De strijd om het algemeen kiesrecht
12 belangrijke vragen over De strijd om het algemeen kiesrecht
Noem drie argumenten die Multatuli aanhaalt om te pleiten vóór uitbreiding van het kiesrecht.
Leg uit dat ‘caoutchouc-artikel’ een passende benaming is voor artikel 80 van de Grondwet.
Licht met behulp van de cijfers in bron 22 toe dat onderstaande bewering juist is.
In de bron is te zien dat in Nederland de groei van het aantal mannen met kiesrecht heel gelijkmatig toenam: elke periode een beetje meer. In andere landen, zoals in Groot-Brittannië en vooral België, ging het percentage van het ene moment op het andere fors omhoog (in België zelfs van bijna niemand naar bijna iedereen).
Hoe goed klopt jouw antwoord?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Welke politieke beweging organiseerde dit volkspetitionnement?
Meer dan 300.000 mensen ondertekenden in 1911 het volkspetitionnement. Het aanbieden van de handtekeningen leidde tot een rel. De organisatie wilde dit op de derde dinsdag van september doen, en dan in Den Haag ‘roodedinsdagmanifestaties’ houden. De regering liet daarom de openingsrede van de Staten-Generaal niet door de koningin uitspreken. De minister-president weigerde het petitionnement in ontvangst te nemen. De portier van het ministerie van Binnenlandse Zaken nam uiteindelijk de dozen met de honderdduizenden handtekeningen aan.
Behoorde de tekenaar van de voor- of tegenstanders van het kiesrecht voor vrouwen?
Welke drie stromingen waren de belangrijkste in Nederland in de negentiende eeuw?
In paragraaf 2 zijn de drie belangrijkste politieke stromingen in Nederland in de negentiende eeuw behandeld.
Gebruik bron W13.
Geef voor elke stroming met één kernwoord aan wat bij deze politieke stroming het hoofddoel of centrale thema was.
- Liberalen; kernwoord = vrijheid.
- Sociaaldemocraten; kernwoord = gelijkheid.
- Christendemocraten / confessionelen; kernwoord = geloofsovertuiging (Bijbel).
Ben je het (op basis van het ingevulde schema) met onderstaande bewering eens?
In sommige historische overzichtswerken wordt beweerd dat de verkiezingen in 1918 een ‘politieke aardverschuiving’ tot gevolg hadden.
De bewering is onjuist als vooral gekeken wordt naar de aanhang van de christendemocraten / confessionelen: hun aanhang nam maar in beperkte mate toe. Ook de sociaaldemocraten boekten niet zo’n sterke toename als waarop gerekend was of die men verwachtte.
Is onderstaande bewering juist of onjuist? Wat is de belangrijkste verklaring voor deze ontwikkeling?
Anderen benadrukken dat de verkiezingen van 1918 juist tot een versnippering van het politieke landschap leidden.
Leg met behulp van bron W13 uit dat deze bewering juist is.
Een bewering: ‘Nederland was rond 1920 een sterk verzuilde maatschappij’.
Leg met behulp van bron W13 uit welk tegenargument tegenstanders terecht tegen evenredige vertegenwoordiging konden aanvoeren.
Je oefent: gebondenheid aan tijd en plaats
Niet iedereen was in 1917 een voorstander van de invoering van de evenredige vertegenwoordiging.
De evenredige vertegenwoordiging leidde tot een sterke versnippering van het politieke landschap. Maar liefst 10 nieuwe partijen kwamen in de Tweede Kamer, veelal met maar één zetel.
Hoe goed klopt jouw antwoord?
Leg uit waarom de liberalen bij de invoering van het algemeen kiesrecht óók invoering van de evenredige vertegenwoordiging wilden.
In 1917 waren de liberalen voorstanders van de afschaffing van het districtenstelsel.
Van wie zijn de uitspraken in bron W14 afkomstig?
Kies uit:
- Abraham Kuyper
- Herman Schaepman
- Ferdinand Domela Nieuwenhuis
- Pieter Jelles Troelstra
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden