Samenvatting: Gemotiveerd Leren En Lesgeven De Kracht Van Intrinsieke Motivatie | 9789046907337 | Anje Ros, et al

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Gemotiveerd leren en lesgeven de kracht van intrinsieke motivatie | 9789046907337 | Anje Ros; Joseph Henricus Maria Castelijns; Maria Johanna Antonia Paulina Loon; Kris Verbeeck

• 1 Wat is motivatie?

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• 1.1 Waaruit blijkt motivatie?

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat kunnen volgens Verbeeck (2010) oorzaken zijn voor een gebrek aan motivatie voor ll? (5x)

  1. De ll hecht geen belang aan het doel of is niet bekend met het doel;
     
  2. De ll voelt zich niet bekwaam om de leeractiviteit uit te voeren;
  3. De ll krijgt geen ondersteuning, terwijl hij deze wel nodig acht;
  4. De ll gelooft niet dat de uitvoering van de leeractiviteit tot het gewenste doel zal leiden;
  5. Iets anders is op dat moment veel belangrijker/aantrekkelijker voor de ll.

• 1.3 Zelfdeterminatietheorie

• Wat houdt de ZDT/SDT in?

  De Zelfdeterminatietheorie maakt onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie.
  
  Intrinsiek: je leert iets omdat je echt geïnteresseerd bent en iets graag wil weten/kunnen. Je bent benieuwd naar wat er gaat komen en hebt plezier in de leeractiviteit.
  
  Extrinsiek: leer je onder druk, omdat het moet van de leraar, ouders of jezelf. Bent niet echt geïnteresseerd.
  
  Intrinsiek gemotiveerde ll leren met minder inspanning, sneller en houden 't veel langer vol dan extrinsieke gemotiveerde ll. Wordt ook wel deep learning genoemd (diepgaand leren). Tegenovergestelde is surface learning (oppervlakkig leren).

• 1.3.3 Drie psychologische basisbehoeften

• Hoe kun je ervoor zorgen dat ll intrinsiek gemotiveerd zijn?

  De leeractiviteit moet interessant zijn, uitdagend en betekenisvol.
  Dit hangt echter ook af van de gemoedstoestand van de ll. Die is volgens SDT samen te vatten in 3 psychologische behoeften:
  Autonomie, Relatie en Competentie. Als één van deze behoefte niet is vervuld, kan dit de intrinsieke motivatie belemmeren.
  
  Zie tabel 1.7 blz 32 voor uitleg over de psychologische basisbehoeften.

• 2 De rol van de leraar in het bieden van autonomie

• 2.1 Wat is autonomie?

  Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Is autonomie onafhankelijkheid of zelfstandigheid?

  Nee, onafhankelijk betekent dat je zonder hulp van anderen iets kunt uitvoeren, zelf beslissingen kan nemen of problemen kan oplossen. Je kan ook dwangmatig iets zelfstandig moeten doen van je ouders, maar dat is absoluut geen autonomie. Er moet nm een gevoel van welwillendheid en keuzevrijheid bij de persoon zelf zijn.

• 2.3 Autonomie ondersteunend leraar gedrag

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Vertrouwen hebben in de eigen motivatie of werken aan de motivatie door autonomieondersteunend leraargedrag zal leiden tot.... (4x)

  • Diepgaand leren;
    
  • Groter welzijn;
  • Meer zelfvertrouwen;
  • Betere prestaties.

  
  Dit kan alleen in een omgeving die rekening houdt met de drie psychologische basisbehoeften vd ll (car).
  Kortom: leraren die autonomieondersteunend werken, helpen ll om hun innerlijke motivatie aan te boren.

• 2.3.1 De leraar doet ertoe

  Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat betekent het voor de leraar als hij de autonomie ondersteunt bij de ll?

  Het betekent het interpersoonlijke gevoel en gedrag dat de leraar laat zien met de bedoeling:
  - de behoeften van de ll te voeden;
  - te laten ontwikkelen
  - en te laten versterken om hun innerlijke motivationele bronnen aan te boren.
  
  Uit onderzoek blijkt dat de leraar dan zelfs meer tevreden is over zijn lesgeven, daardoor meer passie voor zijn vak krijgt en houdt, daardoor ook minder vermoeid na het lesgeven.

• Een autonomieondersteunende motivationele stijl wordt gekenmerkt door 6 instructionele gedragingen die elkaar wederzijds versterken.

  1. Neem het perspectief van de leerling;
     
  2. Boor innerlijke motivationele bronnen aan;
  3. Geef verklarende rationales voor wat je van hen vraagt;
  4. Erken en aanvaard uitingen van negatieve gevoelens;
  5. Gebruik verduidelijkende, niet-dwingende taal;
  6. Wees geduldig en laat het zien.

  
  Zie ook blz 49/50 voor uitgebreide uitleg over autonomieondersteunend leraargedrag. 

• 2.5.2 Hoe ontwikkelt zelfregulatie zich?

  Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.5.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is het verschil tussen coregulatie en zelfregulatie (tussen kind/opvoeder)?

  Coregulatie betekent dat je afstemming met ouders nodig hebt in spannende, enge, nieuwe en andere dergelijke situaties. Een baby leert in zijn groei naar volwassenheid om steeds meer situaties alleen te 'handelen'/reguleren.
  (Ook volwassenen blijven behoefte houden aan coregulatie)

• Je kunt als ouder de zelfregulatievaardigheden stimuleren door een warme, responsieve relatie met het kind te hebben. Leg uit wat dit concreet inhoudt en hoe je op een juiste wijze kunt bouwen aan de relatie. (3x + 4x)

  • Oog hebben voor signalen van behoefteondersteuning;
    
  • Die signalen oppikken en beantwoorden;
  • Steun geven in stressvolle tijden;

  Goede relatie door:
  

  • Je woorden en daden;
  • Interesse tonen in de wereld van het kind;
  • Respect hebben voor de persoon als individu;
  • Hem onvoorwaardelijk te aanvaarden

  
  Daarnaast is het noodzakelijk om een omgeving te hebben waarin het kind zich veilig voelt, zodat zij er kunnen leren en exploreren op hun niveau van ontwikkeling, zonder dat hun welbevinden in het gedrang komt. Wees dus ook voorspelbaar en consistent = veilig

• Hoe kun je als leerkracht de zelfregulatievaardigheden bij de ll vergroten? 5x

  • door het voor te doen;
    
  • te instrueren;
  • gelegenheden geven om te oefenen;
  • stappen die ll maken complimenteren;
  • nodige ondersteuning bieden;

  
  Wanneer ll met een beperkt zelfsturend vermogen iets niet mogen of verplicht worden iets te doen, vertonen zij vaak externaliserend gedrag, zoals driftbuien en agressie.