare orde in het geding zijn.

Is de enkele constatering dat sprake is van vuurwapen gerelateerde incidenten voldoende voor toepassing van art. 151b Gemeentewet?

Nee. De burgemeester moet dat uitgebreid motiveren. Ook geldt het proportionaliteitsbeginsel: de aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied mag niet langer duren dan noodzakelijk en ook het gebied mag niet groter zijn dan noodzakelijk.

Wanneer trekt de burgemeester de gebiedsaanwijzing in?

Zodra de vrees voor verstoring van de openbare orde is geweken.

Waarom voert de burgemeester overleg met de ovj alvorens over te gaan tot aanwijzing van een gebied?

De ovj geeft de last tot fouilleren.

Kent de nieuwe bevoegdheid van de spoedfouillering art. 174b Gemeentewet ook een drietrapsraket?

Nee. In geval een onvoorziene, spoedeisende situatie kan de burgemeester zonder tussenkomst van de raad een veiligheidsrisicogebied aanwijzen (zo dringend dat besluitvorming door de raad niet kan worden afgewacht). Ook hier geldt dat de burgemeester eerst overleg voert met de ovj. De aanwijzing kan mondeling worden gegeven, maar dient vervolgens wel z.s.m. op schrift te worden gesteld. De raad moet op de hoogte worden gesteld. De raad kan de burgemeester ter verantwoording roepen over de toepassing.

Kan de burgemeester de spoedfouillering herhaaldelijk of structureel toepassen, bijvoorbeeld bij elke thuiswedstrijd van de plaatselijke voetbalclub of iedere uitgaansavond?

Nee, dan is immers geen sprake meer van een onvoorziene situatie en zullen de raad en de burgemeester art. 151b Gemeentewet moeten toepassen.

Is bij preventieve fouillering concrete verdenking nodig?

In tegenstelling tot bij het reguliere fouilleren op grond van Sv is bij preventief fouilleren geen concrete verdenking nodig om daartoe over te gaan. Om die reden moet het fouilleren o.g.v. 151b en 174b Gemeentewet ongericht zijn. Anders zou de uitoefening van de bevoegdheid snel discriminatoir kunnen worden (etnisch profileren).

Welk recht beperkt fouillering?

Het recht op privacy, in het bijzonder de lichamelijke integriteit. In dit verband is art. 8 EVRM vooral van belang. De beperking van het grondrecht moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Om die reden moet de burgemeester motiveren waarom hij tot een gebiedsaanwijzing overgaat. De proportionaliteit van duur en gebied moeten ook worden begrepen in het licht van art. 8 EVRM.

Hoe toetst de bestuursrechter het aanwijzingsbesluit van de burgemeester?

Marginaal: heeft de burgemeester in redelijkheid kunnen besluiten dat gebiedsaanwijzing in verband met de aanwezigheid van wapens noodzakelijk was? Vanwege de verstrekkende gevolgen van een gebiedsaanwijzing en de grondrechtenbeperking die daarmee gepaard gaat, worden onder meer bewoners van een veiligheidsrisicogebied door de rechter als belanghebbende bij het aanwijzingsbesluit aangemerkt.

Waarop ziet art. 151c Gemeentewet?

Cameratoezicht. Vanwege de grote vlucht die cameratoezicht nam in stadscentra en de inbreuk op art. 10 Grondwet, is in 2005 in een formeel wettelijke grondslag daarvoor voorzien. In eerste instantie betrof het cameratoezicht op grond van 151c vaste camera's. Sinds 2016 is het artikel gewijzigd waardoor ook flexibel cameratoezicht mogelijk is (lantaarnpalen, rijdende voertuigen, bodycams, drones met camera's).

Wie kan de burgemeester bij verordening de bevoegdheid verlenen om camera's in te zetten?

De raad. In geen geval betreft het een zelfstandige bevoegdheid van de burgemeester. Cameratoezicht maakt immers een inbreuk op de privacy van grote groepen personen. Met de bevoegdheidstoedeling door de raad verkrijgt het cameratoezicht een zekere democratische legitimatie.

Welke waarborgen kent art. 151c, in het licht van de proportionaliteit?

De burgemeester besluit, na overleg met de ovj en met inachtneming van de verordening, binnen welk gebied de camera's worden ingezet en voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt. Het gebied en de duur mogen niet langer zijn nodig.

Door wie bedient de burgemeester zich bij de uitvoering van het cameratoezicht?

Art. 151c, vierde lid, Gemeentewet: door de onder zijn gezag staande politie. De beelden kunnen immers betekenen dat de politie actie moet ondernemen en onmiddellijk tot de daadwerkelijke ordehandhaving moet overgaan.

Aan welke grondwettelijke bepalingen geeft de Wet openbare manifestaties (Wom) uitwerking?

Art. 6, tweede lid, en art. 9, tweede lid Grondwet. De vrijheden van godsdienst en levensovertuiging en van vergadering en betoging. De uitoefening van het betogingsrecht (buiten gebouwen en besloten plaatsen) kan de openbare orde raken. Denk bijvoorbeeld aan grootschalige betogingen met een controversieel karakter (extreem-rechts) die spanningen oproepen bij het publiek of aan betogingen die een tegenbetoging uitlokken.

Wat bepaalt art. 2 Wom?

De bij of krachtens de bepalingen uit paragraaf 2 aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van deze rechten kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Zijn generieke verboden voor bepaalde typen demonstraties of voor bepaalde locaties op grond van de Wom toegestaan?

Nee.

Welke bevoegdheden betreffen de art. 6-8 Wom?

Bevoegdheden die de burgemeester tijdens een vergadering of betoging kan uitoefenen.

Waar gaat de jurisprudentie ten aan zien van betogingen vaak over en waarom?

Over de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de door de burgemeester genomen maatregelen, omdat de nationale jurisprudentie over betogingen sterk is beïnvloed door de jurisprudentie van het Straatsburgse Hof over art. 11 EVRM. Wel geldt dat de rechter marginaal toetst: had de burgemeester in redelijkheid kunnen komen tot de opgelegde beperkingen?

Wat is een vaste lijn in de jurisprudentie over de demonstratievrijheid?

Zijn er lichtere maatregelen mogelijk, heeft de burgemeester er alles aan gedaan om de demonstratie doorgang te laten vinden en is het betogingsrecht niet illusoir geworden? De rechter toetst indringend. De rechter toetst derhalve de noodzaak en de proportionaliteit van de maatregel. Daarnaast bestaat er de positieve verplichting om de uitoefening van het demonstratierecht mogelijk te maken, zo nodig met meer politie-inzet of met beperkingen naar plaats en tijd zodat demonstratie en tegendemonstratie op een andere plek of een ander tijdstip plaatshebben

Waarom werden de semipermanente tentenkampen van bijvoorbeeld Occupy of de Buitenkerk opgericht?

Om te betogen tegen het kapitalisme of de maatschappelijke positie van uitgeprocedeerde asielzoekers.

Van welke wet is de Wet op de veiligheidsregio's de rechtsopvolger?

De Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Wet rampen en zware ongevallen. Tot 2010 was in de Gemeentewet opgenomen dat de burgemeester het opperbevel bij brand had. In dat jaar is echter de Wet op de veiligheidsregio's tot stand gekomen. De bepaling over het opperbevel bij brand werd in deze wet geïntegreerd. De wet creëerde 25 veiligheidsregio's die zijn vormgegeven als een openbaar lichaam op grond van een verplichte gemeenschappelijke regeling. Zij betreft overigens niet alleen de handhaving van de openbare orde, maar ook de hulpverlening.

Waarom handhaaft de Wvr de positie van de burgemeester bij brand en rampen?

Vanwege de behoefte aan snel handelen (eenhoofdig gezag) en het gezag dat de burgemeester ook over de politie heeft.

Wat bepaalt art. 4, eerste lid, Wvr?

Dat de burgemeester het gezag heeft bij brand en ongevallen, waarbij de brandweer een taak heeft. De brandweer is derhalve aan hem ondergeschikt met dien verstande dat de operationele leiding bij de commandant ligt.

Wat bepaalt art. 4, tweede lid, Wvr?

De burgemeester is bevoegd de bevelen te geven die met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn. Het gaat hier om een lichte bevelsbevoegdheid, waarmee de burgemeester bijvoorbeeld gebouwen kan laten ontruimen, straten kan laten afsluiten en personen kan laten verwijderen die de brandbestrijding hinderen.

Wat kan de burgemeester doen als de bevoegdheden van de Wvr onvoldoende blijken?

De noodbevoegdheden van art. 175 en art. 176 Gemeentewet toepassen.

Wat bepaalt art. 5 Wvr?

Deze bepaling verleent de burgemeester het opperbevel bij rampen of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Opperbevel betekent hier dat een incidentele hiërarchische relatie wordt gecreëerd die normaal gesproken niet bestaat. Op grond van deze bepaling kan de burgemeester bijvoorbeeld in geval van een dreigende dijkdoorbraak aanwijzingen geven aan het bestuur van het waterschap.

Wat bepaalt art. 39 Wvr?

De bevoegdheden van de burgemeester worden, in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis of bij vrees voor het ontstaan daarvan, opgeschaald naar de voorzitter van de veiligheidsregio. In de regel is de burgemeester van de grootste gemeente in de veiligheidsregio de voorzitter daarvan. Art, 39 Wvr bepaalt dat hij bij opschaling bij uitsluiting bevoegd is. Wel kan de cvK aanwijzingen aan de voorzitter geven. Het gevolg van de opschaling is ook dat niet de burgemeester, maar de voorzitter van de veiligheidsregio verantwoording aflegt aan de gemeenteraden die het betreft.

Welke gevolgen heeft verplaatsing van de bevoegdheden van de burgemeester bij brand?

Dit heeft tot gevolg dat de bevoegdheden niet langer in autonomie, maar in medebewind worden uitgeoefend. Dat heeft onder meer tot gevolg dat de taakverwaarlozingsregeling van art. 124 e.v. Gemeentewet van toepassing is. Op grond van Bijlage I bij de Gemeentewet is niet de cvK maar de minister bevoegd tot indeplaatsstelling.

Wat zouden de voordelen van een Wet openbare orde zijn?

  • Harmonisatie van allerlei openbare orde-bevoegdheden in 1 wet
  • De relatieve overzichtelijkheid
  • De kenbaarheid

Over welke bevoegdheden beschikt de burgemeester in geval van nood?

Een bevels- en een verordeningsbevoegdheid, art. 175 en 176 Gemeentewet. Hij mag een noodbevel of een noodverordening vaststellen wanneer zich een omstandigheid als bedoeld in art. 175, eerste lid, Gemeentewet voordoet: een oproerige beweging, andere ernstige wanordelijkheden of een ramp, dan wel ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Dit wordt wel het situatiecriterium genoemd.

Waarom is de burgemeester bevoegd in geval van nood?

Omdat hij als eenhoofdig ambt snel de noodmaatregelen kan uitvaardigen. Hij moet dan kunnen optreden zonder dat uitgebreid onderzoek naar de juridische mogelijkheden nodig is. Hij mag echter de noodbevoegdheden alleen aanwenden als alle andere reguliere bevoegdheden geen oplossing bieden. De noodbevoegdheden zijn bijzonder, omdat de burgemeester van geldend recht, maar niet van de Grondwet mag afwijken.

Wat zal de burgemeester zowel bij het uitvaardigen van een noodbevel als een noodverordening moeten doen?

De noodzaak van de maatregelen motiveren. Voor de toepassing van de noodmaatregelen geldt voorts het subsidiariteitsbeginsel (de burgemeester mag de noodmaatregelen alleen inzetten indien andere reguliere bevoegdheden geen oplossing bieden). De rechter zal dat marginaal toetsen; de burgemeester moet immers onder grote tijdsdruk besluiten nemen.

Moet de burgemeester de nodige waarschuwing doen voordat hij bij de uitvoering van het noodbevel geweld laat gebruiken?

Ja. Die waarschuwing geldt altijd op grond van art. 7, eerste lid, Politiewet 2012.

Heeft de burgemeester de bevoegdheid om in een noodsituatie algemeen verbindende voorschriften vast te stellen?

Ja. Dit is de enige mogelijkheid voor de burgemeester om regels te stellen, waarbij hij nota bene in tegenstelling tot de raad van het geldende recht mag afwijken.

Waarvoor wordt een noodverordening vastgesteld?

Voor een actuele en concrete situatie. Dat wordt ruim geïnterpreteerd. Het bezoek van de Amerikaanse president is, hoewel voorzienbaar, een situatie waarvoor de burgemeester van de betreffende gemeente een noodverordening kan vaststellen. De ieder jaar terugkerende risicowedstrijd van het betaald voetbal die telkens ontaardt in rellen is daarentegen geen plotseling actuele en concrete situatie. Daarover kan de raad in een verordening regels vastleggen.

Wat is het doelcriterium van de noodverordening?

De algemeen verbindende voorschriften moeten nodig zijn ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar. De noodverordening richt zich daarom tot burgers.

De noodverordening schept rechten en plichten voor burgers. Kan zij bevoegdheden scheppen voor bijvoorbeeld de politie?

Nee. Om die reden is de noodverordening die gebruikelijk is voor koninklijk bezoek, waarin de bevoegdheid tot preventief fouilleren is opgenomen, onrechtmatig.

Wat is opvallend aan de formuleringen van art. 175 en 176 Gemeentewet?

Dat de wet de woorden 'nodig zijn' bezigt, terwijl voor een noodbevel geldt dat de burgemeester die nodig moet achten. Er moet derhalve een objectieve noodzaak zijn om een noodverordening vast te stellen, terwijl voor het noodbevel de (subjectievere) opvatting van de burgemeester relevant is. Het (theoretische) gevolg is dat de rechter de toepassing van een noodverordening intensiever kan toetsen dan de toepassing van een noodbevel.

De burgemeester brengt de algemeen verbindende voorschriften z.s.m. ter kennis van?

De raad, de cvK en van het hoofd van het arrondissementsparket. De laatste wordt ingelicht vanwege de strafbaarheid van overtreding van een noodverordening. De burgemeester moet de avv schriftelijk vastleggen. Op die manier kan hij kenbaar maken welke regels gelden. De burgemeester maakt de voorschriften bekend op een door hem te bepalen wijze. Gebruikelijk is publicatie op de gemeentelijke website en via de (sociale) media.

Waarom dient de burgemeester de raad z.s.m. te informeren over de avv?

Vanwege de democratische controle op de burgemeester en de bekrachtiging van de voorschriften. De commissaris wordt ingelicht vanwege zijn bestuurlijk toezicht op de burgemeester en administratief beroep dat de burgemeester bij hem kan instellen.

Wat gebeurt er als de raad de noodverordening van de burgemeester niet in de eerstvolgende raadsvergadering bekrachtigt?

Dan vervallen de voorschriften. In dat geval kan de burgemeester binnen 24 uur administratief beroep instellen bij de cvK. Deze beslist binnen twee dagen. De commissaris kan de werking van de voorschriften opschorten, zolang zij niet bekrachtigd zijn. Opschorting stuit onmiddellijk de werking van de voorschriften.

Wat kan de raad doen indien de noodverordening reeds voor de eerstvolgende raadsvergadering is ingetrokken?

De raad kan de burgemeester op de gebruikelijke wijze ter verantwoording roepen.

Welk artikel ziet op de bestuurlijke ophouding en wat bepaalt dat artikel?

De burgemeester kan op grond van een noodbevel of een noodverordening een besluit tot bestuurlijke ophouding nemen. Art. 176a, eerste lid, Gemeentewet bepaalt dat hij bevoegd is door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangegeven plaats tijdelijk te doen ophouden. De ophouding kan ook het overbrengen naar die plaats inhouden. In tegenstelling tot art. 154a Gemeentewet is hier geen tussenkomst van de gemeenteraad vereist; de burgemeester oefent de bevoegdheid uit op grond van de wet in plaats van een op de wet gebaseerde verordening.

Wanneer mag de burgemeester de bevoegdheid van art. 174a Gemeentewet toepassen?

Slechts indien de betreffende personen de voorschriften van het bevel of de verordening niet naleven en indien het ophouden noodzakelijk is ter voorkoming van voortzetting of herhaling van de niet-naleving en de naleving redelijkerwijs niet op andere geschikte wijze kan worden verzekerd. De (procedurele en inhoudelijke) voorschriften van art. 154a Gemeentewet gelden ook voor deze vorm van bestuurlijke ophouding.

De burgemeester mag niet afwijken van de Grondwet: hij mag immers alleen van 'andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften' afwijken. Wat wordt daaronder ook verstaan?

Daaronder wordt op grond van art. 94 Grondwet ook verstaan dat de burgemeester niet van verdragsbepalingen mag afwijken. Niettemin zullen burgemeesters bij noodverordening vaak grondrechten willen beperken, bijvoorbeeld beperkingen van de bewegingsvrijheid, de demonstratievrijheid of de persoonlijke levenssfeer.

Wanneer mag de burgemeester grondrechten beperken?

Alleen indien de beperkingsclausule bij het betreffende grondrecht delegatie toestaat. De grondwettelijke beperkingssystematiek vereist een voldoende specifiek formeel-wettelijke beperking met delegatie aan de burgemeester. De art. 175 en 176 Gemeentewet zijn onvoldoende specifieke bepalingen. De artikelen zijn te algemeen geformuleerd en laten de omvang van de beperking van grondrechten aan de burgemeester over. De wetgever heeft nochtans aanvaard dat de burgemeester bij noodverordening kan beperken:  art. 6 (vrijheid van godsdienst), art. 7 (vrijheid van meningsuiting), art. 9 (vrijheid van vergadering en betoging).

Wanneer is beperking van EVRM-grondrechten mogelijk?

Alleen indien de beperking bij wet is voorzien. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens legt dat zo uit, dat de beperking voldoende voorzienbaar (foreseeable) en toegankelijk (accessible) moet zijn. De burger moet aldus de gevolgen van zijn gedrag kunnen inzien.

Is een noodbevel een besluit in de zin van de Awb?

Ja en is derhalve appellabel. Het opzettelijk niet opvolgen van de een noodbevel is een misdrijf. Ook de strafrechter kan derhalve de rechtmatigheid van een noodbevel toetsen.

Een noodverordening is uitgezonderd van beroep op de bestuursrechter. Kan de civiele rechter nog iets?

Ja, de civiele rechter kan, als restrechter, wel de rechtmatigheid van een noodverordening toetsen. Het vaststellen van een noodverordening kan een onrechtmatige overheidsdaad zijn. De eiser zal echter wel de onrechtmatigheid moeten aantonen, alsmede de schade die hij daardoor heeft geleden. Ook de strafrechter kan een noodverordening toetsen, omdat de overtreding strafbaar is.

Welk artikel ziet op aanpak van woonoverlast?

Art. 151d Gemeentewet. Het betreft hier niet de verstoring van de openbare orde. Het betreft veelal relatief geringe maar ergerlijke gedragingen van bewoners. De raad kan op grond van deze bepaling bij verordening bepalen dat degene die een woning of daarbij behorend erf gebruikt, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of op dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning geen ernstige hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Geef voorbeeld van een last op grond van art. 151d Gemeentewet.

De last kan gedragsaanwijzingen inhouden, zoals het verminderen van geluidsoverlast, het schoonhouden van het portiek, het voorkomen dat een hond overlast veroorzaakt. De last kan, als uiterste middel, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op het erf, voor een periode van tien dagen, een tijdelijk huisverbod derhalve. Een last wordt per gebruiker dus niet aan een gezin of aan alle gebruikers van een woningcomplex opgelegd.

Opvallend is dat de wet de bevoegdheid tot het opleggen van de last onder bestuursdwang bij de burgemeester legt. Wat blijkt hierover uit de parlementaire geschiedenis?

In de parlementaire geschiedenis wordt betoogd dat voor de burgemeester is gekozen omdat hij ook op grond van art. 174a Gemeentewet woningen kan sluiten. Dat kan slechts worden toegepast vanwege verstoring van de openbare orde.

Welke grondrechten worden bij de toepassen van art. 151d aangetast?

De grondrechten van art. 10 Grondwet en art. 8 EVRM. Mede in dat licht geeft art. 151d, tweede lid, Gemeentewet, expliciet het subsidiariteitsbeginsel weer, namelijk dat de burgemeester zijn bevoegdheid slechts mag toepassen indien de hinder niet anderszins kan worden tegengegaan. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente eerst een gesprek met de bewoners arrangeert buurtbemiddeling is ingeschakeld, dat een waarschuwing is gegeven etc. Overigens kunnen ook art. 1 Eerste Protocol EVRM (eigendomsrecht) en art. 2 Vierde Protocol EVRM (bewegingsvrijheid) in het geding zijn.

Waar gaat de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) over?

Wth wil huiselijk geweld voorkomen, dan wel de escalatie daarvan. Het gaan dan om situaties van (dreigend) huiselijk geweld, waar toepassing van het strafrecht niet op korte termijn mogelijk is en waarbij het wenselijk is om voor slachtoffers van huiselijk geweld een adempauze te creëeren of een eventuele geweldsspiraal te doorbreken dan wel hulp mogelijk te maken en (de uithuisgeplaatste) hulp te laten accepteren. Het betreft hier geen openbare ordebevoegdheid al was het maar omdat de gewraakte gedragingen geen karakter van openbaarheid hebben.

Op welke grondrechten is een tijdelijk huisverbod een inbreuk?

Op art. 10 en art. 12 Grondwet en art. 8 EVRM. De burgemeester zal derhalve moeten motiveren waarom een huisverbod noodzakelijk is. De maatregel moet proportioneel zijn in het licht van de geconstateerde feiten en omstandigheden en mag niet langer duren dan nodig. Ook art. 1 Eerste Protocol EVRM en art. 2 Vierde Protocol EVRM worden door deze maatregel beperkt. Wel geldt de positieve verplichting die voortvloeit uit art. 3 EVRM (verbod van foltering), op grond waarvan verdragsstaten maatregelen moeten treffen tegen huiselijk geweld.

Welke wet treedt op het terrein van hulpverlening op 1 januari 2020 in werking?

De Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg die de burgemeester een gewijzigde taak geeft bij de inbewaringstelling van personen: voordat hij toestemming geeft zal de burgemeester betrokkene in beginsel moeten horen.

Waar ziet art. 3 DHW op?

De burgemeester verleent de vergunning voor een horeca- of slijtersbedrijf. Hij kan op grond van deze wet ook bestuursrechtelijke maatregelen treffen of onder omstandigheden ontheffing verlenen. Hij is voorts belast met het toezicht op de naleving van deze wet.

Welke bevoegdheid geeft de Wet publieke gezondheid aan de burgemeester?

De burgemeester geeft onder meer leiding aan de bestrijding van een epidemie van bepaalde infectieziekten,  kan een persoon in quarantaine in een ziekenhuis doen opnemen en kan hij in geval van bestemmingsgevaar maatregelen nemen gericht op gebouwen, goederen en vervoermiddelen.

Welke bevoegdheid verleent de Algemene wet op het binnentreden aan de burgemeester?

De bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden in een woning gelegen in zijn gemeente voor andere doeleinden dan de strafvordering. Te denken valt aan binnentreden op grond van een noodverordening. In geval van buitengewone omstandigheden kunnen artikelen van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag in werking treden, waardoor de burgemeester diverse bevoegdheden krijgt, waaronder de bevoegdheid om samenkomsten of vergaderingen op openbare plaatsen te verbieden, tot fouilleren en tot het betreden en doorzoeken van alle plaatsen in de gemeente.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo